ECLI:NL:GHDHA:2021:2881

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
2 februari 2021
Publicatiedatum
17 oktober 2022
Zaaknummer
200.265.099/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenarrest inzake appellabiliteit en optelregel in hoger beroep

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 2 februari 2021 een tussenarrest gewezen in een hoger beroep tussen [appellante] en Interbank N.V. De zaak betreft een geschil over de ontvankelijkheid van [appellante] in haar hoger beroep, waarbij Interbank aanvoert dat de vordering van [appellante] beneden de appelgrens van € 1.750 ligt. Interbank heeft in eerste aanleg gevorderd dat [appellante] wordt veroordeeld tot betaling van € 500, omdat zij tekortgeschoten zou zijn in de nakoming van een kredietovereenkomst met Finata Bank N.V., een rechtsvoorganger van Interbank. In reconventie heeft [appellante] een bedrag van € 2.975,76 gevorderd, stellende dat dit bedrag onverschuldigd aan Interbank is betaald.

De kantonrechter heeft [appellante] veroordeeld tot betaling van € 500 en de reconventionele vordering afgewezen. [appellante] is tegen dit vonnis in hoger beroep gekomen, maar Interbank heeft als verweer aangevoerd dat [appellante] niet-ontvankelijk is in haar hoger beroep, omdat de vordering in reconventie niet tijdig was ingesteld volgens de regels van het procesrecht. Het hof heeft in het tussenarrest geoordeeld dat het eerst moet beslissen over de ontvankelijkheid van [appellante] voordat het de grieven kan behandelen. Het hof heeft [appellante] in de gelegenheid gesteld om te reageren op het verweer van Interbank en heeft de zaak naar de rol verwezen voor verdere behandeling.

Het hof heeft ook kennisgenomen van een eiswijziging door Interbank, die thans betaling van € 12.500 vordert, wat een andere uitkomst in hoger beroep beoogt. De zaak wordt verder behandeld op 16 maart 2021, waarbij [appellante] ook kan reageren op de door Interbank overgelegde producties.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht
Zaaknummer: 200.265.099/01
Zaaknummer rechtbank: 7152686 CV EXPL 18-5250

Arrest van 2 februari 2021

inzake

[appellante],

wonende te [woonplaats],
appellante in principaal appel,
geïntimeerde in incidenteel appel,
hierna te noemen: [appellante],
advocaat: mr. D.H.P.M. Müskens te Dordrecht,
tegen

Interbank N.V.,

gevestigd te Amsterdam,
geïntimeerde in principaal appel,
appellante in incidenteel appel,
hierna te noemen: Interbank,
advocaat: mr. W.E. van Engelenhoven te Ede (Gld).

Het geding

Voor het procesverloop tot 17 september 2019 verwijst het hof naar zijn tussenarrest van die datum, waarbij een comparitie van partijen is gelast.
De comparitie heeft plaatsgevonden op 16 oktober 2019. Van de comparitie is proces-verbaal opgemaakt.
Bij memorie van grieven heeft [appellante] vijf grieven aangevoerd.
Bij memorie van antwoord, tevens houdende wijziging van eis (met producties), heeft Interbank de grieven bestreden en haar eis gewijzigd.
Vervolgens hebben partijen de stukken overgelegd en arrest gevraagd.

Beoordeling van het hoger beroep

1. In deze zaak heeft Interbank in eerste aanleg gevorderd [appellante] te veroordelen tot betaling van € 500. Zij heeft daartoe aangevoerd dat [appellante] is tekortgeschoten in de nakoming van een tussen [appellante] en Finata Bank N.V., een rechtsvoorganger van Interbank, gesloten kredietovereenkomst. De vordering betrof een deel van het openstaande saldo, onder reservering van het meerdere.
heeft (bij conclusie van dupliek) in reconventie gevorderd Interbank te veroordelen tot betaling van € 2.975,76. Zij heeft hiertoe gesteld dat zij dit bedrag onverschuldigd aan Interbank heeft betaald omdat de kredietovereenkomst nooit tot stand had mogen komen.
Bij vonnis van 18 april 2019 (hierna: het bestreden vonnis) heeft de kantonrechter [appellante] veroordeeld tot betaling van € 500 en het meer of anders gevorderde (derhalve de vordering in reconventie van [appellante],
opmerking hof) afgewezen, met veroordeling van [appellante] in de proceskosten.
2. [appellante] is tegen dit vonnis in hoger beroep gekomen. Interbank heeft als meest verstrekkend verweer aangevoerd dat [appellante] niet-ontvankelijk is in haar hoger beroep. Op dit verweer dient eerst te worden beslist, voordat het hof toekomt aan behandeling van de grieven van [appellante].
3. Aan haar beroep op niet-ontvankelijkheid van [appellante] heeft Interbank ten grondslag gelegd dat de vordering waarover de kantonrechter had te beslissen beneden de appelgrens van € 1.750 ligt (artikel 332 lid 1 Rv). In dit verband heeft Interbank het volgende gesteld. [appellante] heeft haar eis in reconventie niet bij conclusie van antwoord ingesteld, zoals voorgeschreven door artikel 137 Rv., maar bij conclusie van dupliek. Interbank heeft zich bij akte na rolbeslissing op het standpunt gesteld dat de eis in reconventie in strijd met artikel 137 Rv. is ingesteld, en dat [appellante] om die reden daarin niet-ontvankelijk diende te worden verklaard. De kantonrechter heeft dan ook ten onrechte, in plaats daarvan, de vordering in reconventie afgewezen. Dit is van belang voor de ontvankelijkheid in hoger beroep, omdat de waarde van de vordering in reconventie in dit geval buiten beschouwing moet blijven bij het bepalen van de totale waarde van de vordering en dus van de appellabiliteit. De optelregel van artikel 332 lid 3 Rv., inhoudend dat voor toepassing van artikel 332 lid 1 Rv. beslissend is het totale beloop van de vordering in conventie en de vordering in reconventie, is dus niet van toepassing, aldus Interbank.
4. [appellante] heeft nog niet kunnen reageren op het verweer van Interbank dat zij niet-ontvankelijk is in haar hoger beroep. Alvorens hierover te beslissen, zal het hof haar daartoe in de gelegenheid stellen. Het hof zal de zaak met dit doel naar de rol verwijzen voor akte aan de zijde van [appellante].
5. Interbank heeft bovendien haar vordering in hoger beroep gewijzigd in die zin dat zij thans betaling van € 12.500 vordert. Nu deze eiswijziging strekt tot de verkrijging van een ander dictum in hoger beroep en dus de vernietiging van het bestreden vonnis, houdt deze een grief in incidenteel appel in. [appellante] heeft ook op deze incidentele grief van Interbank nog niet kunnen reageren. De zaak wordt daarom naar de rol verwezen voor memorie van antwoord in incidenteel appel. [appellante] zal daarbij ook kunnen reageren op de door Interbank bij memorie van antwoord overgelegde producties.
6. Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

Beslissing

Het hof:
- verwijst de zaak naar de rol van 16 maart 2021 voor akte aan de zijde van [appellante], tevens memorie van antwoord in het incidenteel appel, met het doel zoals hiervoor onder 4 en 5 overwogen.
Dit arrest is gewezen door mrs. C.J. Verduyn, R.J.F. Thiessen en F.R. Salomons en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 2 februari 2021 in aanwezigheid van de griffier.