Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
beschikking van 14 december 2021
[appellant],
NAUTA DUTILH N.V.,
Waar de zaak over gaat
Het procesverloop in hoger beroep
- het beroepschrift van 9 februari 2021, met producties, waarbij [appellant] in hoger beroep is gekomen van de tussen partijen gegeven beschikking van de rechtbank Rotterdam van 9 november 2020 (hierna: de bestreden beschikking, of: de beschikking waarvan beroep);
- het verweerschrift;
- de akte met gespecificeerd en aangevuld bewijsaanbod en reactie op verweer NautaDutilh, met een productie.
De feiten
data protection officervan Nauta op grond van art. 15 lid 3 en art. 12 lid 3 van de Algemene verordening gegevensbescherming (Avg) verzocht hem een kopie te verstrekken van alle door Nauta verwerkte hem betreffende persoonsgegevens en hem alle in art. 13, art. 14 en art. 15 Avg bedoelde informatie te verschaffen.
data protection officervan Nauta in antwoord op zijn informatieverzoek van 25 juli 2019 [appellant] het volgende medegedeeld:
data protection officervan Nauta gedaan. In reactie daarop heeft (de
data protection officervan) Nauta [appellant] telkens bericht dat het verzoek Nauta geen aanleiding gaf haar standpunt te herzien.
De procedure bij de rechtbank
Het hoger beroep
primairin de vorm van (eventueel gedeeltelijk zwart gemaakte) kopieën van de documenten waarin mijn persoonsgegevens en de verwerkingen daarvan zijn opgenomen, en
subsidiairin de vorm van een volledig overzicht, in begrijpelijke vorm;
De ontvankelijkheid van verzoeker in het hoger beroep
De beoordeling van het hoger beroep
Guidelines 10/2020 on restrictions under Article 23 GDPR– niet voldoen aan de eisen die art. 23 Avg stelt aan lidstaatrechtelijke regelgeving waarmee de in artt. 12 tot en met 22, 34 en 5 Avg bedoelde verplichtingen en rechten worden beperkt. Het beginsel van het primaat van het Unierecht brengt mee dat deze nationale wetsbepalingen daarom buiten toepassing moeten worden gelaten, aldus [appellant]. Naar het oordeel van het hof volgt uit de door [appellant] aangevoerde gronden – die in essentie een eigen interpretatie van [appellant] inhouden – echter niet dat deze wetsbepalingen (door de Nederlandse rechter) niet in overeenstemming met de vereisten van het Unierecht (art. 23 Avg) kunnen worden uitgelegd. Het hof acht een met de vereisten van art. 23 Avg overeenstemmende uitleg van deze bepalingen (hier) wel mogelijk. Hierop strandt grief 15.