ECLI:NL:GHDHA:2021:2337

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
30 november 2021
Publicatiedatum
22 november 2021
Zaaknummer
200.273.596/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitleg van een provisie-overeenkomst in het kader van een managementovereenkomst tussen Wind4ind B.V. en Lagerwey Group B.V.

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Den Haag werd behandeld, gaat het om een geschil tussen Wind4ind B.V. en Lagerwey Group B.V. over de uitleg van een managementovereenkomst. Wind4ind vordert een commissie over de door Lagerwey Group geleverde controller plates aan OTEK, een onderneming die zich bezighoudt met de bouw van windturbines. Wind4ind stelt dat de levering van de controller plates in feite een licentie betreft, waarover zij recht heeft op een commissie volgens de managementovereenkomst. Lagerwey Group betwist dit en stelt dat het gaat om de levering van hardware, waarop software draait.

De rechtbank Rotterdam heeft in eerste aanleg geoordeeld dat Lagerwey Group aan Wind4ind een bedrag van € 23.191,66 (incl. btw) moet betalen, maar heeft de overige vorderingen van Wind4ind afgewezen. Wind4ind is in hoger beroep gegaan, waarbij zij de vernietiging van het bestreden vonnis vorderde en toewijzing van haar vorderingen.

Het hof heeft de zaak beoordeeld aan de hand van het Haviltex-criterium, dat vereist dat niet alleen de taalkundige betekenis van de overeenkomst wordt bekeken, maar ook de verwachtingen die partijen redelijkerwijs van elkaar mochten hebben. Het hof oordeelt dat Wind4ind niet mocht verwachten dat zij ook recht had op een commissie over de marge van de controller plates, aangezien dit niet expliciet in de overeenkomst was opgenomen. Het hof bekrachtigt het vonnis van de rechtbank en wijst de vorderingen van Wind4ind af, waarbij het hof ook de proceskostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad verklaart.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht
Zaaknummer : 200.273.596/01
Zaaknummer rechtbank : C/10/559068 / HA ZA 18-916

arrest van 30 november 2021

inzake

Wind4ind B.V.,

gevestigd te Hilversum,
appellante in het principaal hoger beroep,
geïntimeerde in het incidenteel hoger beroep,
nader te noemen: Wind4ind,
advocaat: mr. H.E. Eelkman Rooda te Rotterdam,
tegen

Lagerwey Group B.V.,

gevestigd te Barneveld,
geïntimeerde in het principaal hoger beroep,
appellante in het incidenteel hoger beroep,
hierna te noemen: Lagerwey Group,
advocaat: mr. D.P. Cras te Amsterdam.

Waar deze zaak over gaat

Wind4ind vordert commissie over door Lagerwey Group geleverde controller plates aan OTEK, een onderneming die zich bezig houdt met de bouw van windturbines. Volgens Wind4ind gaat het bij de levering van de controller plates eigenlijk om het verlenen van een licentie aan OTEK. Op grond van de tussen Lagerwey Group en Wind4ind gesloten managementovereenkomst bestaat dan recht op een commissie. Lagerwey Group betwist dat er sprake is van het verlenen van een licentie. Volgens Lagerwey Group gaat het bij de levering van controller plates in essentie om de levering van hardware, waarop software draait.

Feiten en procesverloop in eerste aanleg

1. Het hof gaat uit van de feiten genoemd in het op 4 december 2019 tussen partijen gewezen vonnis van de rechtbank Rotterdam (hierna: het bestreden vonnis). Het gaat in deze zaak om het volgende.
1.1.
De groep Lagerwey (hierna: Lagerwey) heeft – kort gezegd – een technologie ontwikkeld ten behoeve van de productie en installatie van windturbines.
1.2.
Lagerwey Group is de houdstermaatschappij van Lagerwey. De heer
[CEO Lagerwey Group] (hierna: [CEO Lagerwey Group]) is CEO van Lagerwey Group.
1.3.
Lagerwey Systems B.V. (hierna: Lagerwey Systems) en Lagerwey Wind B.V. (hierna: Lagerwey Wind) zijn werkmaatschappijen van Lagerwey.
1.4.
Wind4ind drijft een onderneming die ondersteuning biedt aan bedrijven die actief zijn op het gebied van windenergie. De heer [bestuurder Wind4ind] (hierna: [bestuurder Wind4ind]) is middellijk aandeelhouder en bestuurder van Wind4ind.
1.5.
Eind september/begin oktober 2016 hebben Lagerwey Group en Wind4ind een managementovereenkomst gesloten, waarbij Wind4ind zich tegenover Lagerwey Group heeft verbonden om te bemiddelen bij de totstandkoming van licentieovereenkomsten tussen Lagerwey en buiten Europa gevestigde bedrijven met betrekking tot de door Lagerwey ontwikkelde technologie (hierna: de Managementovereenkomst).
1.6.
De Managementovereenkomst bevat in art. 2 een opzegbepaling, die als volgt luidt:
“Deze overeenkomst is aangegaan voor onbepaalde tijd. Eén van partijen kan de overeenkomst opzeggen na 1 jaar met inachtneming van een opzegtermijn van 2 maanden.
De opzegging dient schriftelijk te geschieden via aangetekende brief op het adres en per e-mail.
leder van partijen is gerechtigd deze overeenkomst met onmiddellijke ingang, zonder ingebrekestelling of gerechtelijke tussenkomst, op te zeggen indien opdrachtgever of opdrachtnemer failliet gaat of surséance aanvraagt dan wel indien voortzetting in redelijkheid niet
kan worden gevorderd. Overeenkomst kan tevens met onmiddellijke ingang worden opgezegd in geval van een dringende reden, zoals bijvoorbeeld fraude, diefstal, zwaar disfunctioneren, etc
Opdrachtgever is dan nimmer aansprakelijk voor eventueel door Opdrachtnemer te lijden schade.”
1.7.
Verder is in art. 4 van de Managementovereenkomst bepaald:
“De managementvergoeding die opdrachtgever[hof: Lagerwey Group]
aan opdrachtnemer[hof: Wind4ind]
verschuldigd is, bedraagt € 115,000 per jaar, exclusief omzetbelasting. De vergoeding zal jaarlijks worden gecorrigeerd voor inflatie, dit voor het eerst per 1 januari 2017. Een twaalfde (1/12) van de jaarlijkse vergoeding wordt na facturering door de opdrachtnemer binnen de door Lagerwey gehanteerde betalingsvoorwaarden afgehandeld. Voor periodes van vakantiedagen en arbeidsongeschiktheid gelden dezelfde regels als bij overige management overeenkomsten.
Naast de managementvergoeding is opdrachtgever aan opdrachtnemer verschuldigd een jaarlijkse commissie. Deze commissie is een percentage van de door opdrachtnemer behaalde en daadwerkelijk betaalde licentie-fees, ongeacht of deze eenmalig (bv license fees), jaarlijks, periodiek of anders zijn (bv royalties).
Het percentage is afhankelijk van welk bedrijf:
Type bedrijf
Naam van het bedrijf
Verklaring
Percentage van de licentie-revenuen
1
Rosatom, Rusland Powerax, Turkije
Al mee in vergaande bespreking op september
2016
3%
2
Suzlon, India Lagerdoo, Kroatie Temsan, Turkije Confab, Brazilië Envision, China
HZ, China
Eerst ontmoeting al mee geweest en/of half- afgelopen onderhandelingen op september 2016
6%
3
Alle andere bedrijven
Overig
10%
Als in een jaar de commissie boven de 150.000 euro stijgt, dan zakt het percentage over het meerdere van de licentie-revenuen dat 150.000 euro aan commissie genereert naar de helft per type bedrijf (dus 1.5% voor type 1, 3% voor type 2, 5% voor type 3).
Bij beëindiging van deze overeenkomst door opdrachtnemer, lopen de commissies 3 jaar door, onder voorwaarde dat opdrachtgever niet in "bad standing" is. Voorbeelden hiervan zijn: overtredingen van overeenkomst, mismanagement, vertrek naar concurrent.
Bij beëindiging van deze overeenkomst door opdrachtgever, lopen de commissies 5 jaar door, onder voorwaarde dat opdrachtnemer niet in "bad standing" is. Voorbeelden hiervan zijn: overtredingen van overeenkomst, mismanagement, vertrek naar concurrent.
De vergoeding voor het commercieel uitnutten van uitvindingen (ventures) zal in een aparte overeenkomst geregeld worden.
De jaarlijkse commissie wordt in de maand januari van elk jaar in gezamenlijk overleg berekend en uitbetaald aan het einde van de maand februari. Als gedurende een jaar de commissie boven 150.000 euro is uitgekomen, heeft opdrachtnemer het recht op een tussentijdse berekening en betaling.”
1.8.
Op 8 mei 2017 hebben Lagerwey Wind en JSC Integrated Thermal Power Company (hierna: OTEK), onderdeel van het Russische energieconglomeraat Rosatom, een Wind Turbine Technology License Agreement (hierna: de Licentieovereenkomst) gesloten, op grond waarvan Lagerwey Wind een licentie aan OTEK heeft verleend om met toepassing van de technologie van Lagerwey windturbines te fabriceren. In de Licentieovereenkomst is bepaald dat OTEK daarvoor een provision fee van € 11.500.000,-- dient te voldoen.
1.9.
Bij factuur van 30 juni 2017 heeft Wind4ind een commissie van € 299.475,-- (incl. btw) bij Lagerwey Group in rekening gebracht, berekend over de provision fee van € 11.500.000,--. Lagerwey Group heeft deze commissie betaald.
1.10.
Op 30 november 2017 hebben Lagerwey Systems en een joint venture van Lagerwey en Rosatom, Red Wind B.V. (hierna: Red Wind), een Components Supply Agreement (hierna: de Leveringsovereenkomst) gesloten, waarbij Lagerwey Systems zich tegenover Red Wind heeft verbonden om onderdelen van windturbines te leveren, waaronder controller plates. Een controller plate bevat alle voor de besturing van een windturbine relevante software. In de Leveringsovereenkomst is bepaald dat de prijs van een controller plate bestaat uit een bedrag van € 70.000,--
“per integrated circuit included in a Controller Plate”en een
“Controller Software License Fee”.
1.11.
Bij factuur van 17 april 2018 heeft Wind4ind een commissie van € 551.803,56 (incl. btw) bij Lagerwey Group in rekening gebracht, berekend over (een deel van) de in r.o. 1.10 genoemde prijs van 80 controller plates. Lagerwey Group heeft dit bedrag niet betaald.
1.12.
Op 11 juni 2018 heeft een bespreking plaatsgevonden tussen Lagerwey Group en Wind4ind, waarbij Lagerwey Group de Managementovereenkomst met onmiddellijke ingang heeft opgezegd.
1.13.
Bij facturen van 30 juni en 31 juli 2018 heeft Wind4ind twee twaalfde deel van de managementvergoeding van € 115.000,-- bij Lagerwey Group in rekening gebracht, in totaal een bedrag van € 23.191,66 (incl. btw). Lagerwey Group heeft dit bedrag niet voldaan.
1.14.
Wind4ind heeft in eerste aanleg (samengevat) gevorderd:
a) Lagerwey Group te veroordelen tot betaling aan Wind4ind van een bedrag van € 551.803,56 (incl. btw), te vermeerderen met wettelijke handelsrente,
b) voor recht te verklaren dat Wind4ind recht heeft op commissie over alle licentierevenuen die Lagerwey Group (en/of de aan haar gelieerde partijen) de komende vijf jaar genereert uit de deal met OTEK,
c) Lagerwey Group te veroordelen om aan Wind4ind alle relevante financiële en overige informatie te verstrekken die betrekking heeft en ziet op de berekening van de licentievergoedingen en de daarover verschuldigde commissie, op straffe van een dwangsom,
d) Lagerwey Group te veroordelen om aan Wind4ind te betalen een bedrag van € 23.191,66 (incl. btw), te vermeerderen met wettelijke handelsrente,
e) Lagerwey Group te veroordelen om aan Wind4ind te voldoen een bedrag van € 6.675,00,-- te vermeerderen met wettelijke rente ter zake van buitengerechtelijke kosten en
f) Lagerwey Group te veroordelen in de proceskosten.
1.15.
De rechtbank heeft Lagerwey Group veroordeeld om aan Wind4ind te betalen een bedrag van € 23.191,66 (incl. btw), te vermeerderen met wettelijke handelsrente, Wind4ind veroordeeld in de proceskosten en de overige vorderingen van Wind4ind afgewezen.

Procesverloop in hoger beroep

2. Bij exploot van 29 januari 2020 is Wind4ind in hoger beroep gekomen van het bestreden vonnis. Bij memorie van grieven (met producties) in het principaal hoger beroep heeft Wind4ind vier grieven aangevoerd. In hoger beroep vordert Wind4ind vernietiging van het bestreden vonnis en dat haar vorderingen uit de eerste aanleg alsnog worden toegewezen, met veroordeling van Lagerwey Group in de proceskosten van beide instanties.
3. Bij memorie van antwoord in het principaal hoger beroep, tevens memorie van grieven in het incidenteel hoger beroep heeft Lagerwey Group deze grieven bestreden en een incidentele grief aangevoerd. Lagerwey Group vordert het bestreden vonnis te vernietigen op het punt waarop zij is veroordeeld aan Wind4ind te betalen een bedrag van € 23.191,66 (incl. btw), te vermeerderen met wettelijke handelsrente, en dit vonnis voor het overige te bekrachtigen en Wind4ind te veroordelen aan Lagerwey Group terug te betalen wat de laatste aan de eerste heeft betaald ter uitvoering van het vonnis, te vermeerderen met wettelijke rente. Verder heeft Lagerwey Group gevorderd Wind4ind te veroordelen in de proceskosten van het hoger beroep.
4. De incidentele grief is door Wind4ind bestreden bij memorie van antwoord in het incidenteel hoger beroep (met producties). Wind4ind heeft gevorderd het bestreden vonnis op het door Lagerwey Group bestreden punt te bekrachtigen en de vorderingen in het incidenteel hoger beroep af te wijzen.
5. Op 15 juni 2021 heeft (door middel van een videoconferentie waarbij sprake is van een directe beeld- en geluidsverbinding) een mondelinge behandeling plaatsgevonden. Partijen zijn verschenen. De hiervoor genoemde advocaten zijn namens partijen verschenen. Door de advocaten is gepleit, beiden aan de hand van een (op voorhand overgelegde) pleitnota.
6. Partijen hebben arrest gevraagd.

Beoordeling van het principaal en incidenteel hoger beroep

7. Het gaat in het principaal hoger beroep om de vordering van Wind4ind tot betaling van een commissie over de revenuen die Lagerwey heeft behaald met de verkoop en levering van controller plates aan OTEK. Wind4ind baseert het recht op deze commissie
op art. 4 van de Managementovereenkomst.
8. De rechtbank heeft in de rechtsoverwegingen en 4.4. tot en met 4.9 hierover geoordeeld, samengevat als volgt:
8.1.
De kern van het geschil betreft de uitleg van art. 4 van de Managementovereenkomst aan de hand van het Haviltex-criterium.
8.2.
Wind4ind mocht in redelijkheid niet van Lagerwey verwachten dat zij zou begrijpen dat Wind4ind niet alleen beoogde 3% te ontvangen over licentie-fees, zoals de licentievergoeding van € 11.550.000,-- en de royalties, maar dat Wind4ind ook nog 3% zou willen ontvangen over de marge op te leveren zaken zoals de controller plates. Als zij dat had gewild had Wind4ind – die zelf de tekst van art. 4 van de Managementovereenkomst heeft opgesteld - dat uitdrukkelijk moeten bedingen, wat niet is gebeurd.
8.3.
Dat Lagerwey niet alleen voordeel zou genieten van de licentievergoeding maar ook van het verkopen van zaken waarop aanzienlijk marges zouden worden behaald was reeds op voorhand te voorzien.
8.4.
Het aan de verkoop van die zaken voor Lagerwey verbonden voordeel dankzij de gehanteerde forse marge, kan niet worden gekwalificeerd als een verkapte licentievergoeding in de zin van art. 4 van de Managementovereenkomst. Zo heeft Lagerwey deze bepaling niet hoeven te begrijpen.
8.5.
Een ander oordeel zou mogelijk zijn als een deel van de vooraf benoemde licentievergoeding achteraf anders zou zijn gelabeld om Wind4ind te benadelen. Deze situatie heeft zich niet voorgedaan. Dat op verzoek van OTEK een deel van de overeengekomen marge is gelabeld als
“Controller Software License Fee”brengt niet mee dat Wind4ind alsnog recht kreeg op een percentage over dat deel van die marge.
8.6.
Daarom wordt Lagerwey Group gevolgd in haar uitleg van art. 4 van de Managementovereenkomst.
9. Met
grief 1betoogt Wind4ind dat de rechtbank in r.o. 4.6 heeft miskend dat zij de op de comparitie van partijen afgelegde verklaring van [CEO Lagerwey Group], die in het oordeel is betrokken, uitdrukkelijk heeft weersproken en dat het anders is gegaan dan deze heeft verklaard. Verder is de veronderstelling onjuist dat de Otek-deal al in zicht was ten tijde van het sluiten van de Managementovereenkomst. Met
grief 2betoogt Wind4ind dat uit art. 4 van de Managementovereenkomst volgt dat zij over alle licentievergoedingen ter zake van de gelicenseerde windproductietechnologie, dus ook bijvoorbeeld over licentie-inkomsten uit hoofde van de Leveringsovereenkomst, recht heeft op commissie. Dit recht bestaat over alle betalingen met als oorzaak licenties, ongeacht de vorm en benaming.
10. Deze grieven falen om de volgende redenen.
10.1.
Niet in geschil is dat bij de uitleg van de bewoordingen van een overeenkomst het Haviltex-criterium moet worden toegepast. Daarbij dient niet enkel te worden gekeken naar de taalkundige betekenis van de tekst, maar ook naar hetgeen partijen over en weer hebben verklaard en wat zij redelijkerwijs uit elkaars verklaringen en gedragingen hebben mogen afleiden. Het gaat er uiteindelijk om welke verwachtingen partijen op grond van de omstandigheden van het geval over en weer mochten hebben.
10.2.
Wind4ind stelt aan de hand van de taalkundige betekenis van de tekst van de Leveringsovereenkomst dat de vergoeding voor de controller plates grotendeels ziet op een licentie. Dat is volgens Wind4ind ook logisch omdat in de controller plate waardevolle software zit, Die software bepaalt het overgrote deel van de waarde van de controller plate. De waarde van de gebruikte hardware is verhoudingsgewijs gering. Volgens Wind4ind blijkt dit ook uit de verklaring van de voormalig CEO van OTEK, de heer [CEO OTEK]. Het hof verwerpt deze stelling en overweegt als volgt.
10.2.1.
De rechtbank heeft in r.o. 4.8 geoordeeld dat bij het aangaan van de Managementovereenkomst al was te voorzien dat Lagerwey Group niet alleen voordeel zou genieten van de licentievergoeding, maar ook van het verkopen van zaken waarop aanzienlijke marges zouden worden behaald, zoals de controller plates. Dit oordeel is in hoger beroep niet gemotiveerd door Wind4ind weersproken. Het feit dat de kosten van de hardware relatief gering zijn ten opzichte van de prijs van de controller plates is dus geen bewijs of aanwijzing dat hier eigenlijk een licentie is verstrekt.
10.2.2.
Verder heeft de rechtbank in r.o. 4.8 geoordeeld dat op verzoek van OTEK op enig moment in de Leveringsovereenkomst om fiscale of juridische redenen termen zijn opgenomen die te relateren zijn aan de term licentie-fees (zoals
“Controller Software License Fee”) om een deel van de overeengekomen marge op een bepaalde manier te labelen, maar dat dit niet meebrengt dat Wind4ind alsnog recht kreeg op een percentage over (dat deel van) die marge. Anders gezegd: het ging om marge en in werkelijkheid niet om een licentie-fee. Het hof verenigt zich met dit oordeel en de gronden waarop het berust. Dit is dan ook het oordeel van het hof. Daar komt bij dat Lagerwey Group in eerste aanleg (conclusie van antwoord sub 30 e.v.) en ook in hoger beroep (memorie van antwoord principaal hoger beroep sub 17 tot en met 23) er gedocumenteerd (productie 11 bij conclusie van antwoord) op heeft gewezen dat het er hier ging om de marge op de controller plate om te labelen naar een licentie-fee, op verzoek van OTEK ‘om het uitgelegd te krijgen’. Deze voorstelling van zaken is door Wind4ind niet gemotiveerd weersproken. Een nader gemotiveerde betwisting had wel van Wind4ind mogen worden verlangd. Zo is door J. Tempelman van Clifford Chance in de door Wind4ind overgelegde emailcorrespondentie verklaard: “
Sjoerd, Ronald, Ik zie dat margin wordt uitbetaald in de vorm van een “software lifetime license fee” t.a.v. controller plates. Werkt dat wat jullie betreft, ook wat betreft de berekeningswijze?”Daarop heeft [bestuurder Wind4ind] (van Wind4ind) zelf geantwoord: “
Software wilde anton[hof: [CEO OTEK]]
om uit te kunnen[leggen]
waarom de prijs hoog is. En waarom de prijs afloopt.”Voor dit antwoord van [bestuurder Wind4ind] heeft Wind4ind geen goede verklaring gegeven. De in hoger beroep overgelegde verklaring van [CEO OTEK] – ook als deze zijn verklaring onder ede zou herhalen – werpt voor het hof geen ander licht op de zaak. [CEO OTEK] geeft vooral een persoonlijke tekstexegese van de uiteindelijke Leveringsovereenkomst – zo heeft de huidige CEO van de rechtsopvolger van OTEK dit schriftelijk gesteld – maar [CEO OTEK] verklaart niets relevants over de ontstaansgeschiedenis die door Lagerwey Group gedocumenteerd is uiteengezet.
10.2.3.
Het hof concludeert daarom dat de
“Controller Software License Fee”in de Leveringsovereenkomst in wezen/naar de aard de marge op het product is en niet een verborgen licentie-fee. Alleen al om deze reden falen de grieven.
10.2.4.
Lagerwey Group heeft gemotiveerd betwist dat zij bij het aangaan van de Managementovereenkomst – waarvan de tekst van art. 4 door Wind4Ind was opgesteld - heeft moeten begrijpen dat Wind4ind ook aanspraak zou krijgen op een commissie op de marge van de controller plates. Deze betwisting is niet op voorhand minder geloofwaardig dan wat Wind4ind daarover stelt. Omdat Wind4ind – bij wie de stelplicht en bewijslast liggen – op dit punt geen concreet bewijsaanbod heeft gedaan verwerpt het hof het standpunt van Wind4ind.
10.2.5.
Bij deze stand van zaken is de verklaring van [CEO Lagerwey Group] niet relevant en zal daar verder niet op in worden gegaan.
11. Met
grief 3betoogt Wind4ind dat zij niet in
“bad standing”is en zij daarom nog vijf jaar lang recht heeft op commissies na het einde van de Managementovereenkomst. Daarover zal Lagerwey Group rekening en verantwoording over moeten afleggen. Volgens Wind4ind is op deze verplichting een dwangsom aangewezen om executiegeschillen te voorkomen. Verder dient de gevorderde verklaring voor recht te worden toegewezen, aldus nog steeds Wind4ind.
11. Deze grief faalt. Wind4ind verwijst naar een opsomming in de inleidende dagvaarding sub 61 e.v. Het hof begrijpt de stellingen van Wind4ind zo dat zij zien op uitsluitend de commissie over de verkoop van controller plates, omdat de andere posten niet voldoende zijn toegelicht en processueel debat daarover is uitgebleven. Hiervoor is geoordeeld dat Wind4ind geen recht heeft op commissie over de verkoop van controller plates. Na de uitbetaalde commissie van € 299.475,-- (r.o. 1.9) heeft Wind4ind dus geen recht meer op commissies. Er is geen verplichting van Lagerwey Group om verder rekening en verantwoording af te leggen. Deze vorderingen van Wind4ind zijn daarom niet toewijsbaar.
11. Met
grief 4betoogt Wind4ind dat de door haar gevorderde buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten hadden moeten worden toegewezen. Ook deze grief faalt. Deze vorderingen zijn niet toewijsbaar omdat Wind4ind in eerste aanleg en in principaal hoger beroep als de in het ongelijk gestelde en nog te stellen partij geldt.
11. Het hof gaat voorbij aan het in algemene termen gestelde bewijsaanbod van Wind4ind in principaal hoger beroep (memorie van grieven principaal hoger beroep sub 73).
11. Met de
incidentele griefbetoogt Lagerwey Group dat de rechtbank ten onrechte in
r.o. 4.11 heeft geoordeeld dat er sprake moet zijn van bijzondere omstandigheden om de Managementovereenkomst zonder opzegtermijn, dat wil zeggen: onmiddellijk op te zeggen. Verder is Lagerwey Group van mening dat er sprake is van bijzondere omstandigheden – kort gezegd – omdat door verwijtbaar toedoen van Wind4ind een onhoudbare situatie was ontstaan.
11. Deze grief faalt. Het hof verenigt zich met het bestreden oordeel van de rechtbank en de gronden waarop het berust, in die zin dat de door Lagerwey Groep aangevoerde omstandigheden niet tot het oordeel kunnen leiden dat niet van haar kon worden gevergd de opzegtermijn van twee maanden in acht te nemen. Dit is ook het oordeel van het hof. Wat Lagerwey Groep in hoger beroep aanvoert werpt geen relevant ander licht op de zaak.
11. Het hof gaat ook voorbij aan het in algemene termen gestelde bewijsaanbod van Lagerwey Group in incidenteel hoger beroep (memorie van grieven incidenteel hoger beroep sub 77).
11. Uit het voorgaande volgt dat zowel het principaal als incidenteel hoger beroep faalt. Het bestreden vonnis zal worden bekrachtigd. Wind4ind zal worden veroordeeld in de kosten van het principaal hoger beroep (tarief VII, 3 punten) en Lagerwey Group zal worden veroordeeld in de kosten van het incidenteel hoger beroep (tarief VII, 1 punt x 50%). De proceskostenveroordelingen zullen uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard zoals gevorderd.

Beslissing in het principaal en incidenteel hoger beroep

Het hof:
  • bekrachtigt het tussen partijen gewezen vonnis van de rechtbank Rotterdam van
  • veroordeelt Wind4ind in de kosten van het geding in principaal hoger beroep, aan de zijde van Lagerwey Group tot op heden begroot op € 5.517,-- aan griffierecht en
  • veroordeelt Lagerwey Group in de kosten van het geding in incidenteel hoger beroep, aan de zijde van Wind4ind tot op heden begroot op € 2.425,50 aan salaris advocaat;
  • verklaart dit arrest ten aanzien van de kostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. R.S. van Coevorden, M.D. Ruizeveld en R.W. Polak en is ondertekend en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 30 november 2021 in aanwezigheid van de griffier.