ECLI:NL:GHDHA:2021:2488
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep niet-ontvankelijk wegens onvolledige betaling van het griffierecht; verzoek om vergoeding van immateriële schade afgewezen
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 24 juni 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep van een belastingzaak. De belanghebbende, een B.V., had hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de Rechtbank Den Haag van 19 augustus 2020, waarin het bezwaar tegen de vastgestelde waarden van onroerende zaken voor de onroerendezaakbelasting en rioolheffing ongegrond was verklaard. De Heffingsambtenaar had de waarden van de onroerende zaken vastgesteld op € 7.612.000 voor een appartementencomplex en € 520.000 voor een parkeergarage.
Tijdens de procedure bleek dat de belanghebbende het griffierecht voor het hoger beroep niet volledig en tijdig had betaald. De griffier had een bedrag van € 532,00 geheven, maar de belanghebbende had slechts een deel van dit bedrag betaald. Ondanks dat de belanghebbende ter zitting had betoogd dat het griffierecht tijdig was betaald, kon zij geen bewijs overleggen dat dit het geval was. Het Hof oordeelde dat de onvolledige en niet tijdige betaling voor risico van de belanghebbende kwam en verklaarde het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Daarnaast had de belanghebbende verzocht om vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn. Het Hof oordeelde dat de redelijke termijn in zowel de eerste aanleg als het hoger beroep niet was overschreden, en wees het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak van het Hof is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken beroep in cassatie in te stellen.