"
Geschil3. In geschil is de hoogte van de proceskostenvergoeding in de bezwaarfase. Specifiek in geschil is het aantal punten dat de heffingsambtenaar heeft toegekend.
4. Eiser stelt dat door verweerder onterecht geen punt is toegekend voor het bijwonen van de hoorzitting.
5. Verweerder stelt dat het verzoek om de proceskostenvergoeding voor de hoorzitting in strijd is met de redelijkheidstoets, aangezien het horen overbodig was en niet is gebruikt voor het doel waarvoor de wetgever het bestemd heeft. Volgens verweerder heeft de gemachtigde voorafgaand aan de hoorzitting het betalingsbewijs voor het parkeren achtergehouden. Als de gemachtigde dit betalingsbewijs eerder had overlegd, was het bezwaar direct gegrond verklaard. Verweerder stelt dat de gemachtigde uitsluitend om de hoorzitting heeft verzocht in verband met de bijbehorende kostenvergoeding.
Beoordeling van het geschil
6. De stelling van eiser dat voor het bepalen van de kosten voor de in bezwaar verleende rechtsbijstand niet alleen 1 punt moet worden toegekend voor het indienen van het bezwaarschrift, maar ook 1 punt moet worden toegekend voor het deelnemen aan de hoorzitting, slaagt. Vast staat dat de gemachtigde van eiser heeft deelgenomen aan de hoorzitting. Het toekennen van een punt voor het deelnemen aan de hoorzitting vloeit voort uit artikel 7:15, tweede en vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht gelezen in samenhang met artikel 1, onderdeel a, van het Besluit proceskosten bestuursrecht (hierna: het Besluit), artikel 2, eerste lid, onderdeel a, van het Besluit, en lijst A5, punt 2, van de bijlage bij het Besluit.
7. De stelling van verweerder dat geen punt dient te worden toegekend voor het deelnemen aan de hoorzitting, aangezien de hoorzitting overbodig was en de kosten hiervoor redelijkerwijs niet gemaakt hadden hoeven te worden, volgt de rechtbank niet. Bij de hoorzitting heeft de gemachtigde gesteld dat wel betaald is voor het parkeren en dat dit betalingsbewijs zichtbaar is op de foto gemaakt door de scanauto. Op dat moment was de naheffingsaanslag parkeerbelasting in geschil en verweerder heeft, na ontvangst van het betalingsbewijs per mail, de naheffingsaanslag vernietigd. Naar het oordeel van de rechtbank is er dan ook geen reden om geen punt voor de hoorzitting toe te kennen, ook niet op grond van artikel 2, derde lid, van het Besluit. Tegen de door verweerder gehanteerde wegingsfactor heeft eiser geen bezwaren ingebracht, aan eiser had daarom in bezwaar een proceskosten vergoeding van € 127 moeten worden toegekend.
8. Gelet op wat hiervoor is overwogen dient het beroep gegrond te worden verklaard. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit voor zover de proceskostenvergoeding is bepaald op € 63,50. De rechtbank stelt de proceskostenvergoeding in bezwaar vast op € 127 en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde gedeelte van het bestreden besluit.
Proceskosten
9. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 262,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 525 en een wegingsfactor 0,5). De rechtbank is van oordeel dat deze zaak van licht gewicht is omdat in beroep alleen de hoogte van de proceskostenvergoeding in bezwaar is aangevochten."