Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
arrest van 30 maart 2021
[appellante],
Het geding
- het procesdossier uit de eerste aanleg, waartoe behoort het vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Den Haag van 15 oktober 2020;
- de appeldagvaarding van [appellante] van 11 november 2020, waarin drie grieven tegen het vonnis zijn opgenomen, met producties;
- de memorie van antwoord van de Staat met producties;
- de producties 37-50 zijdens [appellante];
- de producties 9-12 zijdens de Staat.
Waarover gaat deze zaak?
Beoordeling van het hoger beroep
primairde Staat te veroordelen om [appellante] zo snel mogelijk, uiterlijk binnen twee weken na betekening van dit arrest, terug te geleiden naar het grondgebied van het Koninkrijk der Nederlanden door:
- de terugkeer te faciliteren door vertegenwoordigers van de Staat naar Noord-Syrië te sturen of een plek waarnaar de Koerden bereid zijn [appellante] te vervoeren, en vandaar direct vervoer naar Nederland te organiseren en/of
- de terugkeer te faciliteren door vertegenwoordigers van de Staat naar Noord-Syrië of een plek waarnaar de Koerden bereid zijn [appellante] te vervoeren, te sturen en vandaar direct vervoer naar Erbil te organiseren na afspraken te hebben gemaakt met Irak over de doorvoer van eiseres, zonder dat zij aan vervolging wordt blootgesteld en/of
- gebruik te maken van aangeboden assistentie van andere landen, zoals de Verenigde Staten, en/of van de faciliterende rol die het Rode Kruis biedt en/of gebruik te maken van de hulp van EU-lidstaten die in contact staan met de Koerden voor hulp en bemiddeling bij de repatriëring van [appellante];
subsidiairde Staat te verplichten voor het onder (i) genoemde alle inspanningen te verrichten en alle mogelijke voorbereidingen te treffen, waaronder in ieder geval moet worden begrepen:
- het contacteren van de Koerdische autoriteiten teneinde duidelijkheid te krijgen over de voorwaarden van repatriëring;
- het contacteren van de Amerikanen teneinde duidelijkheid te krijgen over het aanbod en de uitvoering daarvan;
- het contacteren van het Rode Kruis teneinde duidelijkheid te krijgen over de wijze waarop repatriëring kan worden gefaciliteerd;
Grief Iheeft betrekking op de veiligheidssituatie in Noord-Syrië.
Grief IIheeft betrekking op de diplomatieke belangen van de Staat en
grief IIIop de staatsveiligheid en de algehele belangenafweging.
- de nationale veiligheid, die in gevaar zou komen wanneer de uitgereisde vrouwen naar Nederland terugkeren;
- internationale betrekkingen die door de gevorderde contacten met statelijke en niet-statelijke entiteiten in een door de Staat ongewenste zin beïnvloed worden;
- veiligheidsrisico’s die Nederlandse ambtenaren en andere partijen of actoren lopen als zij zich in Noord-Syrië begeven.
Beslissing
- bekrachtigt het tussen partijen gewezen vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Den Haag van 15 oktober 2020;
- veroordeelt [appellante] in de kosten van het geding in hoger beroep, aan de zijde van de Staat tot op heden begroot op € 760,- aan verschotten en € 3.342,- aan salaris advocaat en bepaalt dat deze bedragen binnen veertien dagen na de dag van deze uitspraak moeten zijn voldaan, bij gebreke waarvan de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW verschuldigd is vanaf het einde van voormelde termijn tot aan de dag der algehele voldoening;
- verklaart dit arrest ten aanzien van de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.