ECLI:NL:GHDHA:2021:2344

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
9 november 2021
Publicatiedatum
23 november 2021
Zaaknummer
200.295.975/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot medewerking aan uitkering van depot door vrouw in echtscheidingsprocedure

In deze zaak, die zich afspeelt tijdens een lopende echtscheidingsprocedure, hebben de man en zijn vader, als enige beherende vennoten van de vennootschap onder firma Parketshop Katwijk, een vordering ingesteld tegen de vrouw. Zij vorderen haar medewerking tot de uitkering van de netto-verkoopopbrengst van een registergoed, dat in depot wordt gehouden bij een notaris, ter zekerheid voor de nakoming van hun verplichtingen jegens de vrouw. Het Gerechtshof Den Haag heeft de vordering toegewezen, waarbij het hof oordeelt dat het registergoed tot het vennootschappelijk vermogen behoort en dat de vrouw geen aanspraak kan maken op dit vermogen. De tegenvordering van de vrouw, die betrekking had op de verkoop van de voormalige echtelijke woning en de afgifte van papieren en kentekenbewijs van een motor, werd afgewezen omdat deze niet kon worden beoordeeld in de onderhavige procedure. Het hof vernietigde het bestreden vonnis van de voorzieningenrechter en verklaarde de vrouw niet-ontvankelijk in haar tegenvorderingen. Tevens werd de vrouw veroordeeld om haar medewerking te verlenen aan de uitkering van het depotbedrag aan de schuldeisers van de vennootschap. De proceskosten in eerste aanleg werden gecompenseerd, terwijl de vrouw in de kosten van het hoger beroep werd veroordeeld.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht
Zaaknummer : 200.295.975/01
Zaaknummer rechtbank : C/09/609919/ KG ZA 21-325

arrest van 9 november 2021

inzake
1. De vennootschap onder firma Parketshop Katwijk,
gevestigd te Katwijk,
hierna ook te noemen: Parketshop Katwijk,
en haar vennoten:
2. [appellant 2],
wonende te [woonplaats] ,
hierna ook te noemen: de vader van de man,
3. [appellant 3],
wonende te [woonplaats] ,
hierna ook te noemen: de man,
appellanten,
hierna tezamen ook te noemen: appellanten,
appellanten sub 2 en 3 hierna tezamen ook te noemen: de vennoten,
advocaat: mr. E.H. de Milliano-Machielse te Katwijk,
tegen

[geïntimeerde],

wonende te [woonplaats]
geïntimeerde,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. W.J. Vroegindeweij te Katwijk.

Het geding

Bij exploot van 10 juni 2021, verbeterd bij herstelexploot van 14 juni 2021 zijn appellanten in hoger beroep gekomen van een door de voorzieningenrechter in de rechtbank Den Haag tussen partijen gewezen vonnis in kort geding van 1 juni 2021, hierna: het bestreden vonnis.
Bij voormeld exploot met producties hebben appellanten drie grieven aangevoerd en tevens om spoedappel verzocht.
Het verzoek om spoedappel is door de rolraadsheer afgewezen.
Bij memorie van antwoord heeft de vrouw de grieven bestreden.
Vervolgens hebben partijen de stukken overgelegd en arrest gevraagd.

Beoordeling van het hoger beroep

1. De door de voorzieningenrechter in het bestreden vonnis vastgestelde feiten zijn niet in geschil. Ook het hof zal daarvan uitgaan.
Enige achtergrondinformatie
2. De man en de vader van de man zijn de enige, tevens beherende vennoten van Parketshop Katwijk. De man en de vrouw zijn (nog) met elkaar gehuwd. De tussen hen bestaande huwelijksgemeenschap is in november 2020 ontbonden door de indiening van het echtscheidingsverzoek door de vrouw bij de rechtbank Den Haag (productie 1 bij conclusie van antwoord tevens eis in reconventie). Deze echtscheidingsprocedure loopt nog.
3. De vennoten hebben bij akte van 24 maart 2021 (productie 1 bij de inleidende dagvaarding) verleden voor notaris mr. A.C.T. de Witte handelend voor zich en voor zoveel nodig in hun hoedanigheid van enige beherende vennoten van Parketshop Katwijk de appartementsrechten, rechtgevende op het uitsluitend gebruik van de in de akte omschreven bedrijfsunit alsmede parkeerplaatsen (hierna ook: het registergoed of: het bedrijfspand met parkeerplaatsen) overgedragen aan een derde voor een bedrag van € 205.000,-.
4. Uit de akte van levering blijkt dat de vrouw toestemming heeft verleend voor de in de akte genoemde rechtshandelingen en dat zij heeft verklaard voor zover nodig mee te zullen werken aan de totstandkoming daarvan. Zij heeft daaraan wel voorwaarden gesteld, onder meer dat de overwaarde van het bedrijfspand en de parkeerplaatsen op de (het hof begrijpt:) derdengeldrekening van de notaris blijft staan totdat er of voldoende financiële informatie door de vrouw zou zijn verkregen of totdat partijen een andere oplossing zouden vinden (productie 2 bij de conclusie van antwoord tevens eis in reconventie).
5. Uit de in eerste aanleg overgelegde ‘Depotovereenkomst bij levering onroerende zaak’ (productie 2 bij de inleidende dagvaarding) blijkt dat de vennoten op 24 maart 2021 met voornoemde notaris - voor zover hier van belang - zijn overeengekomen dat de notaris de netto-verkoopopbrengst van € 66.846,50 van het registergoed onder zijn berusting zal houden tot zekerheid voor de nakoming door de vennoten van hun verplichtingen jegens de vrouw. De vennoten verkrijgen ten gevolge hiervan een voorwaardelijk vordering op de notaris. De notaris mag slechts tot uitbetaling overgaan indien:
- hij van de vennoten en de vrouw schriftelijk een gelijkluidende opdracht hiertoe ontvangt, waarbij beide partijen verplicht zijn aan deze opdracht zo spoedig mogelijk hun medewerking te verlenen;
- na een rechterlijke uitspraak die in kracht van gewijsde is gegaan dan wel uitvoerbaar bij voorraad is verklaard.
Eerste aanleg
6. Appellanten hebben in eerste aanleg - voor zover hier van belang en samengevat - gevorderd:
- de vrouw te veroordelen op eerste verzoek van de notaris haar medewerking te verlenen aan uitkering van het geldbedrag ad € 66.846,50 dat bij notaris mr. A.C.T. de Witte in depot wordt gehouden, aan de schuldeisers van Parketshop Katwijk;
- te bepalen dat, indien de vrouw niet aan vorenstaande veroordeling voldoet, het vonnis in de plaats treedt van de toestemming van de vrouw tot uitkering van voormeld geldbedrag uit het depot aan de schuldeiseres van Parketshop Katwijk,
met veroordeling van de vrouw in de proceskosten.
7. De vrouw heeft in conventie daartegen verweer gevoerd.
In reconventie heeft zij - voor zover hier van belang en samengevat - gevorderd:
- appellanten te veroordelen om binnen 2 dagen na het vonnis de papieren en kentekenbewijzen van de motor (kenteken 55 ML NG) aan de vrouw af te geven op straffe van verbeurte van een dwangsom;
- de man te veroordelen om binnen 7 dagen na betekening van het vonnis mee te werken aan de verkoop van de voormalige echtelijke woning op straffe van verbeurte van een dwangsom,
met veroordeling van appellanten in de kosten van deze procedure.
8. Bij het bestreden vonnis heeft de voorzieningenrechter, voor zover hier van belang en samengevat:

in conventie

- de vorderingen van appellanten afgewezen en de proceskosten gecompenseerd;

in reconventie

- de man veroordeeld om op de door de voorzieningenrechter bepaalde wijze zijn medewerking te verlenen aan de verkoop en levering van de voormalige echtelijke woning aan een derde, op straffe van een dwangsom van € 250,- per overtreding en per dag dat de overtreding voortduurt tot een maximum van € 7.500,-;
- de vennoten veroordeeld om binnen zeven dagen na het vonnis de (verzekerings)papieren en kentekenbewijzen van de motor met kenteken 55-ML-NG aan de vrouw af te geven, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 250,- per dag of een gedeelte daarvan, met een maximum van € 7.500,-.
De proceskosten zijn tussen partijen gecompenseerd en het meer of anders gevorderde is afgewezen.
Het bestreden vonnis is
nietuitvoerbaar bij voorraad verklaard.
Vorderingen hoger beroep
9. Appellanten vorderen dat het het hof behage bij arrest uitvoerbaar bij voorraad, het bestreden vonnis te vernietigen en opnieuw rechtdoende:
- de vrouw te veroordelen om op eerste verzoek van de notaris haar medewerking te verlenen aan uitkering van het bedrag van € 66.846,50 dat bij notaris mr. A.C.T. de Witte in depot wordt gehouden, aan de schuldeisers van Parketshop Katwijk en te bepalen dat indien de vrouw niet aan de veroordeling voldoet, het vonnis,
het hof begrijpt: arrest, in de plaats treedt van haar toestemming tot uitkering van genoemd geldbedrag uit het depot aan de schuldeisers van Parketshop Katwijk;
- de vordering van de vrouw tot veroordeling van de vader van de man om binnen twee dagen na het vonnis de papieren en kentekenbewijzen van de motor aan geïntimeerde af te geven, op straffe van een dwangsom, af te wijzen;
- de vordering van de vrouw tot veroordeling van de man om binnen zeven dagen na betekening van het vonnis mee te werken aan de verkoop van de echtelijke woning conform het voorstel van de vrouw op straffe van een dwangsom, af te wijzen,
met veroordeling van de vrouw in de kosten van deze procedure.
10. De vrouw voert verweer en concludeert dat het hof bij arrest voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, het ingestelde appel van appellanten afwijst dan wel appellanten niet-ontvankelijk verklaart en het bestreden vonnis, zo nodig onder verbetering of aanvulling van de gronden en met uitvoerbaarverklaring van de toegewezen vorderingen van de vrouw wil bevestigen, met afwijzing van de vorderingen van appellanten en met veroordeling van appellanten in de kosten van het geding in beide instanties.
Spoedeisend belang
11. Het hof is van oordeel dat appellanten voldoende aannemelijk hebben gemaakt dat zij het depotbedrag nodig hebben omdat zij op korte termijn zakelijke crediteuren moeten voldoen. Het spoedeisend belang bij hun vordering is hiermee gegeven.
Uitkering van het depot bij de notaris (grief 1)
12. Appellanten zijn het er niet mee eens dat de voorzieningenrechter hun vordering ter zake de uitkering van het depot heeft afgewezen. Zij stellen voorop dat zij in de onderhavige procedure optreden in hun hoedanigheid van vennootschap onder firma en haar vennoten om hun zakelijke belangen te behartigen. De voorzieningenrechter had de privébelangen die een rol spelen in de tussen de man en de vrouw aanhangige echtscheidingsprocedure derhalve niet in de beoordeling van de vordering mogen betrekken.
13. De vrouw is van mening dat de voorzieningenrechter op goede gronden een juiste beslissing heeft genomen. Zij betwist dat het ‘zakelijke geheel’ los staat van de echtscheidingsprocedure. Volgens haar staat niet alleen vast dat de waarde van het tot de huwelijksgemeenschap behorende aandeel van de man in Parketshop Katwijk op de peildatum deel uitmaakt van de huwelijksgemeenschap, maar blijkt ook uit oudere jaarstukken dat de man en de vader van de man allerlei privé opnames deden (en waarschijnlijk doen), die geen direct verband houden met het resultaat. De man en zijn vader zijn zelf privé en zakelijk steeds met elkaar aan het vermengen (randnummer 5, memorie van antwoord).
14. Het hof overweegt als volgt. De vennootschap onder firma is, ondanks dat zij geen rechtspersoon is, procesbevoegd op grond van artikel 51 Rv. Op grond van artikel 17 lid 1 WvK is iedere vennoot die daarvan niet is uitgesloten, bevoegd ten name van de vennootschap in rechte op te treden. In de onderhavige zaak treden zowel de Parketshop Katwijk als de vennoten als appellant op. Een schuldeiser van de vennootschap heeft dan een vorderingsrecht jegens de vennootschap onder firma dat verhaalbaar is op het vennootschapsvermogen én een vorderingsrecht tegen elke vennoot persoonlijk dat verhaalbaar is op zijn privévermogen. Dit aangezien de vennoten hoofdelijke verbonden zijn voor de vennootschapsschulden (artikel 18 WvK).
15. Uit de voormelde akte van levering van 24 maart 2021 van het bedrijfspand met parkeerplaatsen blijkt dat het registergoed destijds is geleverd aan de vennoten tezamen, ieder voor de onverdeelde helft. Het registergoed behoort derhalve tot het vennootschappelijk vermogen.
16. Bij een vennootschap onder firma is sprake van een afgescheiden vermogen (Hoge Raad 19 april 2019, ECLI:NL:HR:2019:649) Dit brengt mee dat de vrouw geen rechtstreekse aanspraak heeft op de goederen van de vennootschap onder firma. Tot de huwelijksgoederengemeenschap van partijen behoort slechts de economische deelgerechtigdheid of wel de waarde van het aandeel in de vennootschap onder firma. Bij de verdeling van de huwelijksgemeenschap heeft de vrouw slechts een persoonlijk recht op verrekening van de waarde van het vennootschapsaandeel van de man per datum verdeling. Zij kan dus geen aanspraak maken op het vennootschappelijk vermogen, noch jegens de vennootschap, nog jegens de vennoten.
17. Gelet op het vorenstaande komt de netto-opbrengst van het bedrijfspand met parkeerplaatsen toe aan de vennootschap onder firma. Het hof zal het bestreden vonnis dan ook ter zake vernietigen en de vordering van appellanten strekkende tot medewerking van de vrouw aan uitkering van het depot alsnog toewijzen. Hetgeen ter zake overigens naar voren is gebracht, kan niet tot een ander oordeel leiden en behoeft dan ook geen verdere bespreking.
De verkoop van de voormalige echtelijke woning en de afgifte van de papieren en het kentekenbewijs van de motor (grieven 2 en 3)
18. De vrouw heeft bij brief van 24 maart 2021 (productie 1 bij de memorie van grieven) aan de advocaat van appellanten laten weten te willen meewerken aan het vrijgeven van het depot bij de notaris onder de volgende voorwaarden (samengevat):
- de man dient mee te werken aan de verkoop van de voormalige echtelijke woning;
- de vader van de man dient de papieren en het kentekenbewijs van de volgens de vrouw tot de huwelijksgemeenschap behorende motor af te geven.
19. Appellanten zijn niet op het voorstel van de vrouw ingegaan en zijn een kortgedingprocedure opgestart. De vrouw heeft in eerste aanleg haar bovengemelde voorwaarden alsnog als vorderingen in reconventie geformuleerd, zoals hierboven is weergegeven. Appellanten hebben ter zake die reconventionele vorderingen zowel in eerste aanleg als in hoger beroep aangevoerd dat de discussie daarover uitsluitend in de echtscheidingsprocedure moet worden gevoerd en dat de huidige procedure een puur zakelijke aangelegenheid van de vennootschap betreft.
20. Hoewel een eis in reconventie in de dagvaardingsprocedure geen betrekking hoeft te hebben op het onderwerp van de oorspronkelijke eis, is het hof van oordeel dat in het onderhavige geval de door de vrouw ingediende tegenvorderingen niet kunnen worden beoordeeld. Het hof overweegt daartoe als volgt.
21. Het is de vennootschap onder firma die tezamen met de vennoten tegen de vrouw procedeert. De tegenvorderingen van de vrouw hebben geen betrekking op de vennootschap en het tot de vennootschap behorende vermogen waarvoor de vennoten hoofdelijk kunnen worden aangesproken. De tegenvorderingen hebben betrekking op de man respectievelijk de vader van de man in privé. De man in privé en de vader van de man in privé zijn echter geen partij in de onderhavige procedure. Dit brengt mee dat de vrouw alsnog niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in haar reconventionele vorderingen.
22. Aan de beoordeling van de spoedeisendheid van die vorderingen alsmede van het bewijsaanbod van de vrouw komt het hof niet toe.
Proceskosten
23. Nu de vrouw in hoger beroep in het ongelijk wordt gesteld en het een zakelijk geschil tussen partijen betreft, zal het hof de vrouw veroordelen in de kosten van dit hoger beroep. De man heeft niet gegriefd tegen de proceskostencompensatie in eerste aanleg zodat het hof de kosten van het geding in eerste aanleg zal compenseren.
24. Dit alles leidt tot de volgende beslissing.

Beslissing

Het hof:
vernietigt het bestreden vonnis en, opnieuw rechtdoende:
verklaart de vrouw niet-ontvankelijk in haar tegenvorderingen zoals geformuleerd in eerste aanleg en in hoger beroep;
veroordeelt de vrouw om op eerste verzoek van de notaris haar medewerking te verlenen aan uitkering van het bedrag van € 66.846,50 dat bij notaris mr. A.C.T. de Witte in depot wordt gehouden, aan de schuldeisers van Parketshop Katwijk;
bepaalt dat indien de vrouw niet aan de veroordeling voldoet, het onderhavige arrest in de plaats treedt van haar toestemming tot uitkering van genoemd geldbedrag uit het depot aan de schuldeisers van Parketshop Katwijk;
compenseert de kosten van het geding in eerste aanleg in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
veroordeelt de vrouw in de kosten van het geding in hoger beroep, tot aan deze uitspraak begroot op € 3.548,- en aldus gespecificeerd:
- € 2.106,- griffierecht
- € 1.442,- salaris advocaat;
verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het in hoger beroep meer of anders gevorderde af.
Dit arrest is gewezen door mrs. A.N. Labohm, J.M van de Poll en A. Zonneveld en is ondertekend en uitgesproken door mr. J.E.H.M. Pinckaers, rolraadsheer, ter openbare terechtzitting van 9 november 2021 in aanwezigheid van de griffier.