ECLI:NL:GHDHA:2021:598
Gerechtshof Den Haag
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid in hoger beroep inzake internationale kinderontvoering
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 31 maart 2021 uitspraak gedaan in een hoger beroep betreffende internationale kinderontvoering. De moeder, verzoekster in hoger beroep, had op 2 maart 2021 hoger beroep ingesteld tegen een beschikking van de rechtbank Den Haag van 15 februari 2021. Het hof constateerde echter dat het beroepschrift één dag te laat was ingediend, zonder dat er sprake was van een apparaatsfout of andere omstandigheden die een te late indiening zouden rechtvaardigen. De advocaat van de moeder erkende de te late indiening, maar stelde dat het beroepschrift op de laatste dag van de beroepstermijn naar de advocaat van de vader was gestuurd. Het hof oordeelde dat de strikte regels omtrent rechtsmiddeltermijnen in deze zaak van toepassing waren en dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een uitzondering op deze regels rechtvaardigden.
Het hof verklaarde de moeder niet-ontvankelijk in haar hoger beroep en oordeelde dat zij verantwoordelijk was voor de proceskosten aan de zijde van de vader, die op € 1.114,- werden vastgesteld. De beslissing van het hof benadrukt het belang van het strikt naleven van termijnen in rechtsprocedures, vooral in zaken van internationale kinderontvoering, waar tijdige indiening cruciaal is voor de rechtspleging. De beschikking is uitgesproken in het openbaar, met de betrokken rechters en griffier aanwezig.