Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
Arrest
Korte aanduiding van de zaak
Het (verdere) verloop van het geding
De beoordeling van het hoger beroep
enkele feiten
beschadiging van een waterleiding van Evides N.V. op 20-07-2017 geconstateerd op de locatie Rotterdam Boszoom (t.h.v. Prinsenlaan 902)’.
‘De schade […] is te wijten aan het feit dat de waterleiding niet voldoende diep onder het wateroppervlak lag. Wij zijn namelijk met een boot door de sloot gevaren waarbij de onderzijde van de boot hoogstwaarschijnlijk de waterleiding geraakt heeft.’Bij e-mailbericht van diezelfde dag 11:36 uur heeft zij hier onder meer aan toegevoegd:
‘Ten tijde dat de waterleiding geraakt is […] heeft de medewerker alleen met zijn boot door de sloot gevaren.’
‘Algemene regel 3: Het aanleggen en verwijderen van kabels en leidingen in en langs oppervlaktewaterlichamen (Artikel 3.1 Voorwaarden)’uit de
‘Algemene regels Keur van Schieland en de Krimpenerwaard.’En schrijft zij:
‘Van GKB vernamen wij dat de waterleiding zelfs nog boven de waterbodem hing. Hieruit maken wij op dat de waterleiding niet juist is aangelegd. Dit is tevens door medewerkers van Evides bevestigd tijdens de tijdelijke herstelwerkzaamheden.’
‘[…] Wij willen opmerken dat als u de aansprakelijkstelling handhaaft wij het definitieve herstel vooraf willen beoordelen (offerte en plannen) en bij het definitieve herstel aanwezig willen zijn.’Evides schrijft diezelfde dag terug:
‘[…] Daarnaast wenst u op de hoogte gehouden te worden van het verloop van het definitief herstel en daarbij aanwezig te zijn. […] Het is […] de vraag of aanwezigheid bij het definitief herstel enig gezichtspunt biedt bij de uiteindelijke schadevaststelling. Voorts rijst de vraag of – indien u geïnformeerd wenst te worden op de wijze waarop u dat voor zich ziet – verzekeraar bereid is de kosten voor de daarmee gepaard gaande werkzaamheden op zich te nemen. Daarbij is in ogenschouw genomen dat indien u tevoren offertes ter beschikking gesteld zou krijgen en u daarop commentaren zou hebben, in de beantwoording ervan de nodige bijkomende kosten zouden kunnen sluipen. Wij zien graag schriftelijke bevestiging van verzekeraar tegemoet, zo nodig met voorbehoud dat die toezegging alleen gestand wordt gedaan voor zover in rechte al worden vastgesteld dat uw verzekerde daadwerkelijk aansprakelijk is, dat zij alle aan de zijde van Evides opkomende kosten, verbandhoudende met uw bemoeienissen in dezen, zal dragen. Die kosten zullen dan onder de noemer van expertisekosten (met onderbouwing van de ermee gemoeide tijd) in de schadeopstelling worden opgenomen. […]’
schadeopstelling infraschade d.d. 19-11-2018’ becijfert Evides de directe schade op € 34.860,67.
de vordering en de beslissing van de rechtbank
de grieven
ligging van de beschadigde waterleiding
bezwaren tegen toegekende schadevergoeding
ad 7.1 (i) – herstelkosten daadwerkelijk gemaakt?
schadeopstelling infraschade d.d. 19-11-2018’ met bijlagen in het geding gebracht (productie E7 bij haar ‘
akte overlegging producties, tevens aanvulling gronden’). Bij conclusie van antwoord merkte GKB daarover op dat zij deze schadeopstelling heeft laten beoordelen door VWJ. Zij verwees daarbij naar een door haar als productie 5 overgelegde brief d.d. 1 mei 2019 van VWJ. VWJ schrijft daarin dat de door Evides gekozen herstelmethode – het door middel van een gestuurde boring ondergronds aanbrengen van een nieuwe leiding met een lengte van ruim 40 meter – aanzienlijk duurder is dan het terugbrengen van de oude situatie, door VWJ aangeduid als plaatselijk herstel. De kosten daarvan raamt zij op
‘[n]iet in geschil is dat Evides het bedrag van € 34.860,67 daadwerkelijk heeft gemaakt […]’. Voor het eerst in haar memorie van grieven betwist GKB dat de in de schadeopstelling gespecificeerde kosten daadwerkelijk in die omvang zijn gemaakt. Die betwisting is echter vrij summier en niet steeds navolgbaar. Zo stelt GKB dat het bedrag van € 12.968,85, dat in verband met de werkzaamheden van […] is begroot, inclusief BTW is, terwijl het volgens de schadeopstelling en de daarin genoemde bijlage 2 gaat om een optelsom van twee bedragen exclusief BTW (€ 1.250 + € 11.718,85). Naar aanleiding van deze betwisting heeft Evides er – op zichzelf genomen terecht – op gewezen dat bij een abstracte begroting van zaakschade niet bepalend is of er daadwerkelijk herstel heeft plaatsgevonden en herstelkosten zijn gemaakt. Daarnaast heeft Evides verscheidene posten van een nadere toelichting voorzien. Daar is door GKB – bij gelegenheid van de nadien gehouden mondelinge behandeling – niet meer op gereageerd; zij heeft volstaan met de opmerking dat het debat niet is gebaat bij een verdere welles-nietes discussie over de hoogte van individuele schadeposten en dat het er op de keper beschouwd om gaat wat een bekwaam reparateur voor het (tijdelijk en definitief) herstel van de zinker in rekening zou hebben gebracht. Daargelaten dat het standpunt van Evides, inclusief haar nadere toelichting, meer omvat dan een simpel ‘welles’, mag uit deze reactie van GKB worden afgeleid dat zij niet langer betwist dat een bekwaam reparateur voor de herstelwijze waarvoor Evides heeft geopteerd een bedrag van € 34.860,67 in rekening zou hebben gebracht. Mocht GKB haar betwisting wel hebben willen handhaven, dan wordt die wegens onvoldoende gemotiveerdheid ervan verworpen. Dat geldt dus ook voor de betwisting van de post consignatiekosten ad € 2.350. Evides heeft die kostenpost – voor het permanent beschikbaar houden van een storingsdienst – bij memorie van antwoord (in prod. G6) nader toegelicht. Die toelichting betreft onder meer de samenstelling van het bedrag, de verhouding tot de andere schadeposten en het verband met de onderhavige schadevaring. Als gezegd is GKB hier vervolgens niet meer gemotiveerd op ingegaan; meer in het bijzonder heeft zij niet aangevoerd dat en waarom de nadere toelichting niet volstaat en waarom die haar betwisting onverlet laat.
ad 7.1 (ii) – herstelkosten, vastgesteld naar objectieve maatstaven, bedragen
hoogstens een bedrag van € 15.652,45
tijdelijkeherstel ter discussie heeft willen stellen, wordt daar reeds om die reden aan voorbijgegaan.
definitieveplaatselijke herstel is verwezen naar een offerte van 20 februari 2020 van KVDM Bleiswijk, die uitkomt op een bedrag van € 6.806,24. Evides heeft hier tegen ingebracht dat het om werkzaamheden gaat die altijd in nacalculatie aan de hand van werkelijk bestede tijd worden gefactureerd. GKB heeft dit vervolgens niet (gemotiveerd) betwist en is ook niet ingegaan op wat er overigens door Evides bij memorie van antwoord in dit verband is aangevoerd, onder meer dat in de offerte/tegenbegroting meerdere posten niet zijn opgenomen en dat ook bij plaatselijk herstel met een boogzinker zou moeten worden gewerkt, terwijl dat niet ging; tegen dat oordeel van de rechtbank is geen (met de vereiste duidelijkheid naar voren gebracht) bezwaar gemaakt. Evides heeft in dat verband nog toegelicht dat het werken met vier bochten/verbindingsmoffen, waar VWJ van lijkt uit te gaan, geen optie is. Een andere, door GKB verder onbesproken gelaten, tegenwerping van Evides is dat GKB/VWJ onderschatten welke kosten er gemoeid zijn met het maken van een afdamming in de sloot. Evides noemde daarbij als voorbeeld een andere schadezaak, waarin was gewerkt met een afdamming in een sloot van nog geen 3 meter breed. Terzijde 1: hoewel partijen in hun memories uitgaan van circa 4,5 meter brede sloot, wordt in de offerte gesproken van een sloot van circa 4 meter breed. Ook in die zin is de offerte niet juist/volledig. Aan de opmerking van de advocaat van GKB in diens pleitnota dat het ging om een slootje van 2-3 meter wordt voorbijgegaan; die opmerking is in strijd met/wijkt af van wat zij eerder zelf heeft aangevoerd, terwijl de afwijking niet is toegelicht. Terzijde 2: Evides heeft er bij pleidooi onder meer nog op gewezen dat een 16-tons kraan nodig zou zijn (in de brief van 24 februari 2020 van VWJ wordt (zonder verdere toelichting/specificatie) gesproken over een minigraafmachine) en dat de offerte geen melding maakt van het aanbrengen van een stabiel werkplatform op het sportveld.