ECLI:NL:GHDHA:2021:590
Gerechtshof Den Haag
- Wraking
- Th.W.H.E. Schmitz
- W.M.G. Visser
- J.W. Frieling
- Rechtspraak.nl
Beslissing over wrakingsverzoek in civiele procedure
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 15 februari 2021 een beslissing genomen over een wrakingsverzoek van [verzoeker] in een civiele procedure. Het wrakingsverzoek was ingediend naar aanleiding van een pleidooizitting op 22 december 2020, waarbij [verzoeker] een voorwaardelijk verzoek tot wraking had gedaan van de rechters mrs. C.J. Verduyn, J.M.T. van der Hoeven-Oud en J. van der Kluit. Het verzoek werd verder onderbouwd met een schriftelijk verzoek dat op 21 januari 2021 door de wrakingskamer werd ontvangen. De wrakingskamer heeft de e-mail van [verzoeker] van 11 februari 2021 als een nieuw wrakingsverzoek beschouwd, maar oordeelde dat dit verzoek evident misbruik van recht opleverde, omdat het volgde op eerdere wrakingsverzoeken en geen objectieve gronden voor vooringenomenheid aanvoerde.
De wrakingskamer heeft vastgesteld dat het voorwaardelijke wrakingsverzoek van 22 december 2020 nog niet bij hen aanhangig was, omdat de gestelde voorwaarde niet was vervuld. Het verzoek van 21 januari 2021 werd niet-ontvankelijk verklaard, omdat het niet was ondertekend door een advocaat, wat vereist was in deze procedure met verplichte procesvertegenwoordiging. De wrakingskamer heeft geen reden gezien om het verzoek verder mondeling te behandelen en heeft de beslissing schriftelijk vastgelegd. De beslissing is aan de betrokken partijen en de rechters van wie wraking is verzocht, toegezonden.