ECLI:NL:GHDHA:2021:648

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
19 januari 2021
Publicatiedatum
12 april 2021
Zaaknummer
200.270.636/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep over onbetaalde facturen voor fiscaal advies en boekhouding

In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door [appellant 1] tegen een vonnis van de kantonrechter in de Rechtbank Rotterdam, waarin [geïntimeerde] werd veroordeeld tot betaling van onbetaalde facturen voor fiscaal advies en boekhouding. De procedure begon met een vordering van [geïntimeerde] die stelde dat [appellant 1] een bedrag van € 7.838,43 niet had betaald voor geleverde diensten. De kantonrechter oordeelde dat [geïntimeerde] haar vordering voldoende had onderbouwd en wees deze toe. In hoger beroep betwistte [appellant 1] de hoogte van de facturen en de kwaliteit van de geleverde diensten, maar het hof oordeelde dat de klachten van [appellant 1] niet voldoende onderbouwd waren. Het hof bevestigde dat [geïntimeerde] de werkzaamheden correct had gefactureerd en dat er geen reden was om de vordering te verlagen. Het hof bekrachtigde het vonnis van de kantonrechter en veroordeelde [appellant 1] in de kosten van de procedure in hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht
Zaaknummer: 200.270.636/01
Zaak-/rolnummer rechtbank: 7262151 / CV EXPL 18-6263
Arrest van 19 januari 2021
in de zaak van

1.[appellant 1] ,

wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: [appellant 1] ,
2. [naam] Beheer B.V.,
gevestigd te Klaaswaal, gemeente Hoeksche Waard,
hierna te noemen: [beheer] ,
3. [naam] Onroerende Zaken B.V.,
gevestigd te Klaaswaal, gemeente Hoeksche Waard,
4. Hultex Expeditiebedrijf B.V.,
gevestigd te Klaaswaal, gemeente Hoeksche Waard,
hierna te noemen: Hultex,
appellanten,
hierna gezamenlijk in mannelijk enkelvoud te noemen: [appellant 1]
advocaat: mr. J.F. van Duin te Ridderkerk,
tegen
de vennootschap onder firma
[naam] & [naam],
gevestigd te Oud-Beijerland, gemeente Hoeksche Waard,
geïntimeerde,
hierna te noemen: [geïntimeerde] ,
advocaat: mr. A. Schep te Oud-Beijerland, gemeente Hoeksche Waard.

1.De procedure in hoger beroep

1.1.
Het verloop van de procedure in hoger beroep blijkt uit:
  • het dossier van de procedure voor de kantonrechter in de Rechtbank Rotterdam, locatie Dordrecht, tussen [geïntimeerde] als eiseres en [appellant 1] als gedaagde, eindigend met het vonnis van die kantonrechter van 4 juli 2019 (hierna: het vonnis van de kantonrechter);
  • het exploot van dagvaarding in hoger beroep van [appellant 1] van 1 oktober 2019;
  • het tussenarrest van 21 januari 2020 waarbij het hof een mondelinge behandeling heeft bevolen;
  • het proces-verbaal van die mondelinge behandeling van 25 februari 2020;
  • de memorie van grieven van [appellant 1] van 7 april 2020, met producties 1 en 2 in hoger beroep; en
  • de memorie van antwoord van [geïntimeerde] van 19 mei 2020, met producties 1 t/m 4 in hoger beroep.

2.De feiten

2.1
Deze zaak gaat over facturen van [geïntimeerde] die [appellant 1] niet heeft betaald. Daarbij gaat het hof uit van de volgende feiten, waarover partijen, gelet op de grieven, in hoger beroep niet langer van mening verschillen.
2.2
[geïntimeerde] drijft een administratie- en belastingadvieskantoor. Op 7 juni 2016 heeft [appellant 1] aan [geïntimeerde] de opdracht gegeven voor [appellant 1] administratieve en fiscale werkzaamheden te verrichten. Daarvoor verzorgde het kantoor [kantoor 1] voor hem de administratie.
2.3
Tijdens de periode waarin zij voor [appellant 1] werkzaam was, heeft [geïntimeerde] voor [appellant 1] onder andere de financiële administratie, de loonadministratie, het samenstellen van de jaarrekening en de belastingaangiftes verzorgd, en daarnaast onder andere:
- het werken met het boekhoudingprogramma Exact (hierna: Exact) ingevoerd;
- geadviseerd over het terugbrengen van een schuld in rekening-courant van [appellant 1] aan [beheer] door middel van een dividenduitkering van € 2.000.000,- (hierna: de dividenduitkering) en de daarmee samenhangende aangifte dividendbelasting (hierna: aangifte dividendbelasting) gedaan;
- geadviseerd over de mogelijke verkoop van een of meer vennootschappen;
- een fiscale eenheid doorgevoerd en een geconsolideerde jaarrekening samengesteld; en
- geadviseerd over het aanpassen van het salaris, de managementfee en de huur in verband met een verlieslatend boekjaar.
2.4
Tijdens een gesprek van 8 februari 2018 tussen [appellant 1] en de heer [betrokkene] heeft [geïntimeerde] de overeenkomst van opdracht beëindigd.
2.5
[geïntimeerde] heeft haar facturen gericht aan Hultex. Deze heeft een aantal van die facturen betaald, maar de volgende niet (hierna: de niet betaalde facturen):
Nummer
Datum
Bedrag incl. BTW
Voor werkzaamheden in de maand
Postenspecificatie(zonder de daarbij vermelde deelbedragen)
17605
14 augustus 2017
€ 111,08
Juli 2017
- Exact online/ juni-juli, vlgs. bijlage
- Exact online/ ju[l]i-augustus, vlgs. Bijlage
17865
19 december 2017
€ 6.050,01
November 2017
- jaarrekening 2016
- financiële administratie 2016
- loonadministratie 2016
- fiscale aangiften 2016
- fiscale werkzaamheden
- telefoon/bespreking
- korting
17866
19 december 2017
€ 614,70
November 2017
- jaarrekening 2015, afronding
- aangifte vennootschapsbelasting 2015 (3x)
- aangifte inkomstenbelasting 2015
- suppletie aangifte omzetbelasting 2015
- telefoon/bespreking
- overige werkzaamheden
- korting
17867
19 december 2017
€ 495,50
November 2017
- Exact online, januari-december 2017
- af: reeds berekend
- [pensioenconsultant] Pensioenconsultants
18163
18 februari 2018
€ 567,14
Januari 2018
- Exact online, januari-maart
- loonadministratie
- fiscale aangiften
- fiscale werkzaamheden
- telefoon/bespreking
Totaal
€ 7.838,43

3.Het geding voor de kantonrechter

3.1
Voor zover in hoger beroep van belang heeft [geïntimeerde] bij de kantonrechter gevorderd dat deze [appellant 1] hoofdelijk zou veroordelen, uitvoerbaar bij voorraad, tot betaling van € 7.838,43, vermeerderd met rente, met veroordeling in de proceskosten. Zij heeft die vordering gebaseerd op nakoming van haar overeenkomst van opdracht met [appellant 1]
3.2
De kantonrechter heeft die vordering toegewezen. Daartoe overwoog hij, voor zover in hoger beroep van belang, als volgt:
- Partijen zijn het erover eens dat [geïntimeerde] haar werkzaamheden op basis van “uurtje factuurtje” zou factureren. Voor zover [geïntimeerde] aan [appellant 1] zou hebben voorgespiegeld dat zij die werkzaamheden goedkoper kon verrichten dan [kantoor 1] , heeft [appellant 1] onvoldoende onderbouwd dat [geïntimeerde] precies dezelfde werkzaamheden heeft verricht als [kantoor 1] en daarvoor meer in rekening heeft gebracht. [geïntimeerde] heeft namelijk naast de reguliere administratieve en fiscale werkzaamheden ook Exact ingevoerd, geadviseerd over de dividenduitkering, de aangifte dividendbelasting gedaan en geadviseerd over de verkoop van vennootschappen. [appellant 1] heeft gesteld dat de werkzaamheden van [geïntimeerde] werden verlicht door de invoering van Exact, maar heeft daarbij niet gespecificeerd en onderbouwd welke werkzaamheden [geïntimeerde] hierdoor ten onrechte in rekening heeft gebracht. Dat [geïntimeerde] in totaal meer in rekening heeft gebracht dan [appellant 1] voor ogen stond en diverse kortingen heeft gegeven, is geen aanwijzing dat zij teveel in rekening heeft gebracht. [geïntimeerde] zal namelijk uitgaan van een bepaalde winstmarge en het geven van kortingen is niet ongebruikelijk, vooral omdat [appellant 1] nog maar kort klant was bij [geïntimeerde] en ook [kantoor 1] er mogelijk nog naar streefden [appellant 1] terug te winnen als klant (r.o. 4.2).
- De urenspecificaties die [geïntimeerde] heeft overgelegd zijn niet te globaal. Zij vermelden welke werkzaamheden zijn verricht en door wie, en hoe lang de betrokken medewerker daarmee bezig is geweest. Zij vermelden weliswaar niet iedere exacte handeling of de inhoud van de gevoerde besprekingen, maar [appellant 1] heeft geen feiten of omstandigheden aangevoerd op grond waarvan geconcludeerd moet worden dat de vermelde werkzaamheden niet hebben plaatsgevonden (r.o. 4.3).
- Als het gaat om de werkzaamheden met betrekking tot: (i) het afronden van de jarrekening over 2015; (ii) de dividenduitkering; (iii) het creëren van een fiscale eenheid en (iv) het aanpassen van het salaris, de managementfee en de huur, heeft [appellant 1] in het licht van de specificaties niet voldoende onderbouwd dat [geïntimeerde] daarvoor te veel uren in rekening heeft gebracht (r.o. 4.4).
- Omdat partijen niet hebben gesteld dat zij een bepaald uurtarief hebben afgesproken geldt op grond van artikel 7:405 lid 2 BW dat [appellant 1] het op de gebruikelijke wijze berekende loon is verschuldigd. [geïntimeerde] heeft dat loon met haar specificaties en opgave van uurtarieven deugdelijk onderbouwd. Het uurtarief van medewerker De Weerd is in het voordeel van [appellant 1] aangepast, en [appellant 1] heeft niet toegelicht waarom [geïntimeerde] geen uurtarief van € 25,- in rekening mocht brengen voor een stagiaire. Daarbij is het aan [geïntimeerde] als opdrachtnemer om te bepalen wie bij haar wat doet (r.o. 4.5).
- [appellant 1] heeft na ontvangst van factuur 17867 niet bij [geïntimeerde] aan de bel getrokken over de kosten van [naam] Pensioenconsultants B.V. (hierna: [pensioenconsultant] ). Pas bij antwoordakte na comparitie heeft hij betwist deze kosten verschuldigd te zijn. Ook toen [appellant 1] zijn werkzaamheden door [kantoor 1] liet verrichten besteedde deze laatste de pensioenberekeningen uit aan [pensioenconsultant] . Met de stelling dat [appellant 1] al enige tijd met pensioen is, heeft [appellant 1] zijn betwisting onvoldoende onderbouwd (r.o. 4.7).
- [appellant 1] heeft geklaagd over de werkzaamheden van [geïntimeerde] met betrekking tot de dividenduitkering en de aangifte dividendbelasting, maar heeft hier geen juridische consequenties aan verbonden, geen vordering in reconventie ingesteld en geen beroep gedaan op verrekening van schade. Ten overvloede geldt dat [appellant 1] onvoldoende heeft onderbouwd waarom [geïntimeerde] op dat punt onjuist heeft geadviseerd. Ook is niet juist dat [geïntimeerde] de aangifte dividendbelasting zonder toestemming heeft gedaan (r.o. 4.11 en 4.12).
- [geïntimeerde] heeft de door haar gevorderde bedragen daarom voldoende onderbouwd. [appellant 1] heeft onvoldoende onderbouwd dat [geïntimeerde] aan [appellant 1] te veel werkzaamheden in rekening heeft gebracht of anderszins bovenmatig heeft gedeclareerd, waardoor er geen aanleiding is de redelijke kosten van die werkzaamheden te schatten (r.o. 4.13).

4.De vorderingen in hoger beroep

4.1
In hoger beroep vordert [appellant 1] dat het hof het vonnis van de kantonrechter zal vernietigen en de vorderingen van [geïntimeerde] zal afwijzen, met veroordeling van [geïntimeerde] in de proceskosten van beide instanties.
4.2
[geïntimeerde] concludeert dat het hof bij arrest uitvoerbaar bij voorraad het vonnis van de kantonrechter zal bekrachtigen.

5.De beoordeling van het hoger beroep

5.1
Met zijn
Grieven 1 tot en met 4, die zich voor gezamenlijke behandeling lenen, klaagt [appellant 1] over het oordeel van de kantonrechter met betrekking tot: (i) zijn klachten over bepaalde werkzaamheden van [geïntimeerde] ; (ii) de vergelijking met de kosten van [kantoor 1] ; en (iii) de mate van gedetailleerdheid van de facturen van [geïntimeerde] .
De klachten van [appellant 1] over bepaalde werkzaamheden van [geïntimeerde]
5.2
Mede onder verwijzing naar een verklaring van zijn nieuwe externe boekhouder klaagt [appellant 1] dat [geïntimeerde] een aantal van de hiervoor onder 2.3 beschreven werkzaamheden zonder toestemming en/of op ondeskundige wijze heeft verricht.
5.3
Deze klachten falen.
- Wat de toestemming voor die werkzaamheden betreft staat tussen partijen vast dat [appellant 1] op 7 juni 2016 aan [geïntimeerde] de opdracht heeft gegeven om voor hem boekhoudkundige en belastingadvieswerkzaamheden te verrichten. [appellant 1] heeft geen grief gericht tegen het oordeel in rechtsoverweging 4.12 van het vonnis van de kantonrechter dat niet juist is dat [geïntimeerde] de aangifte dividendbelasting zonder toestemming van [appellant 1] heeft gedaan. [appellant 1] voert ook zelf aan dat de vraag of hij die toestemming heeft gegeven niet direct van belang is voor deze procedure. [1] Wat de overige werkzaamheden betreft heeft [appellant 1] onvoldoende toegelicht waarom daarvoor na de opdracht van 7 juni 2016 een afzonderlijke toestemming was vereist.
- Wat de kwaliteit van die werkzaamheden betreft geldt dat [appellant 1] de overeenkomst van opdracht niet heeft ontbonden, geen vordering in reconventie tot betaling van schadevergoeding na wanprestatie heeft ingesteld, en met betrekking tot een dergelijke schade ook geen beroep heeft gedaan op verrekening. Nu de contractuele verhouding met [geïntimeerde] is beëindigd, kan hij onder voormelde omstandigheden geen beroep doen op opschorting. Bij die stand van zaken kunnen zijn klachten over de kwaliteit van de werkzaamheden van [geïntimeerde] niet leiden tot afwijzing van de vordering van deze laatste tot nakoming.
- Daar komt bij dat [geïntimeerde] aanvoert dat zij de werkzaamheden waarover [appellant 1] klaagt (deels) al eerder in rekening heeft gebracht en dat [appellant 1] die eerdere facturen zonder enig voorbehoud heeft betaald. [appellant 1] heeft dat niet betwist. Zonder toelichting is dan niet duidelijk waarom zijn klachten over die reeds betaalde werkzaamheden zouden moeten leiden tot vermindering van de niet betaalde facturen waarover het in deze procedure gaat. Die facturen hebben namelijk betrekking op andere, latere werkzaamheden. Die toelichting heeft [appellant 1] echter niet gegeven.
Werkzaamheden te tijdrovend of zonder noodzaak verricht; de vergelijking met de kosten van [kantoor 1]
5.4
[appellant 1] betwist niet dat [geïntimeerde] ook andere werkzaamheden heeft verricht dan [kantoor 1] , maar hij betwist wel de noodzaak daarvan en de omvang van de daarvoor in rekening gebrachte kosten. Volgens hem had de invoering van Exact moeten leiden tot lagere boekhoudkosten en heeft [geïntimeerde] slechts in zeer beperkte mate geadviseerd over de verkoop van vennootschappen. Daarnaast heeft [geïntimeerde] , omgerekend naar totaalkosten per maand, veel meer in rekening gebracht dan [kantoor 1] . Ten slotte heeft [geïntimeerde] , als het gaat om de door haar verleende kortingen, niets gezegd over een winstmarge, en betekent het feit dat [geïntimeerde] na korting een bedrag van slechts € 5.000,- exclusief BTW in rekening heeft gebracht, dat zij de betrokken werkzaamheden daadwerkelijk voor dat bedrag had kunnen verrichten.
5.5
Deze klachten falen.
- Voor zover [appellant 1] betoogt dat [geïntimeerde] niet meer dan [kantoor 1] had mogen declareren, faalt dat betoog al omdat hij niet heeft gesteld dat hij met [geïntimeerde] is overeengekomen dat deze laatste niet duurder zou zijn dan [kantoor 1] en omdat hij niet betwist dat Klijsmit naast de door [kantoor 1] verrichtte werkzaamheden ook andere werkzaamheden heeft verricht.
- Voor zover [appellant 1] daarnaast klaagt dat de invoering van Exact had moeten leiden tot lagere boekhoudkosten, gaat het hof daaraan voorbij omdat [geïntimeerde] onderbouwd heeft aangegeven waarom een deel van de gedeclareerde kosten met invoering waren gemoeid en [appellant 1] dat niet gemotiveerd heeft betwist. Ook heeft [geïntimeerde] betwist dat Exact voor haar kostenbesparend heeft gewerkt.
- Wat [appellant 1] ten slotte betoogt over de door [geïntimeerde] verleende kortingen kan evenmin leiden tot een verlaging van de niet betaalde facturen: zoals de kantonrechter terecht heeft geoordeeld, is het in het zakelijk verkeer gebruikelijk om kortingen te geven. Daarnaast zegt het geven van kortingen, anders dan [appellant 1] betoogt, niets over de juistheid van de tarieven of de geschreven uren vóór korting.
- Ten slotte heeft [appellant 1] , gelet op de door [geïntimeerde] verstrekte specificaties, onvoldoende toegelicht dat en waarom bepaalde werkzaamheden zonder noodzaak of op te tijdrovende wijze zijn verricht.
De mate van gedetailleerdheid van de overgelegde specificaties
5.6
Volgens [appellant 1] gaat het bij de mate van specificatie van de facturen van [geïntimeerde] niet om de vraag of [geïntimeerde] de betrokken werkzaamheden wel of niet heeft verricht, maar om de vraag of zij die werkzaamheden voldoende inzichtelijk heeft gemaakt. Dat laatste is alleen mogelijk als de specificaties exact iedere handeling en de inhoud van iedere bespreking vermelden, hetgeen hier niet het geval is. Daardoor heeft hij nog maar één mogelijkheid om erachter te komen of de niet betaalde facturen een juiste afspiegeling vormen van de betrokken werkzaamheden, namelijk de vergelijking met de wijze van factureren van [kantoor 1] en de huidige externe boekhouder, aldus nog steeds [appellant 1]
5.7
Ook deze klachten falen. Op haar facturen heeft [geïntimeerde] haar werkzaamheden al per maand gesplitst in posten, onder opgaaf van een totaalbedrag exclusief BTW per post. Voor de werkzaamheden verricht in november 2017 heeft zij deze rapportage nog verfijnd door voor drie afzonderlijke onderwerpen drie afzonderlijke facturen op te maken, namelijk:
- factuur 17865 voor de werkzaamheden met betrekking tot het boekjaar 2016;
- factuur 17866 voor de laatste werkzaamheden met betrekking tot het boekjaar 2015; en
- factuur 17867 voor de doorbelasting van de kosten van Exact en [pensioenconsultant] .
Met de in eerste aanleg in het geding gebrachte nadere specificaties heeft [geïntimeerde] vervolgens precies per verrichting gespecificeerd wie wat wanneer gedaan heeft en tegen welk uurtarief. [appellant 1] licht niet toe waarom hij een nóg meer gedetailleerde specificatie nodig heeft om te controleren of de facturen een juiste afspiegeling vormen van de betrokken werkzaamheden.
De factuur van [pensioenconsultant]
5.8
Met zijn
Grief 5klaagt [appellant 1] over het oordeel van de kantonrechter over de post in factuur 17867 waarmee [geïntimeerde] hem de kosten voor de werkzaamheden van [pensioenconsultant] ten bedrage van € 180,- heeft doorbelast. Hij voert aan dat [appellant 1] zelf allang de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt en dat Hultex geen pensioen inhoudt op het salaris van haar werknemers, en dat hij nooit een kopie heeft ontvangen van de betrokken factuur van [pensioenconsultant] .
5.9
Ook deze grief faalt. [geïntimeerde] heeft de factuur van [pensioenconsultant] in het geding gebracht als onderdeel van productie 18 na comparitie in eerste aanleg. [geïntimeerde] heeft ook toegelicht dat de werkzaamheden van [pensioenconsultant] nodig waren om de actuariële waarde te berekenen van de pensioenvoorziening die elk jaar op de balans van, naar het hof aanneemt, [beheer] moet worden opgenomen.
Slotsom
5.1
Het hof gaat voorbij aan het bewijsaanbod van [appellant 1] , omdat deze daarvoor in hoger beroep alleen verwijst naar zijn bewijsaanbod onder punt 23 van zijn conclusie van antwoord in eerste aanleg. In dat eerdere bewijsaanbod heeft hij niet vermeld welke specifieke feiten of omstandigheden hij aanbiedt te bewijzen, die tot toewijzing van zijn vorderingen kunnen leiden.
5.11
De slotsom van het voorgaande is dat de grieven falen en dat het hof het vonnis van de kantonrechter zal bekrachtigen. Bij deze uitkomst hoort dat het hof [appellant 1] zal veroordelen in de kosten van dit hoger beroep, uitvoerbaar bij voorraad zoals [geïntimeerde] heeft geconcludeerd.

6.De beslissing

Het hof:
- bekrachtigt het tussen partijen gewezen vonnis van de kantonrechter in de Rechtbank Rotterdam, locatie Dordrecht, van 4 juli 2019;
  • veroordeelt [appellant 1] in de kosten van de procedure in hoger beroep, tot op vandaag aan de zijde van [geïntimeerde] vastgesteld op € 741,- aan griffierechten en € 1.518,- aan salaris advocaat;
  • verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. H.M.H. Speyart van Woerden, A.D. Kiers-Becking en R.M. Hermans, en door rolraadsheer mr. J.E.H.M. Pinckaers uitgesproken ter openbare terechtzitting van 19 januari 2021, in aanwezigheid van de griffier.

Voetnoten

1.Punt 9 van de memorie van grieven.