ECLI:NL:GHDHA:2021:2900

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
13 oktober 2021
Publicatiedatum
13 december 2022
Zaaknummer
200.289.528/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Benoeming van een bewindvoerder na onderbewindstelling en de rol van de ex-echtgenote als belanghebbende

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 13 oktober 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over de benoeming van een bewindvoerder voor rechthebbende, geboren op [geboortedatum] 1941. De ex-echtgenote van rechthebbende, verzoekster, heeft hoger beroep ingesteld tegen een eerdere beschikking van de rechtbank Den Haag, waarin Stichting CAV als bewindvoerder was benoemd. Het hof heeft de ex-echtgenote als 'andere levensgezel' aangemerkt en daarmee als belanghebbende in de procedure. Het hof heeft vastgesteld dat de notariële volmacht uit 2013, waarin de ex-echtgenote als bewindvoerder is aangewezen, bepalend is voor de beslissing. Het hof heeft geoordeeld dat de ex-echtgenote, ondanks de formele echtscheiding, nog steeds een belangrijke rol speelt in het leven van rechthebbende en dat er sprake is van een zorgrelatie. Het hof heeft de bestreden beschikking vernietigd en de ex-echtgenote benoemd tot bewindvoerder, waarbij het hof ook heeft overwogen dat rechthebbende niet in staat was om zijn verweer te begrijpen. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en de proceskosten zijn gecompenseerd.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG
Afdeling civiel recht
zaaknummer : 200.289.528/01
zaaknummer rechtbank : 8791014 \ EJ VERZ 20-84209
beschikking van de meervoudige kamer van 13 oktober 2021
inzake
[appellante] ,
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster in hoger beroep,
de ex-echtgenote van rechthebbende,
hierna te noemen: verzoekster,
advocaat mr. M. Bouman te Delft.
Als belanghebbenden in deze zaak zijn aangemerkt:
1. [belanghebbende 1] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: rechthebbende,
advocaat mr. M.J.E.J. Coenraad te Den Haag;
2. de Stichting CAV,
gevestigd te Zoetermeer,
hierna te noemen: de bewindvoerder.
Als belanghebbende is aangemerkt:
[belanghebbende 2] ,
zoon van rechthebbende,
wonende te [woonplaats] , Curaçao,
hierna te noemen: de zoon.

1.Het verloop van het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Den Haag, sector kanton, locatie Den Haag van 5 november 2020, uitgesproken onder voormeld zaaknummer (hierna: de bestreden beschikking).

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Verzoekster is op 4 februari 2021 in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking.
2.2
Rechthebbende heeft op 3 mei 2021 een verweerschrift ingediend.
2.3
Bij het hof zijn voorts de volgende stukken ingekomen:
- een brief van de zijde van verzoekster van 16 februari 2021 met bijlagen, ingekomen op 17 februari 2021;
- een brief van de zijde van de zoon van 30 april 2021, ingediend door mr. Bouman en ingekomen op 4 mei 2021;
- een e-mailbericht van de zijde van verzoekster van 6 mei 2021 met bijlagen;
- diverse e-mailberichten van de zijde van rechthebbende van 1 juli 2021 met bijlagen.
2.4
De mondelinge behandeling heeft op 2 juli 2021 plaatsgevonden. Verschenen zijn:
- verzoekster, bijgestaan door haar advocaat;
- rechthebbende, bijgestaan door zijn advocaat;
- de bewindvoerder, vertegenwoordigd door [naam 1] ;
- de zoon.
De advocaat van verzoekster heeft ter zitting pleitnotities overgelegd. De advocaat van rechthebbende heeft ter zitting de producties 6 tot en met 16 overgelegd, die zij de dag tevoren ook per e-mailbericht naar het hof heeft gestuurd.
2.5
Ter zitting is aan de orde gekomen de vraag naar de (geldigheid van) de procesvertegenwoordiging door mr. Coenraad als advocaat van rechthebbende en het eventuele optreden van een andere advocaat namens rechthebbende. Nu mr. Coenraad zich in deze procedure als advocaat voor rechthebbende heeft gesteld en zich niet als zodanig heeft onttrokken, gaat het hof, zoals ook ter zitting is meegedeeld, uit van het optreden van de advocaat namens rechthebbende. Dit brengt met zich dat er geen mogelijkheid is voor een andere advocaat om namens rechthebbende als procesvertegenwoordiger op te treden in deze procedure.

3.De feiten

3.1
Rechthebbende is geboren op [geboortedatum] 1941 te [geboorteplaats] .
3.2
Rechthebbende en verzoekster waren gehuwd tot 19 september 2001. Uit dit huwelijk is de zoon geboren op [geboortedatum] 1977.
3.3
Bij de bestreden beschikking zijn - voor zover hier van belang - de goederen die (zullen) toebehoren aan rechthebbende onder bewind gesteld wegens zijn lichamelijke of geestelijke toestand en is Stichting CAV tot bewindvoerderbenoemd.

4.De omvang van het geschil

4.1
In geschil is de persoon van de bewindvoerder.
4.2
Verzoekster verzoekt de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw beschikkende, de huidige bewindvoerder te ontslaan en haar als zodanig te benoemen.
4.3
Rechthebbende heeft verweer gevoerd en verzoekt het hof om bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad, het beroep niet-ontvankelijk te verklaren, dan wel af te wijzen, kosten rechtens.
4.4
De zoon stelt zich, naar het hof begrijpt, op het standpunt dat de bestreden beschikking moet worden vernietigd, de huidige bewindvoerder moet worden ontslagen en dat verzoekster tot bewindvoerder dient te worden benoemd.

5.Ontvankelijkheid van het verzoek

5.1
Rechthebbende stelt dat er geen familierechtelijke band meer bestaat tussen hem en verzoekster, zodat verzoekster niet-ontvankelijk is in haar verzoek. Zij behoort niet tot de groep in artikel 1:432 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) en ook niet van lid 2. Zij is niet de levensgezel, maar ex-echtgenote. Verzoekster brengt rechthebbende weliswaar naar het ziekenhuis, maar zij hebben geen latrelatie. De geldigheid van de volmacht wordt ook betwist. Rechthebbende wilde deze herroepen, maar daar moet je wilsbekwaam voor zijn. Er zijn genoeg aanwijzingen voor wilsonbekwaamheid. In 2013 werd al gezegd: “Je bent vergeetachtig”. De volmacht kan dan ook geen basis zijn en zou misbruik van zijn situatie betekenen. Ook als de volmacht geldig is, is verzoekster geen belanghebbende. Zij had eerst het bewindvoerderschap aan moeten vragen.
5.2
Verzoekster voert verweer. Zij stelt wel degelijk ontvankelijk te zijn en dat in het verweerschrift op geen enkele manier de ontvankelijkheid aan de orde is gesteld, zodat dit geen onderdeel uitmaakte van de rechtsstrijd. Artikel 1:432 BW is volgens rechthebbende in deze niet van toepassing. Het betreft immers geen verzoek tot onderbewindstelling, maar tot benoeming van een andere bewindvoerder. In het geval deze bepaling wel van toepassing is, is verzoekster bevoegd op grond van het volgende. Ondanks de formele echtscheiding en aparte huisvesting is er nog intensief contact tussen verzoekster en rechthebbende waardoor er nog sprake is van levensgezel. Daarnaast is het beroep met medeweten en instemming van de zoon ingediend en hij is ook bevoegd tot indiening. Maar bovenal dient het beroep van verzoekster gezien te worden als uitvloeisel van de volmacht van 25 november 2013 en is het beroep op grond daarvan ook namens rechthebbende ingediend. Verzoekster is belanghebbende in de zin van artikel 798 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), subsidiair lid 2. De bestreden beschikking eindigt met de mededeling dat hoger beroep kan worden ingesteld door:
a. degene aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, en
b. door andere belanghebbenden.
Aan verzoekster is desgevraagd een afschrift van de beschikking verstrekt, zodat ze op grond hiervan beroep kan instellen. Voorts dient de vraag wie als belanghebbende kan worden aangemerkt, te worden beantwoord aan de hand van het bepaalde in artikel 798 Rv. In zijn arrest van de Hoge Raad van 30 maart 2018, ECLI:NL:HR:2018:463, heeft de Hoge Raad nader uiteengezet wie dient te worden aangemerkt als belanghebbende. Op grond van de volmacht van 25 november 2013 is verzoekster aangesteld als beoogde bewindvoerder. Nu zij daartoe door de kantonrechter niet is aangesteld en zelfs niet is gehoord, is zij zonder meer rechtstreeks in haar belang door de beschikking geraakt. Zij is dan ook te beschouwen als belanghebbende in de zin van artikel 798 lid 1 Rv. In hetzelfde arrest komt naar voren dat ook getoetst dient te worden aan de hand van artikel 8 lid 1 EVRM. Dit vloeit voort uit rechtsoverweging 3.6.3. Onder verwijzing naar de volmacht/levenstestament van 25 november 2013 dient verzoekster als belanghebbende te worden aangemerkt en is het negeren van die volmacht een niet toelaatbare inbreuk op familie- en privéleven.
5.3
Ter zitting heeft verzoekster nog het navolgende naar voren gebracht. Wij zijn in 2001 gescheiden, wij waren toen 37 jaar getrouwd. Voor de zoon hebben wij geen loyaliteitsconflict willen scheppen en hebben ons gezinsleven in twee huizen als het ware voortgezet. Ik bel nog steeds twee keer per dag met rechthebbende en als er iets is, ben ik er. Zondags eten wij bij elkaar. Ik ga met hem naar de artsen. Dat is onze relatie. Wij hebben geen andere relaties, wij zijn allebei alleen en daarom doen wij heel veel samen. Dit duurt al 20 jaar. Wij kennen elkaar al 60 jaar. Het is toch nog een soort van gezinsverband. Zo voelt het voor mij. Wij voelen ons nog steeds een familie.
5.4
De zoon stelt dat zijn ouders nog steeds een gezin vormen. Zijn ouders kennen elkaar al 60 jaar. Zij blijven bij elkaar en zoeken elkaar op. Zij hebben een sterke emotionele band. Ook de zoon is van mening dat er nog steeds sprake is van familieleven, althans zo ervaart hij het. Achteraf bezien is de zoon van mening dat hijzelf het verzoek had moeten indienen, maar hij woont in Curaçao en verzoekster had de volmacht, dus hij ging ervan uit dat dit niet nodig was. Er wordt door anderen enorm gestookt en er is nooit met de zoon gecommuniceerd, niet door professionals, niet door bewindvoerders, niet door de advocaat of de hulpverleners. De zoon was dan ook niet op de hoogte van het bewind en is compleet buitenspel gezet.
5.5
De bewindvoerder stelt dat verzoekster en de zoon inderdaad niet op de hoogte zijn gebracht van het verzoek tot onderbewindstelling, omdat ervan werd uitgegaan dat zij hierop tegen zouden zijn. De volmacht is wel meegestuurd naar de kantonrechter, maar desalniettemin is de bewindvoerder als zodanig benoemd.
5.6
Het hof overweegt als volgt. De eerste vraag die dient te worden beantwoord is of verzoekster aangemerkt kan worden als belanghebbende in de zin van art 1:435 BW. Verzoekster is in formele zin geen echtgenote meer van rechthebbende en kan zij desondanks nog worden aangemerkt als belanghebbende? Belanghebbende zijn in de regel de echtgenoot, de geregistreerde partner of andere levensgezel en de kinderen. De opsomming is niet limitatief.
5.7
Het hof Arnhem-Leeuwarden heeft op 2 december 2003, ECLI:NL:GHARN:2003:AO4941, beslist dat de ex-echtgenote geen belanghebbende is ook al heeft zij na de echtscheiding veel contact met haar ex-echtgenoot gehouden.
5.8
Het hof is van oordeel dat het in beginsel aan de individuele burger zelf is, hoe hij of zij invulling wenst te geven aan zijn of haar leven en op welke wijze hij of zij invulling wenst te geven aan zijn of haar affectieve relatie. In het onderhavige geval hebben verzoekster en rechthebbende na hun formele echtscheiding hun gezinsleven willen voortzetten in twee afzonderlijke huishoudens. Uit het betoog van verzoekster alsmede van de zoon van partijen blijkt dat hiervoor is gekozen omdat partijen het niet wenselijk achtten dat de zoon een loyaliteitsprobleem kreeg. Ook uit het betoog van de zoon ter zitting volgt dat er in zijn visie nog steeds sprake is van een vorm van gezinsleven waarbij verzoekster voor rechthebbende zorgt.
5.9
Door verzoekster is eveneens in het geding gebracht een notariële volmacht uit 2013. Uit deze notariële volmacht volgt dat rechthebbende aan verzoekster en aan de zoon een volmacht geeft. Voorts is in de volmacht expliciet bepaald: “Ik wens dat indien dit nodig mocht zijn, mevrouw [appellante] voornoemd, wordt benoemd tot mijn mentor en/of tot mijn bewindvoerder.” Voorts heeft verzoekster onbetwist gesteld dat tegelijkertijd met voornoemde volmacht zij zelf een volmacht heeft gegeven aan rechthebbende en aan de zoon verder op dezelfde wijze.
5.1
Waar het hof veel waarde aan hecht is de zorgvuldige wijze waarop de volmacht onder leiding van een onafhankelijke en onpartijdige notaris tot stand is gekomen. Ter bescherming van de positie van de zwakke oudere - ter voorkoming van misbruik waarin de oudere verkeert dan wel mogelijk kan gaan verkeren - is een vier ogen gesprek tussen de notaris en de volmachtgever van groot belang. Voorkomen moet worden dat de volmachtgever wordt beïnvloed door familieleden of anderen die profijt wensen te trekken van de positie waarin de volmachtgever zich bevindt of gaat bevinden.
5.11
Rechthebbende verklaart in de akte waarin de volmacht is verleend: “Op [datum] tweeduizend dertien heb ik een voorgesprek gehad met de heer [naam 2] , notaris te [plaats] , over de inhoud van deze volmacht en verklaring en hebben we uitgebreid de verschillende opties met elkaar besproken. Deze onderstaande opties zijn door mij aangegeven en door de notaris in dit document verwerkt, dat op [datum] tweeduizend dertien met mij, voorafgaand aan het ondertekenen, nog een keer uitgebreid is doorgenomen.”
5.12
De akte is 12 jaar na het ontbinden van het huwelijk gepasseerd en in deze akte wijst rechthebbende verzoekster aan als degene die zijn zaken moet gaan behartigen als hij daartoe niet meer in staat is. Gezien de verklaring van verzoekster en de zoon ter zitting - dat nog steeds de verhoudingen tussen verzoekster en rechthebbende goed zijn - gaat het hof er niet vanuit dat rechthebbende de volmacht stilzwijgend heeft ingetrokken.
5.13
Het hof heeft ook uit het betoog van de zoon afgeleid dat hij er alle vertrouwen in heeft dat verzoekster de vermogensrechtelijke aspecten van zijn vader goed zal behartigen.
5.14
Op grond van hetgeen het hof hiervoor heeft overwogen beschouwt het hof de verzoekster als belanghebbende in de zin van art 1:435 BW en is zij dus ontvankelijk in haar appel.

6.Inhoudelijk

6.1
Het hof overweegt als volgt. Het hof heeft rechthebbende ter zitting waargenomen en zelf kunnen vaststellen dat rechthebbende de gang van zaken met betrekking tot het bewind inmiddels niet (meer) begrijpt. Het hof acht het aannemelijk dat rechthebbende de inhoud van het verweer dat door mr. Coenraad namens rechthebbende is ingediend niet heeft begrepen.
6.2
Bepalend voor het oordeel van het hof is hetgeen verzoekster en de zoon van partijen hebben gesteld alsmede hetgeen hof feitelijk heeft kunnen waarnemen.
6.3
Nu het hof verzoekster als belanghebbende beschouwt in de zin van art 1:435 BW en rechthebbende expliciet via een volmacht destijds een keuze heeft uitgebracht voor [appellante] als zijn bewindvoerder zal het hof verzoekster tot bewindvoerder benoemen in plaats van de Stichting CAV als bewindvoerder.
6.4
Op basis van de thans bij het hof bekende gegevens zijn er geen gronden aan te wijzen op basis waarvan geoordeeld kan worden dat verzoekster zich niet zal gedragen als een goed bewindvoerder over de goederen van rechthebbende.
6.5
Het hof gaat ervan uit dat verzoekster geen beloning wenst te krijgen voor de door haar te verrichten werkzaamheden mede bezien de band tussen rechthebbende en verzoekster.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in het hoger beroep:
vernietigt de bestreden beschikking voor zover daarbij tot bewindvoerder is benoemd de Stichting CAV en, in zoverre opnieuw beschikkende:
ontslaat met ingang van 1 november 2021 de Stichting CAV als bewindvoerder over de goederen die (zullen) toebehoren aan [belanghebbende 1] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1941;
benoemt met ingang van 1 november 2021 [appellante] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1945, tot bewindvoerder over de goederen die (zullen) toebehoren aan [belanghebbende 1] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1941;
bepaalt dat de Stichting CAV binnen drie maanden na datum van deze beschikking rekening en verantwoording aflegt inzake het gevoerde bewind over de goederen van rechthebbende aan de opvolgende bewindvoerder en rechthebbende ten overstaan van de Kantonrechter;
draagt de griffier op om op de voet van artikel 1:391 BW een afschrift van deze uitspraak toe te zenden aan de rechtbank Den Haag, in verband met aantekening in het Centraal Curatele- en bewindregister;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst af het in hoger beroep meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. A. Zonneveld, A.N. Labohm en B. Breederveld, bijgestaan door mr. A.C. van Waning als griffier en is op 13 oktober 2021 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.