ECLI:NL:GHDHA:2021:280
Gerechtshof Den Haag
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Ontslag van bewindvoerder wegens gewichtige redenen en vertrouwensbreuk
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 17 februari 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over het ontslag van een bewindvoerder. De rechthebbende, geboren in 1987, had in hoger beroep beroep aangetekend tegen een eerdere beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Den Haag, waarin het verzoek om ontslag van de bewindvoerder was afgewezen. De rechthebbende stelde dat de bewindvoerder niet adequaat had gehandeld, waardoor hij gedurende tien maanden van zijn spaargeld moest leven. Dit was volgens de rechthebbende onacceptabel, gezien zijn verstandelijke beperking en de noodzaak van een persoonlijke aanpak.
Tijdens de mondelinge behandeling op 28 januari 2021 werd duidelijk dat er een vertrouwensbreuk was ontstaan tussen de rechthebbende en de bewindvoerder. De bewindvoerder had nagelaten om tijdig actie te ondernemen tegen de stopzetting van de uitkering van de rechthebbende door het UWV, wat leidde tot financiële problemen voor de rechthebbende. Het hof oordeelde dat de bewindvoerder tekort was geschoten in zijn verplichtingen en dat er gewichtige redenen waren voor ontslag.
Het hof heeft de beschikking van de kantonrechter vernietigd en de bewindvoerder met ingang van 1 april 2021 ontslagen. Tevens is een nieuwe bewindvoerder benoemd, die zich bereid had verklaard om het bewind over te nemen. De beslissing van het hof is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en er is een opdracht gegeven aan de griffier om de beschikking te registreren in het Centraal Curatele- en Bewindregister.