ECLI:NL:GHDHA:2021:5
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Verrekenbaarheid van Uruguayaanse bronbelasting op royalty's in het kader van het Besluit voorkoming dubbele belasting
In deze zaak gaat het om de vraag of de door een in Nederland gevestigde BV ingehouden Uruguayaanse bronbelasting op royalty's verrekenbaar is op grond van artikel 36 van het Besluit voorkoming dubbele belasting 2001 (Bvdb 2001). De belanghebbende, een BV, verhuurde in 2015 kranen en trailers aan haar 100%-dochtervennootschap in Uruguay en verleende technische ondersteunende diensten. De Uruguayaanse dochtervennootschap hield 12% bronbelasting in op de aan de BV betaalde royalty's. De belanghebbende stelt dat Uruguay in 2015 als ontwikkelingsland moet worden aangemerkt, zodat de bronbelasting verrekenbaar zou zijn. Het Hof oordeelt dat Uruguay in dat jaar niet op de lijst van ontwikkelingslanden staat en dat artikel 6 Bvdb 2001 niet in strijd is met de Algemene wet bestuursrecht (Awb) of andere rechtsbeginselen. Het Hof concludeert dat de vrijheid van kapitaalverkeer niet van toepassing is op deze situatie, omdat de kapitaalbeweging ondergeschikt is aan de dienstverlening. De belanghebbende kan zich niet beroepen op de vrijheid van kapitaalverkeer, en Nederland maakt geen inbreuk op deze vrijheid. Het hoger beroep van de belanghebbende wordt ongegrond verklaard.