ECLI:NL:GHDHA:2021:39

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
26 januari 2021
Publicatiedatum
15 januari 2021
Zaaknummer
200.278.978/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake onverschuldigde betaling en eigendom autowasinstallatie

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van Stichting Onderlinge Studentensteun, handelend onder de naam Kriterion, tegen WashTec Benelux B.V. Kriterion heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld tegen WashTec, waarbij zij onverschuldigde betalingen van financierings- en rentekosten van een autowasinstallatie vorderde. De kantonrechter heeft de vordering afgewezen, wat Kriterion heeft doen besluiten in hoger beroep te gaan. Kriterion stelt dat zij, na het bereiken van een bepaald aantal wassingen, geen verdere financieringskosten meer verschuldigd was en dat WashTec haar niet heeft geïnformeerd over de mogelijkheid om de autowasinstallatie te kopen tegen een prijs van € 0. Het hof oordeelt dat Kriterion onterecht financieringskosten heeft betaald na het bereiken van het aantal wassingen en dat deze bedragen onverschuldigd zijn betaald. Het hof vernietigt het eerdere vonnis en kent Kriterion een bedrag van € 67.201,69 toe, vermeerderd met wettelijke rente. Tevens wordt WashTec veroordeeld in de proceskosten van beide instanties.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht
Zaaknummer : 200.278.978/01
Zaaknummer rechtbank : 7880727 RL EXPL 19-15142
arrest van 26 januari 2021
inzake
Stichting Onderlinge Studentensteun,handelend onder de naam
Benzine- & Servicestation Kriterion,
gevestigd te Amsterdam,
appellante,
hierna te noemen: Kriterion,
advocaat: mr. H.P.M. van Woensel te Amsterdam,
tegen
WashTec Benelux B.V.,
gevestigd te Zoetermeer,
geïntimeerde,
hierna te noemen: WashTec,
advocaat: mr. J. van de Graaf te Alphen aan den Rijn.

1.Het geding

1.1.
Bij exploot van 20 mei 2020 is Kriterion, onder aanvoering van vier grieven en met overlegging van producties 1-6, in hoger beroep gekomen van het tussen partijen gewezen vonnis van 20 februari 2020 van de kantonrechter in de rechtbank Den Haag (hierna: het bestreden vonnis). Het verdere verloop van de procedure in het hoger beroep blijkt uit:
- de bij brief van 11 september 2020 door Kriterion toegezonden productie 7;
- de memorie van antwoord, met productie 9;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 16 september 2020;
- de pleitaantekeningen van Kriterion;
- de door Kriterion op de mondelinge behandeling overgelegde vier facturen van WashTec;
- de brieven van Kriterion en WashTec van 6 oktober 2020 naar aanleiding van het proces-verbaal van de mondelinge behandeling, welke brieven aan het proces-verbaal zijn gehecht.
1.2.
Na afsluiting van de mondelinge behandeling hebben partijen het hof gevraagd arrest te wijzen.

2.Beoordeling van het hoger beroep

feiten
2.1.
De door de kantonrechter in het bestreden vonnis onder 2. vastgestelde feiten zijn niet in geschil. Ook het hof zal van deze feiten uitgaan. Voor zover van belang gaat het om het volgende.
2.2.
Kriterion en WashTec hebben op of omstreeks 23 april 2010 een overeenkomst
gesloten, bestaande uit een mantelovereenkomst en een locatieovereenkomst, met betrekking tot de plaatsing en het onderhoud van een autowasinstallatie door WashTec bij het benzinestation van Kriterion.
2.3.
De mantelovereenkomst bepaalt voor zover van belang het volgende:

§ 5 Vergoeding WashTec
1. WashTec ontvangt een financieringskostenbedrag per wassing, gebaseerd op de investering in de autowasinstallatie die in de locatieovereenkomst gedefinieerd is. Het in de wasprijs verdisconteerde rentebedrag wordt jaarlijks door beide partijen besproken en naar werkelijkheid herberekend.
2. Bovendien ontvangt WashTec voor het volledige onderhoud van de autowasinstallatie een bedrag dat in het bedrag per wassing wordt opgenomen.
3. Voor de levering van wasproducten ontvangt WashTec tevens een bedrag per wassing dat in de prijs per wassing is opgenomen.
[…]
§ 6 Looptijd van deze mantelovereenkomst
[…] 3. […]
C.
Tussentijdse beëindiging:
Kriterion heeft het recht de geïnstalleerde machine als omschreven in de locatieovereenkomst gedurende de looptijd van de mantelovereenkomst op elk moment te kopen. Het te betalen bedrag wordt als volgt berekend: Netto aanschafprijs -/- reeds betaalde wassingen (exclusief het bedrag per wassing voor onderhoud en chemie en rente, derhalve zijnde € 3,10 -/- onderhoudsprijs € 0,45 -/- chemiekosten € 0,45 -/- € 0,28 = € 1,92 netto bedrag per geleverde wassing te crediteren)”
2.4.
De locatieovereenkomst bepaalt voor zover van belang het volgende:
“Looptijd overeenkomst: 7 jaar
Prijs per wassing incl. all-in onderhoud,
leveringen chemie en rente
als omschreven: € 3,10 excl. BTW [...]
Netto aanschafprijs van de machine: € 113.000,- excl. BTW
Onderhoudskosten welke in het bedrag
per wassing zijn opgenomen € 0,45 excl. BTW
Chemiekosten welke in het bedrag
per wassing zijn opgenomen € 0,45 excl. BTW
Rentekosten welke in het bedrag
per wassing zijn opgenomen […] € 0,28 excl. BTW”
2.5.
Op 6 juni 2017 waren er 88.749 wassingen met de autowasinstallatie verricht. Kriterion heeft daarvoor een totaalbedrag van € 275.121,90 betaald aan WashTec.
vordering en vonnis in eerste aanleg; vordering in het hoger beroep
2.6.
In eerste aanleg heeft Kriterion gevorderd WashTec te veroordelen tot betaling van € 82.155,53, vermeerderd met wettelijke rente, volgens de navolgende specificatie:
financierings- en rentekosten
€ 65.769,00
waarde autowasinstallatie
€ 10.000,00
buitengerechtelijke kosten
€ 1.532,69
wettelijke rente 01-01-2015 – 19-06-2019
€ 4.853,84
Totaal
€ 82.155,53
2.7.
Aan deze vordering legde Kriterion – samengevat – onder meer de volgende stellingen ten grondslag:
  • Eind 2014, ongeveer halverwege de looptijd van de overeenkomst, waren met de autowasinstallatie 58.854 wassingen verricht. Volgens artikel 6 lid 3 sub C van de mantelovereenkomst (hiervoor, 2.3) kon Kriterion de installatie op dat moment voor
  • De optie van artikel 6 lid 3 sub C van de mantelovereenkomst kwalificeerde op dat moment als een zogenaamde urgerende koopoptie (economisch dwingende optie; Kriterion zou “gek” zijn deze niet uit te oefenen). De overeenkomst tussen partijen strekte er daarmee toe dat bij het bereiken van het genoemde aantal wassingen, Kriterion de eigendom van de machine zou verkrijgen, of althans geen verdere financieringskosten en rente meer verschuldigd was.
  • Kriterion was zich op dat moment niet van de optie bewust, en heeft hierop toen geen beroep gedaan. Dit staat er echter niet aan in de weg dat zij toen toch eigendom verkreeg, of althans geen verdere financieringskosten en rente meer verschuldigd was. Artikel 7A:1576h lid 2 BW (oud) (toepasselijk op grond van artikel 200 Overgangswet NBW) bepaalt kort gezegd dat een overeenkomst die dezelfde strekking heeft als huurkoop, als huurkoop wordt aangemerkt. Omdat de overeenkomst strekte tot eigendomsverkrijging door Kriterion bij genoemd aantal wassingen, verkreeg Kriterion bij het bereiken van dat aantal wassingen ook – op grond van de genoemde strekkingsbepaling – daadwerkelijk eigendom, of was zij althans geen verdere financieringskosten en rente meer verschuldigd.
  • WashTec heeft Kriterion eind 2014 niet ingelicht omtrent het aantal wassingen in relatie tot artikel 6 lid 3 sub C van de mantelovereenkomst, maar is daarentegen € 3,10 per wassing in rekening blijven brengen, en Kriterion heeft dit steeds betaald. De overeenkomst bood gelet op het voorgaande echter slechts nog grondslag voor facturering van onderhoud en chemie: € 0,45 + € 0,45 = € 0,90 per wassing. Per wassing heeft Kriterion na eind 2014 aldus € 2,20 (€ 1,92 financieringskosten + € 0,28 rente) onverschuldigd betaald.
  • Kriterion heeft aanspraak op restitutie hiervan. Totaal gaat het om 88.749 (hiervoor, 2.5) -/- 58.854 = 29.895 wassingen x € 2,20 per wassing = € 65.769. Bovendien dient WashTec Kriterion schadeloos te stellen voor haar verzuim om haar in te lichten omtrent de onverschuldigdheid van de gevraagde betalingen.
  • Medio 2017, toen de overeenkomst tussen partijen afliep, heeft WashTec zich de wasstraat toegeëigend, terwijl zij daartoe gelet op de eigendom van Kriterion helemaal niet gerechtigd was. De wasstraat had toen een waarde van ten minste € 10.000. Voor deze schade is WashTec tegenover Kriterion aansprakelijk.
  • Kriterion heeft aanspraak op buitengerechtelijke kosten ten bedrage van € 1.532,69.
2.8.
De kantonrechter heeft de vordering afgewezen, met veroordeling van Kriterion in de kosten.
2.9.
In het hoger beroep vordert Kriterion vernietiging van het bestreden vonnis, alsnog toewijzing van haar vordering tot een bedrag van in hoofdsom € 79.321,69 (de schade in verband met het gestelde wegnemen van de autowasinstallatie door WashTec medio 2017 heeft Kriterion herbegroot op € 12.000), vermeerderd met rente, kosten en restitutie van wat zij ter uitvoering van het bestreden vonnis aan WashTec heeft voldaan, alles – voor zover hier van belang – onder handhaving van de door haar in eerste aanleg aangevoerde gronden.
beoordeling van de vordering in het hoger beroep
2.10.
In de kern beklaagt Kriterion zich er in haar grieven 1 t/m 3 over dat de kantonrechter de mantelovereenkomst verkeerd heeft uitgelegd door te oordelen dat de financierings- en rentekosten per wassing verschuldigd zouden blijven nadat en ondanks dat Kriterion de investering van de autowasinstallatie geheel heeft voldaan.
Kriterion stelt dat blijkens de overeenkomst – mede gelet op de bedoelingen van partijen bij het sluiten van de overeenkomst en de (juridische) kwalificatie van de overeenkomst als huurkoop – de financierings- en rentekosten per wassing niet meer verschuldigd waren nadat en doordat Kriterion de investering van de autowasinstallatie geheel had afbetaald.
2.11.
Ter onderbouwing van haar stelling verwijst Kriterion in het bijzonder naar artikel 6 lid 3 sub C van de mantelovereenkomst, dat er in haar visie toe strekt dat indien en zodra het aantal van 58.854 wassingen mocht worden bereikt, waarbij de uitoefenprijs van de koopoptie dus € 0 zou zijn, Kriterion geen verdere bedragen meer verschuldigd zou worden dan voor onderhoud en schoonmaakmiddelen.
2.12.
Aan WashTec moet worden toegegeven dat volgens de letterlijke bepalingen van de overeenkomst € 3,10 per wassing moest worden betaald gedurende de gehele looptijd, behoudens nadere afspraken, en dat verder alleen daadwerkelijke uitoefening van de optie van artikel 6 lid 3 sub C van de mantelovereenkomst hieraan een einde kon maken. Vaststaat dat Kriterion geen beroep heeft gedaan op deze optie.
2.13.
Het hof volgt Kriterion echter in haar stelling dat zij op grond van de overeenkomst geen verdere vergoedingen meer verschuldigd is geworden dan voor onderhoud en wasmiddelen (totaal € 0,90 per wassing) nadat de uitoefenprijs van de optie ingevolge artikel 6 lid 3 sub C van de mantelovereenkomst € 0 was geworden. Redengevend hiervoor is het volgende.
2.14.
Het hof stelt voorop dat ook indien bij de uitleg van een overeenkomst groot gewicht toekomt aan de taalkundige betekenis van de gekozen bewoordingen de overige omstandigheden van het geval kunnen meebrengen dat een andere (dan de taalkundige) betekenis aan de bepalingen van de overeenkomst moet worden gehecht. Beslissend blijft immers de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan deze bepalingen mochten toekennen en hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten (HR 5 april 2013, ECLI:NL:HR:2013:BY8101 (Lundiform/Mexx)).
2.15.
In het onderhavige geval gaat het om een autowasinstallatie die WashTec bij Kriterion had geplaatst en die Kriterion vervolgens exploiteerde krachtens de tussen partijen gesloten overeenkomst. Kriterion betaalde hiervoor per wassing een vergoeding aan WashTec. Deze vergoedingen waren opgebouwd uit bedragen die zagen op door WashTec te leveren onderhoud en wasproducten (artikelen 5.2 en 5.3 van de mantelovereenkomst), en voor het overige op financieringskosten en rente (artikel 5.1 van de mantelovereenkomst). Het financieringskostenbedrag was gebaseerd op de investering in de autowasinstallatie, die in de locatieovereenkomst werd begroot op de netto aanschafprijs van de machine ad € 113.000. De overeenkomst tussen partijen gaf Kriterion het recht om de autowasinstallatie van WashTec op elk moment gedurende de looptijd van de mantelovereenkomst te kopen tegen een prijs die afhankelijk was van het aantal reeds verrichte wassingen. Wanneer het aantal wassingen vermenigvuldigd met het voor de financieringskosten per wassing voorgerekende bedrag (€ 1,92), gelijk zou zijn aan de netto aanschafprijs van de installatie (€ 113.000), zou de uitoefenprijs van de optie € 0 zijn (artikel 6 lid 3 sub C van de mantelovereenkomst).
2.16.
Het voorgaande in aanmerking genomen is het hof met Kriterion van oordeel dat voor het geval dat gedurende de looptijd 58.854 wassingen mochten worden bereikt, de optie van artikel 6 lid 3 sub C van de mantelovereenkomst een zogenaamde urgerende ofwel economisch dwingende koopoptie was: een optie die Kriterion, indien zich daarvan bewust, altijd zou uitoefenen. De tegenwerping van WashTec dat Kriterion deze optie niet “altijd” zou uitoefenen, gelet op het restbedrag, doet hieraan niet af omdat de stelling van Kriterion zich nu juist toespitst op de situatie dat gedurende de looptijd 58.854 wassingen zouden worden bereikt, en het “restbedrag”, de uitoefenprijs van de optie, dus € 0 zou zijn. Verder heeft WashTec niet aangevoerd dat er voor Kriterion nadelen konden zijn verbonden aan eigendomsverkrijging – ten opzichte van slechts ontslag uit de verplichting om verder nog vergoedingen te betalen, anders dan voor onderhoud en wasmiddelen – bij 58.854 wassingen gedurende de looptijd. Bij de mondelinge behandeling in het hoger beroep heeft [directeur], directeur van WashTec, in elk geval verklaard dat bij WashTec gebruikelijk is dat bij uitoefening van een tussentijdse koopoptie, het contract voor onderhoud en wasmiddelen gewoon doorloopt. De tussenconclusie luidt aldus dat Kriterion, indien zich daarvan bewust, de optie bij 58.854 wassingen altijd zou uitoefenen en dat WashTec daarop ook moest rekenen.
2.17.
De overeenkomst tussen partijen behelsde, gelet op het hiervoor in 2.16 overwogene, ten minste een belangrijk element met de strekking van huurkoop: WashTec verzorgde de aankoop van de installatie, financierde deze dus, en nadat het bedrag van deze financiering – volgens de in de overeenkomst hiervoor voorgerekende bedragen – door Kriterion aan WashTec zou zijn (af)betaald, met rente, kon Kriterion de installatie voor € 0 “kopen”. De strekking van deze afspraak was dat Kriterion deze optie in dat geval altijd zou uitoefenen. Deze omstandigheid rechtvaardigt in het voorliggende geval ten minste analoge toepassing van artikel 7A:1576h lid 2 BW (oud)/artikel 7:85 lid 2 BW, voor zover het gaat om het rechtsgevolg dat na (af)betaling door Kriterion van de aanschafprijs – volgens de in de overeenkomst hiervoor voorgerekende bedragen –, vermeerderd met rente, zij voor verdere wassingen geen bedragen voor “financieringskosten” en “rente” meer verschuldigd zou worden. Dit betekent dat Kriterion de financierings- (ad € 1,92) en rentekostenbedragen (ad € 0,28) die zij aan WashTec heeft voldaan na de 58.854 wassingen – het moment dat de investering van de autowasinstallatie was afbetaald middels de financieringskostenbedragen per wassing – onverschuldigd heeft betaald. De vordering van Kriterion tot restitutie van deze desondanks hiervoor door haar betaalde bedragen, is daarom toewijsbaar.
2.18.
Uit het voorgaande vloeit voort dat de grieven 1 t/m 3 slagen voor zover zij opkomen tegen de afwijzing van de restitutievordering van Kriterion in het bestreden vonnis. Deze vordering ad € 65.769 zal het hof alsnog toewijzen.
2.19.
Met grief 4 tot slot klaagt Kriterion erover dat de kantonrechter in het bestreden vonnis ten onrechte heeft geoordeeld dat uit haar feitelijk handelen kon worden afgeleid dat ook zij ervan uitging dat WashTec eigenaar van de autowasinstallatie is gebleven en dat WashTec daarom gerechtigd was deze terug te nemen zonder een vergoeding schuldig te zijn aan Kriterion. Kriterion stelt dat zij eigenaar van de autowasinstallatie was geworden en dat WashTec niet gerechtigd was om de autowasinstallatie terug te nemen zonder dat zij daarvoor een vergoeding betaalde aan Kriterion. WashTec dient haar daarom voor het weghalen van de installatie een waardevergoeding van (in hoger beroep herberekend) € 12.000 te betalen, aldus Kriterion.
2.20.
Deze grief kan niet leiden tot toewijzing van haar vordering tot vergoeding door WashTec van de restwaarde van de autowasinstallatie aan het einde van de overeenkomst (volgens Kriterion € 12.000). Kriterion gaat er bij deze vordering van uit dat WashTec de autowasinstallatie bij Kriterion heeft weggenomen. Tegenover de betwisting van deze stelling door WashTec – volgens wie juist Kriterion zelf de autowasinstallatie heeft verwijderd –, heeft Kriterion deze stelling echter onvoldoende onderbouwd. De vordering tot vergoeding van de waarde van de installatie per medio 2017 zal het hof om deze reden afwijzen.
2.21.
Het voorgaande betekent dat niet behoeft te worden ingegaan op de tussen partijen omstreden vraag of Kriterion na 58.854 wassingen eigenaar is geworden van de autowasinstallatie.
2.22.
Kriterion vordert wettelijke rente vanaf 1 januari 2015. WashTec betwist reeds vanaf dat moment in verzuim te hebben verkeerd. Kriterion voert daartegenover echter terecht aan dat WashTec vanaf die datum de betalingen voor financieringskosten en rente heeft ontvangen terwijl zij wist of moest vermoeden dat deze onverschuldigd waren, zodat zij op grond van artikel 6:205 BW zonder ingebrekestelling in verzuim is komen te verkeren. De wettelijke rente is echter niet ineens over de gehele hoofdsom verschuldigd vanaf 1 januari 2015, maar steeds vanaf de betaaldata, die onweersproken blijken uit productie 7 bij de inleidende dagvaarding.
2.23.
Kriterion heeft de door haar gevorderde kosten van buitengerechtelijke incasso berekend aan de hand van de staffel voor buitengerechtelijke incassokosten (BIK) over de door haar gevorderde hoofdsom van € 65.769 (onverschuldigde betalingen) + € 12.000 (waarde installatie bij einde overeenkomst). WashTec verzet zich hiertegen met als argument dat zij Kriterion niets aan onderliggende hoofdsom verschuldigd is. Uit het voorgaande vloeit voort dat dit argument faalt. WashTec verzet zich wel terecht tegen de gevorderde buitengerechtelijke kosten over de post van € 12.000. De buitengerechtelijke kosten zal het hof daarom herbegroten overeenkomstig het in het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten bepaalde tarief, wat gelet op het vastgestelde bedrag aan hoofdsom van (€ 65.769) neerkomt op € 1.432,69. Toewijsbaar is aldus € 65.769 + € 1.432,69 = € 67.201,69, vermeerderd met de wettelijke rente over € 65.769 vanaf 1 april 2016.
2.24.
De grieven behoeven voor het overige geen bespreking. Partijen hebben geen feiten te bewijzen aangeboden die, indien bewezen, tot een andere uitkomst zouden kunnen leiden. De slotsom is dat het hoger beroep gegrond is voor zover Kriterion opkomt tegen de afwijzing van de restitutievordering met rente in het bestreden vonnis. Het hof zal het bestreden vonnis daarom vernietigen en de vordering van Kriterion alsnog toewijzen zoals hiervoor in 2.19 (slot) vermeld, met veroordeling van WashTec – als de overwegend in het ongelijk gestelde partij – in de kosten van beide instanties. Het hof begroot de kosten van de eerste aanleg aan de zijde van Kriterion tot op heden op € 99,01 voor de dagvaarding, € 972 voor het griffierecht en € 1.442 voor het salaris van de advocaat, totaal € 2.513,01. De kosten van het hoger beroep aan de zijde van Kriterion begroot het hof tot op heden op € 100,89 voor de dagvaarding, € 2.071 voor het griffierecht en € 3.916 voor het salaris van de advocaat, totaal € 6.087,89. De nakosten begroot het hof zoals het dictum vermeldt.

3.Beslissing

Het hof:
- vernietigt het bestreden vonnis;
en, opnieuw rechtdoende:
  • veroordeelt WashTec tot betaling aan Kriterion van € 67.065,19, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over € 65.769 als volgt:
  • veroordeelt WashTec in de kosten van de eerste aanleg, aan de zijde van Kriterion begroot op € 2.513,01;
  • veroordeelt WashTec in de kosten van het hoger beroep, aan de zijde van Kriterion begroot tot op heden op € 6.087,89 en op € 157 aan nasalaris voor de advocaat, nog te verhogen met € 82 indien niet binnen veertien dagen na aanschrijving in der minne aan dit arrest is voldaan en vervolgens betekening van dit arrest heeft plaatsgevonden, en bepaalt dat deze bedragen binnen 14 dagen na de dag van de uitspraak dan wel, wat betreft het bedrag van € 82, na de datum van betekening, moeten zijn voldaan, bij gebreke waarvan deze bedragen worden vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf het einde van de betreffende termijn van 14 dagen;
  • veroordeelt WashTec tot restitutie aan Kriterion van al wat deze ter uitvoering van het bestreden vonnis aan haar heeft voldaan, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de betaaldatum;
  • verklaart dit arrest wat de hierin uitgesproken veroordelingen betreft uitvoerbaar bij voorraad;
  • wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.W. Frieling, R.J.F. Thiessen en G.C. de Heer en is ondertekend en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 26 januari 2021 door mr. J.E.H.M Pinckaers, rolraadsheer, in aanwezigheid van de griffier.