ECLI:NL:GHDHA:2021:2566

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
23 december 2021
Publicatiedatum
27 december 2021
Zaaknummer
2200446619
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vrijspraak van mensenhandel en bedreiging

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 23 december 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Rotterdam. De verdachte was in eerste aanleg vrijgesproken van mensenhandel en poging tot afpersing, maar het hof heeft de bedreiging met geweld bewezen verklaard. De verdachte, geboren in 1984, werd beschuldigd van het werven en uitbuiten van een vrouw, aangeduid als [aangeefster], voor prostitutie. Het hof oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de tenlastegelegde dwangmiddelen en uitbuiting, waardoor de verdachte voor deze feiten werd vrijgesproken. De bedreiging met een vuurwapen gelijkend voorwerp werd echter wel bewezen, wat leidde tot een gevangenisstraf van 27 dagen en een contactverbod met de benadeelde partij. Daarnaast werd een immateriële schadevergoeding van €500,00 toegewezen aan de benadeelde partij. Het hof heeft ook rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure, wat invloed had op de strafmaat. De uitspraak benadrukt de noodzaak van wettig en overtuigend bewijs bij ernstige beschuldigingen zoals mensenhandel.

Uitspraak

Rolnummer: 22-004466-19
Parketnummer: 10-200820-18
Datum uitspraak: 23 december 2021
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 19 september 2019 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [plaats] op [datum] 1984,
volgens eigen opgave van de verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep: [adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte van het onder 2 en
4 tenlastegelegde vrijgesproken en ter zake van het onder 1, 3 en 5 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden, met aftrek van voorarrest. Daarnaast is aan de verdachte een dadelijk uitvoerbaar verklaarde vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht opgelegd, met het in het vonnis genoemde bevel ten aanzien van de voorlopige hechtenis. Tot slot is beslist omtrent de vordering van de benadeelde partij, als nader omschreven in het vonnis waarvan beroep.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Ontvankelijkheid en omvang van het hoger beroep
De verdachte is in eerste aanleg vrijgesproken van hetgeen aan hem onder 2 en 4 is tenlastegelegd. Het hoger beroep is namens de verdachte onbeperkt ingesteld en mitsdien mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissingen tot vrijspraak.
Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissingen geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte mitsdien niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep onder
2 en 4 gegeven vrijspraken.
Daarnaast is bij vonnis waarvan beroep de verdachte partieel vrijgesproken van het onder 1, eerste lid, sub 1, tenlastegelegde. Met de raadsman en de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat het onder feit 1 tenlastegelegde niet dient te worden opgevat als een tenlastelegging waarin cumulatief – en derhalve gevoegd – meerdere strafbare feiten zijn opgenomen (vergelijk HR 08-11-2016, ECLI:NL:HR:2016:2521), zodat ondanks de voornoemde partiële vrijspraak in eerste aanleg feit 1 in volle omvang aan de orde is in hoger beroep.
Waar hierna wordt gesproken van "de zaak" of "het vonnis", wordt daarmee bedoeld de zaak of het vonnis voor zover op grond van het vorenstaande aan het oordeel van dit hof onderworpen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen is vermeld op de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit arrest gehecht. Deze bijlage maakt deel uit van dit arrest.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het onder 1, 3 en 5 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden, met aftrek van voorarrest, alsmede tot de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid voor de duur van 5 jaren. Daarnaast heeft de advocaat-generaal gevorderd dat die maatregel dadelijk uitvoerbaar zal worden verklaard.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Vrijspraak feit 1
Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 is tenlastegelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken. Het hof overweegt daartoe het volgende.
Aangeefster [aangeefster] (hierna ook: aangeefster) heeft meerdere verklaringen afgelegd, die op wezenlijke onderdelen van elkaar verschillen, waardoor behoedzaamheid geboden is bij het gebruik van haar verklaringen voor het bewijs.
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting kan worden opgemaakt dat aangeefster in de tenlastegelegde periode prostitutiewerkzaamheden heeft verricht, dat de verdachte deze werkzaamheden heeft gefaciliteerd en dat hij van de opbrengsten daarvan (mede) heeft geprofiteerd. Naar het oordeel van het hof is echter geen wettig en overtuigend bewijs voorhanden dat sprake is geweest van (een van) de dwangmiddelen, genoemd in de op artikel 273f van het Wetboek van Strafrecht toegesneden tenlastelegging en evenmin dat sprake is geweest van (het oogmerk van) uitbuiting, zoals voor bewezenverklaring van het tenlastegelegde is vereist.
Voor zover al op grond van de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen kan worden vastgesteld dat in de tenlastegelegde periode sprake is geweest van (dreiging met) geweld jegens aangeefster en/of (dreiging met) feitelijkheden zoals tenlastegelegd, leidt dat – hoe kwalijk dat op zichzelf ook moge zijn - niet tot een ander oordeel. Het hof heeft op grond van de beschikbare bewijsmiddelen namelijk niet de overtuiging gekregen dat daarbij sprake is geweest van een zodanig verband met de prostitutiewerkzaamheden van aangeefster, dat deze handelingen als dwangmiddelen in vorenbedoelde zin kunnen worden aangemerkt. Ook de overige tenlastegelegde dwangmiddelen, waaronder misbruik van een kwetsbare positie en misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht, acht het hof op grond van de beschikbare bewijsmiddelen niet wettig en overtuigend bewezen.
Mede gelet op het voorgaande acht het hof evenmin wettig en overtuigend bewezen dat sprake is geweest van (het oogmerk van) uitbuiting in de zin van artikel 273f Sr.
Het voorgaande leidt ertoe dat de verdachte van het onder 1 tenlastegelegde feit zal worden vrijgesproken.
Vrijspraak feit 5
Het hof acht niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 5 primair dan wel subsidiair tenlastegelegde heeft begaan en overweegt daartoe het volgende.
[getuige1], [getuige2] en [getuige3] zijn gehoord omtrent de onder 5 tenlastegelegde gebeurtenissen. De door hen afgelegde verklaringen zijn – in de kern bezien - op essentiële onderdelen innerlijk en/of onderling tegenstrijdig. Mede gelet hierop is het hof op basis van de beschikbare wettelijke bewijsmiddelen niet tot de overtuiging gekomen dat de verdachte het onder 5 primair dan wel subsidiair ten laste legde heeft begaan.
Het voorgaande leidt ertoe dat de verdachte van het onder 5 tenlastegelegde integraal zal worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
3.
hij op
of omstreeks28 mei 2018 te Dordrecht [aangeefster] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht
en/of met zware mishandeling, door die [aangeefster] dreigend de woorden toe te voegen "ga de politie maar bellen, dan ga ik 3 dagen zitten, daarna jaag ik of iemand ander
sjou een kogel door je kop", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en
/ofdoor een
vuurwapen, althans eenop een vuurwapen gelijkend voorwerp
op/tegen haar hoofd te zetten en
/ofte houden.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 3 bewezenverklaarde levert op:

bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.

Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich op bewezenverklaarde wijze schuldig gemaakt aan bedreiging van zijn (ex-)vriendin met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp. Door aldus te handelen heeft de verdachte gevoelens van angst en onveiligheid veroorzaakt bij het slachtoffer. Het hof acht dit een zeer kwalijk feit, te meer nu dit feit heeft plaatsgevonden in de woning van het slachtoffer waar ook haar dochter aanwezig was.
Daarnaast heeft het hof acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d.
12 november 2021, waaruit blijkt dat de verdachte reeds eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden het onderhavige feit te plegen.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft het hof (onder meer) acht geslagen op het rapport van Reclassering Nederland d.d. 4 maart 2021. Hieruit volgt dat zowel het algemene als het geweldsrisico wordt ingeschat op gemiddeld tot hoog. Ook het risico op onttrekking aan de voorwaarden wordt ingeschat als hoog. Concluderend wordt geadviseerd om aan de verdachte – in geval van een bewezenverklaring en rekening houdende met de reeds door hem ondergane gevangenisstraf in deze strafzaak – een voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden op te leggen. Die bijzondere voorwaarden zouden een meldplicht, een behandelverplichting en een contactverbod moeten inhouden. Voorts wordt geadviseerd om deze voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren, omdat de kans op een misdrijf met schade voor personen groot wordt geacht.
Daarnaast heeft het hof geconstateerd dat de redelijke termijn, als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM) is overschreden. De verdachte zat voor deze zaak gedetineerd en de zaak is niet binnen 16 maanden na het instellen van het hoger beroep met een eindarrest afgerond. Het hoger beroep is immers ingesteld op 19 september 2019, terwijl dit hof eerst op 23 december 2021 arrest wijst. Dit betekent dat er sprake is van een overschrijding van ruim 11 maanden. Het hof zal deze overschrijding verdisconteren in de strafmaat, in die zin dat in plaats van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 30 dagen, die in beginsel passend wordt geacht, een
onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van
27 dagen zal worden opgelegd.
Het hof is - alles afwegende - van oordeel dat enkel een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 27 dagen een passende en geboden reactie vormt. Gelet op de duur van de reeds ondergane voorlopige hechtenis, resteert daarmee geen aan de verdachte op te leggen voorwaardelijke gevangenisstraf meer.
Voorts acht het hof het passend en geboden aan de verdachte ter voorkoming van strafbare feiten een maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid zoals bedoeld in artikel 38v lid 1 Sr op te leggen, inhoudende een contactverbod met het slachtoffer en haar dochter.
Daarbij zal het hof bevelen dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar is, alsmede dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 2 weken voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, met een maximum van 6 maanden.
Het hof heeft bij deze beslissing in het bijzonder rekening gehouden met de aard en de inhoud van de bewezenverklaarde bedreiging waarbij de verdachte het slachtoffer op gehoorsafstand van haar minderjarige dochter met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp heeft bedreigd met de dood als zij de politie zou bellen en hij gedetineerd zou raken. Nu de verdachte in deze strafzaak daadwerkelijk geruime tijd in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht doordat het slachtoffer jegens hem aangifte heeft gedaan, overweegt het hof dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte opnieuw een strafbaar feit pleegt of zich belastend gedraagt jegens het slachtoffer en/of haar dochter. De enkele omstandigheid dat de verdachte gedurende deze strafzaak (nog) geen contact heeft gezocht met het slachtoffer en/of haar dochter maakt dat oordeel niet anders.
Vordering tot schadevergoeding van [aangeefster]
In het onderhavige strafproces heeft [aangeefster] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële en immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte onder 1 en 3 tenlastegelegde tot een bedrag van € 50.212,34, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde bedrag van € 50.212,34, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van de benadeelde partij is namens de verdachte betwist.
Nu de verdachte ter zake van het onder 1 tenlastegelegde wordt vrijgesproken, dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vordering voor zover dat betrekking heeft op feit 1.
Daarnaast is naar het oordeel van het hof niet komen vast te staan dat (een deel van) de gestelde materiële schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 3 bewezen- verklaarde. De benadeelde partij dient derhalve ook niet-ontvankelijk te worden verklaard in dit deel van de vordering.
Wat betreft het immateriële deel van de vordering overweegt het hof als volgt. Voor vergoeding van nadeel dat niet in vermogensschade bestaat, is in dit geval slechts plaats als sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 6:106, eerste lid (oud) van het Burgerlijk Wetboek (BW).
De verdachte heeft het slachtoffer/de benadeelde in haar woning – alwaar de dochter van de benadeelde ook aanwezig was - een op een vuurwapen gelijkend voorwerp tegen haar hoofd gezet en heeft haar daarna zeer dreigend toegesproken over het door haar kop jagen van een kogel. Dit is voor de benadeelde een zeer beangstigende situatie geweest, waar zij ook nadien nog nadelige gevolgen van heeft ondervonden, zo valt uit haar verklaringen op te maken.
Naar het oordeel van het hof brengen de aard en de ernst van deze normschending mee dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon op andere wijze kan worden aangenomen.
Op grond van het voorgaande kan naar het oordeel van het hof worden vastgesteld dat de benadeelde partij voor vergoeding in aanmerking komende immateriële schade heeft geleden als rechtstreeks gevolg van het onder
3 bewezenverklaarde. Het hof bepaalt het hiervoor toewijsbare bedrag in billijkheid op € 500,00 en zal de vordering tot een beloop van dit bedrag toewijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 28 mei 2018, zijnde de datum waarop de schade is toegebracht.
Kostenveroordeling
Nu de benadeelde partij gedeeltelijk in het gelijk wordt gesteld ziet het hof aanleiding de verdachte te veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft moeten maken, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer
[aangeefster]
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van € 500,00 aansprakelijk is voor de schade die door het bewezenverklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen dat bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente, aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer [aangeefster].
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 38v, 38w, 63 en 285 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 2 en 4 tenlastegelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:

Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 en

5 tenlastegelegdeheeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen
bewezendat de verdachte het onder
3 tenlastegelegdeheeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 3 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
27 (zevenentwintig) dagen.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Legt op
de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheidinhoudende dat de veroordeelde voor de duur van
3 (drie) jaren
  • op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met [aangeefster], geboren [datum];
  • op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met [dochter aangeefster], dochter van [aangeefster] voornoemd, geboren [datum].
Bepaalt dat voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan vervangende hechtenis wordt toegepast voor de duur van
2 (twee) weken met een totale duur van ten hoogste zes maanden.
Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op.

Beveelt dat de opgelegde maatregel dadelijk uitvoerbaar is.

Vordering van de benadeelde partij [aangeefster]

Wijst toede vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [aangeefster] ter zake van het onder
3 bewezenverklaarde tot een bedrag van
€ 500,00 (vijfhonderd euro) ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [aangeefster], ter zake van het onder 3 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 500,00 (vijfhonderd euro) als vergoeding voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 10 (tien) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 28 mei 2018.
Dit arrest is gewezen door mr. M.A.J. van de Kar,
mr. O.E.M. Leinarts en mr. W.M. Limborgh,
in bijzijn van de griffier mr. S.S. Mangal.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 23 december 2021.
Mr. S.S. Mangal is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
Bijlage I bij arrest van 23 december 2021:
TEKST TENLASTELEGGING
Aan de verdachte is – voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen - tenlastegelegd dat:
1.
hij, in of omstreeks de periode van 15 januari 2018 tot en met 1 juli 2018 te Dordrecht en/of Vianen en/of Oosterhout en/of elders in Nederland, een ander, genaamd [aangeefster] (geboren [datum]), (telkens) met één of meer van de onder lid 1, sub 1 van artikel 273f Wetboek van Strafrecht genoemde middelen, te weten door dwang en/of geweld en/of een andere feitelijkheid en/of dreiging met geweld of een andere feitelijkheid en/of door afpersing en/of door fraude en/of door misleiding, door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie,
1) heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest en/of opgenomen met het oogmerk van uitbuiting (artikel 273f lid 1 sub 1), en/of
2) heeft gedwongen of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten (van seksuele aard) dan wel enige handeling heeft ondernomen waarvan hij, verdachte, wist(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die [aangeefster] zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van arbeid of diensten (van seksuele aard) (artikel 273f lid 1 sub 4), en/of
3) heeft gedwongen of bewogen hem, verdachte, te bevoordelen uit de opbrengst van seksuele handelingen van die [aangeefster] met of voor een derde tegen betaling (artikel 273f lid 1 sub 9), en/of
(telkens) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van die [aangeefster] (artikel 273 f lid 1 sub 6),
waarbij dat geweld of een andere feitelijkheid en/of die dreiging met geweld of een andere feitelijkheid heeft/hebben bestaan uit het:
- mishandelen van die [aangeefster] (onder andere door die [aangeefster] te slaan en/of te schoppen en/of door een of meer voorwerpen tegen de benen van die [aangeefster] te gooien en/of door die [aangeefster] (stevig) bij de armen te pakken en/of door de keel van die [aangeefster] dicht te knijpen) en/of
- bedreigen van die [aangeefster] met de dood en/of (hierbij) tonen van een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, aan die [aangeefster] en/of zetten en/of houden van een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, tegen het hoofd van die [aangeefster] en/of
- opsluiten en/of opgesloten houden, althans het (in ernstige mate) beperken van de bewegingsvrijheid van die [aangeefster], en/of
- foto’s maken van die [aangeefster] zonder of slechts in weinig verhullende kleding en/of waardoor bij die [aangeefster] de vrees ontstond dat (een) ander(en) kennis van die fotos zouden kunnen krijgen en/of
- dreigen op internet foto’s en/of filmpjes te publiceren van voor die [aangeefster] compromitterende aard, en/of
- dreigen aan anderen te vertellen dat die [aangeefster] als prostituee werkzaam was en/of
- zich op boze en/of agressieve en/of (anderszins) dreigende en/of overheersende en/of denigrerende toon/wijze uiten tegen die [aangeefster] en/of
- brengen en/of houden van die [aangeefster] in een positie waar zij niet over haar eigen financiële middelen en/of bankpas(sen) kon beschikken, althans gebruik maken van de bankpas(sen) van die [aangeefster] en/of
- dwingen van die [aangeefster] tot seks door het uit elkaar duwen en/of trekken van de benen van die [aangeefster] en/of (vervolgens) brengen en/of houden van zijn, verdachtes, penis en/of een dildo in de vagina van die [aangeefster],
en/of waarbij voornoemde (onder 2) “enige handeling” heeft bestaan uit het:
- ( door die [aangeefster] laten) boeken en/of ter beschikking stellen van hotelkamer(s) en/of een vakantiewoning als werkplek voor die [aangeefster] en/of
- ( laten) regelen van (een) werkplek(ken) voor die [aangeefster] en/of - begeleiden naar en/of behulpzaam zijn bij instanties (waaronder in elk geval de gemeente en/of de kamer van koophandel) en/of het (daarmee) behulpzaam zijn bij het regelen van (in elk geval) een sofinummer en/of een inschrijving bij de kamer van koophandel voor die [aangeefster] en/of
- maken van foto’s voor advertenties op één of meer website(s) waarin die [aangeefster] werd aangeboden voor prostitutiewerkzaamheden en/of
- aanmaken en/of onderhouden (waaronder begrepen het “omhoog plaatsen”) van één of meer advertenties op één of meer website(s) waarin die [aangeefster] werd aangeboden voor prostitutiewerkzaamheden en/of
- geven van uitleg en/of instructie aan die [aangeefster] met betrekking tot de door die [aangeefster] te verrichten prostitutiewerkzaamheden en/of
- onderhouden van contacten met en/of het maken van afspraken met (potentiële) (prostitutie)klant(en) voor die [aangeefster] en/of het maken van afspraken met die (potentiële) klant(en) over de aard van de prostitutiewerkzaamheden en/of de daarvoor te betalen bedragen en/of
- bepalen welke klanten die [aangeefster] moest aannemen voor haar prostitutiewerkzaamheden en/of
- instrueren van die [aangeefster] (per telefoon) wanneer zij klaar moest staan voor prostitutiewerkzaamheden en/of
- bepalen of die [aangeefster] prostitutiewerkzaamheden met of zonder condoom moest verrichten en/of - ter beschikking stellen van een (werk)telefoon voor de prostitutiewerkzaamheden van die [aangeefster] en/of
- ter beschikking stellen van werkkleding (lingerie) voor de prostitutiewerkzaamheden van die [aangeefster] en/of
- ter beschikking stellen van condooms en/of sponsjes voor de prostitutiewerkzaamheden van die [aangeefster] en/of - huren van auto’s door die [aangeefster] en/of
- begeleiden van die [aangeefster] naar een of meer “werkadressen” en/of
- afsluiten van een of meer telefoonabonnementen door die [aangeefster] en/of
- innen van het geld dat die [aangeefster] voor haar prostitutiewerkzaamheden verdiende;
3.
hij op of omstreeks 28 mei 2018 te Dordrecht [aangeefster] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [aangeefster] dreigend de woorden toe te voegen "ga de politie maar bellen, dan ga ik 3 dagen zitten, daarna jaag ik of iemand ander jou een kogel door je kop", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en/of door een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op/tegen haar hoofd te zetten en/of te houden;
5.
hij in of omstreeks de periode van 01 januari 2018 tot en met 28 februari 2018 te Utrecht en/of Nieuwegein, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [getuige1] en/of [getuige2] te dwingen tot afgifte van 6.000 euro, in elk geval enig(e) geldbedrag(en), dat geheel of ten dele aan deze [getuige1] en/of [getuige2] of aan een derde, toebehoorde(n) aan die [getuige1] en/of [getuige2] heeft medegedeeld -zakelijk weergegeven- dat zij geld aan hem, verdachte, moesten geven, zodat hij zijn criminele vrienden kon afkopen/vrijkopen en/of wanneer zij niet zouden betalen er gevolgen aan zouden zitten en/of dat hij, verdachte, een vuurwapen had, en het wel eens helemaal verkeerd zou kunnen aflopen als hij politie zou zien, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.