ECLI:NL:GHDHA:2021:2310

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
28 september 2021
Publicatiedatum
16 november 2021
Zaaknummer
BK-21/00016 ea
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake navorderingsaanslagen en vergrijpboetes in verband met onterecht opgevoerde giften aan een ANBI-instelling

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de Inspecteur van de Belastingdienst tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, waarin de navorderingsaanslagen en vergrijpboetes van belanghebbende voor de jaren 2012 en 2013 aan de orde zijn. Belanghebbende had in zijn aangiften inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor de jaren 2012 en 2013 giften aan een ANBI-instelling opgevoerd als aftrekpost. De Inspecteur heeft deze giften na controle en onderzoek niet geaccepteerd, omdat er aanwijzingen waren dat de kwitanties vals waren en dat de werkelijke giften veel lager waren dan opgevoerd. De rechtbank had in eerste aanleg de boetebeschikkingen voor het jaar 2012 vernietigd, maar de boete voor 2013 gehandhaafd. In hoger beroep heeft het Hof geoordeeld dat de Inspecteur voldoende bewijs heeft geleverd dat belanghebbende wist dat hij onjuiste aangiften deed. Het Hof heeft de boetes voor beide jaren bevestigd, waarbij het voor 2012 de boete heeft vernietigd op grond van het ne bis in idem beginsel, maar de boete voor 2013 heeft gehandhaafd op 75% van de nagevorderde belasting. Het Hof heeft geconcludeerd dat belanghebbende niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij daadwerkelijk giften heeft gedaan aan de ANBI-instelling, en dat de Inspecteur terecht de navorderingsaanslagen heeft opgelegd.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Team Belastingrecht
meervoudige kamer
nummers BK-21/00016 en BK-21/00017

Uitspraak van 28 september 2021

in het geding tussen:
[X]te [Z] , belanghebbende,
(gemachtigde: N. Köse-Albayrak)
en

de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Den Haag, de Inspecteur,

(vertegenwoordiger: […] )
op het hoger beroep van de Inspecteur en het incidenteel hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag (de Rechtbank) van 22 december 2020, nummers SGR 19/5407 en SGR 19/5408.

Procesverloop

1.1.1.
Aan belanghebbende is over het jaar 2012 een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 71.441. Bij gelijktijdig gegeven beschikkingen is € 243 belastingrente in rekening gebracht en is een vergrijpboete opgelegd van € 1.061.
1.1.2.
Aan belanghebbende is over het jaar 2013 een navorderingsaanslag IB/PVV opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 60.644. Bij gelijktijdig gegeven beschikkingen is € 182 belastingrente in rekening gebracht en is een vergrijpboete opgelegd van € 982.
1.2.
Bij uitspraken op bezwaar heeft de Inspecteur belanghebbendes bezwaren tegen de navorderingsaanslagen en de beschikkingen afgewezen.
1.3.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraken op bezwaar beroep bij de Rechtbank ingesteld. De beslissing van de Rechtbank luidt, waarbij belanghebbende is aangeduid als eiser en de Inspecteur als verweerder:
"De rechtbank:
- verklaart de beroepen, voor zover gericht tegen de boetebeschikkingen, gegrond;
- vernietigt de boetebeschikking voor het jaar 2012, vernietigt in zoverre de uitspraak op bezwaar en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde deel van de uitspraak op bezwaar;
- vermindert de boete voor het jaar 2013 tot 50% van de boetegrondslag, vernietigt in zoverre de uitspraak op bezwaar en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde deel van de uitspraak op bezwaar;
- verklaart de beroepen voor het overige ongegrond;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.050;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 47 aan eiser te vergoeden."
1.4.
De Inspecteur heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld bij het Hof. Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend en heeft daarbij tevens incidenteel hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft schriftelijk zijn zienswijze omtrent het incidenteel ingestelde hoger beroep naar voren gebracht. Van de zijde van belanghebbende is op 22 juni 2021 een nader stuk met bijlagen ingekomen.
1.5.
De mondelinge behandeling van de zaken heeft plaatsgehad ter zitting van 6 juli 2021. Partijen zijn verschenen. De Inspecteur heeft ter zitting een pleitnota, met bijlage, overgelegd. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt.

Vaststaande feiten

Jaar 2012
2.1.1.
Belanghebbende, gehuwd met [A] , heeft in de aangifte IB/PVV voor het jaar 2012 de volgende giften opgevoerd:
Omschrijving
bedrag
[stichting 2]
€ 230
[naam]
€ 200
[stichting 3]
€ 5
[stichting]
€ 3.000
Totaal
€ 3.435
Af: drempel andere giften
€ 714
Totaal aftrekbare giften
€ 2.721
Het volledige bedrag van de giften is in de aangifte aan belanghebbende toebedeeld.
2.1.2.
De Inspecteur heeft op 22 juli 2014 en 7 augustus 2014 aan belanghebbende brieven gestuurd waarin om toezending van originele bewijsstukken en betalingsbewijzen ten aanzien van de giften is gevraagd. In reactie hierop heeft belanghebbende onder meer twee kwitanties van de [stichting] aan de Inspecteur gezonden. Eén kwitantie op naam van belanghebbende met nummer 001028, gedateerd 4 juni 2012 met een bedrag van € 1.500 en één kwitantie op naam van belanghebbende met nummer 002392, gedateerd 11 december 2012, met een bedrag van € 1.500.
2.1.3.
Met dagtekening 19 september 2014 is de aanslag IB/PVV voor het jaar 2012 conform de aangifte vastgesteld naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 68.720.
Jaar 2013
2.2.1.
Belanghebbende heeft in de aangifte IB/PVV voor het jaar 2013 de volgende giften opgevoerd:
Omschrijving
bedrag
[stichting]
€ 3.000
Bij: verhoging aftrek andere giften culturele instellingen
€ 750
Af: drempel andere giften
€ 606
Aftrek andere giften
€ 3.144
Het volledige bedrag van de giften is in de aangifte aan belanghebbende toebedeeld.
2.2.2.
De Inspecteur heeft op 30 augustus 2014 aan belanghebbende een brief gestuurd waarin om toezending van originele bewijsstukken en betalingsbewijzen ten aanzien van de giften is gevraagd. In reactie hierop heeft belanghebbende onder meer drie kwitanties van de [stichting] aan de Inspecteur gezonden. Eén kwitantie op naam van belanghebbende met nummer 000498, gedateerd 14 maart 2013 met een bedrag van € 1.000, één kwitantie op naam van belanghebbende met nummer 001080, gedateerd 26 juni 2013, met een bedrag van € 1.000 en één kwitantie op naam van belanghebbende met nummer 002088, gedateerd 18 november 2013 met een bedrag van € 1.000.
2.2.3.
Met dagtekening 4 maart 2015 is de aanslag IB/PVV voor het jaar 2013 opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 58.125. Daarbij is de in de aangifte opgenomen verhoging van de giftenaftrek niet geaccepteerd en is een bedrag van € 2.519 in aanmerking genomen als aftrekbare giften.
Beide jaren
2.3.
De [stichting] stond in de betreffende jaren geregistreerd als Algemeen Nut Beogende Instelling (ANBI).
2.4.1.
De Belastingdienst is in 2013 een onderzoek gestart naar de houdbaarheid van de ANBI-status van de [stichting] . Daaruit bleek ten aanzien van het jaar 2012 dat belastingplichtigen gezamenlijk voor ten minste een bedrag van € 3.000.000 aan giften aan de [stichting] in aftrek hadden gebracht terwijl in de jaarstukken van de [stichting] voor dat jaar een bedrag van € 591.210 aan ontvangen giften was verantwoord. Voorts bleek dat de [stichting] in het jaar 2012 meer kwitanties (in totaal 2.500) had uitgeschreven dan zij in haar administratie had verantwoord (531) en dat de [stichting] in de jaarstukken voor 2013 een bedrag van € 88.564 aan ontvangen donaties had verwerkt terwijl in aangiften IB/PVV van diverse belastingplichtigen in totaal € 3.445.808 aan giften aan de [stichting] was aangegeven. Van dit onderzoek is een rapport opgemaakt dat is gedagtekend 17 mei 2016.
2.4.2.
Omdat de administratie van de [stichting] ernstige gebreken vertoonde is de ANBI-status van de [stichting] op 6 januari 2014 ingetrokken met terugwerkende kracht tot 1 januari 2008.
2.4.3.
In januari 2015 is de FIOD gestart met strafrechtelijke onderzoeken naar het gebruik van valse giftkwitanties bij drie andere ANBI-instellingen dan de [stichting] ( [FIOD-onderzoek 1] en [FIOD-onderzoek 2] ). Uit die onderzoeken bleek dat diverse belastingplichtigen die giften aan voormelde instanties in de aangiften hadden opgenomen ook giften aan de [stichting] hadden opgenomen in hun aangiften.
2.5.1.
Voormelde bevindingen (2.4.1 en 2.4.3) zijn aanleiding geweest voor de FIOD om op 17 september 2015 een strafrechtelijk onderzoek te starten naar de [stichting] en haar bestuurders in verband met het opmaken van valse giftkwitanties en/of donatieverklaringen van de [stichting] en het gebruik hiervan bij het doen van aangiften IB/PVV ( [FIOD-onderzoek 3] ).
2.5.2.
De bevindingen uit het strafrechtelijk onderzoek [FIOD-onderzoek 3] zijn door de FIOD opgenomen in een proces-verbaal, met dossiernummer 57425. De officier van justitie heeft op 16 maart 2017 toestemming verleend de bevindingen uit het FIOD-onderzoek te gebruiken voor fiscale doeleinden. De resultaten van het onderzoek zijn op 23 april 2018 ter beschikking gesteld aan de Belastingdienst/kantoor Den Haag. Het (geanonimiseerde) proces-verbaal met bijlagen is door de Inspecteur verstrekt op een CD-rom (het FIOD-rapport).
2.5.3.
Belanghebbende is in voormeld onderzoek ( [FIOD-onderzoek 3] ) niet als verdachte aangemerkt noch is hij als getuige gehoord.
2.6.
In het FIOD-rapport zijn proces-verbalen van verhoor van verdachten opgenomen uit de strafrechtelijke onderzoeken [FIOD-onderzoek 1] en [FIOD-onderzoek 2] . De verdachten hebben onder andere verklaringen afgelegd over de handel in giftkwitanties bij de [stichting] .
2.6.1.
Het FIOD-rapport bevat een "proces-verbaal van verhoor verdachte" uit het onderzoek [FIOD-onderzoek 1] (blz. 2040 e.v.) De verdachte heeft, onder meer verklaard:
"[…] is belastingadviseur en hij werkt samen met de [stichting] met betrekking tot het kopen van kwitanties. Hij koopt de kwitanties in voor 10% en verkoopt ze voor 12 tot 15% aan zijn klanten zodat zij dit kunnen aftrekken van de belasting."
2.6.2.
Het FIOD-rapport bevat een "proces-verbaal van verhoor verdachte" uit het onderzoek [FIOD-onderzoek 2] (blz. 2140 e.v.). De verdachte heeft, onder meer verklaard:
"Ik ga u alles vertellen in 2011, 2012 en 2013 heb ik kwitanties gekocht bij [stichting] . Dit was niet voor 10% maar voor 15% of zelfs 20% procent weet ik niet meer zeker. Het zijn allemaal oplichters van die stichtingen. Ze stoppen alles in de eigen zak en melden niets aan de Belastingdienst. In 2011 heb ik geld betaald aan [de bestuurder/directeur] van de [stichting] . In 2012 en 2013 heb ik geld betaald aan [de penningmeester] van de [stichting] . De door mij overgelegde kwitanties over het jaar 2013 van de [stichting] heb ik van die [penningmeester] gekregen. Dit geld heb ik op de [adres] in [woonplaats] betaald. De kwitanties heeft [de penningmeester] mij op het adres aan de [adres] waar de [stichting] is gevestigd gegeven."
2.6.3.
Het FIOD-rapport bevat een "proces-verbaal van verhoor verdachte" uit het onderzoek [FIOD-onderzoek 3] (blz. 1900 e.v.). Het proces-verbaal vermeldt, voor zover van belang:
"
Opmerking verbalisanten:Uit onderzoek is naar voren gekomen dat uw aangiften inkomstenbelasting over de jaren 2010 tot en met 2013 zijn ingediend vanaf het IP-adres van de [stichting] .
Vraag verbalisanten:Wie heeft uw aangiften inkomstenbelasting over de jaren 2010 tot en met 2013 ingevuld en ingediend bij de Belastingdienst?
Antwoord gehoorde:
"Omdat ik slecht Nederlands spreek, ben ik door diverse mensen geadviseerd om naar de [stichting] te gaan. Ik ging naar de [stichting] om mijn aangiften in te laten vullen.
(…)
Vraag verbalisanten:Wie heeft de aangifte Inkomstenbelasting 2011 op uw naam bij de Belastingdienst ingevuld en ingediend?
Antwoord gehoorde:
"Ik ben eerlijk, maar toen ik daar kwam waren het elke keer andere mensen. Er waren allemaal kleine hokjes en daar werd het ingevuld. Ik ben daar gewoon naartoe gegaan, maar ik ken daar helemaal niemand. Ik kan dus niet zeggen wie dat voor mij ingevuld heeft. Op de dag dat ik mijn aangifte liet invullen, kreeg ik de twee kwitanties die ik u zojuist heb overhandigd. De data op de kwitanties hebben zij van de [stichting] erop gezet. Ik heb in ieder geval niet op die data betaald. Ik heb in één keer € 300 of zo betaald. Ik weet niet meer precies hoeveel ik heb betaald maar ik dacht iets van 12 of 15% van € 2.500. Ik heb mijn DigiD code en wachtwoord aan de medewerker van de [stichting] gegeven en die heeft vervolgens mijn aangifte ingediend. Dat ging elk jaar zo."
(…)
Vraag verbalisanten:In uw aangifte inkomstenbelasting 2012 staat in het onderdeel 'giften' een bedrag van € 2.500. Wat kunt u hierover verklaren?
Antwoord gehoorde:
"Daarvoor geldt hetzelfde als het jaar 2011. Ik denk dat ik daar ook ongeveer € 300 voor betaald heb."
(…)
Opmerking verbalisanten:Op de kwitanties over 2012 staan de data 10-03-2012 en 15112012. Uw aangifte inkomstenbelasting 2012 is gedaan op 9 maart 2013.
Vraag verbalisanten:Heeft u de kwitanties op dezelfde dag dat uw aangifte is gedaan, ontvangen?
Antwoord gehoorde:
"Ja."
(…)
Vraag verbalisanten:In uw aangifte inkomstenbelasting 2013 staat in het onderdeel ‘giften’ een bedrag van € 2.500. Wat kunt u hierover verklaren?
Antwoord gehoorde:
“Ook hier heb ik maar € 300 of € 350 voor betaald."
Opmerking verbalisanten:Op de kwitanties over 2013 staan de data 23-02-2013 en 24052013. Uw aangifte inkomstenbelasting 2013 is gedaan op 26 februari 2014.
Vraag verbalisanten:Heeft u de kwitanties op dezelfde dag dat uw aangifte is gedaan, ontvangen?
Antwoord gehoorde:
"Ja."
2.7.
Het FIOD-rapport bevat een proces-verbaal van een opsporingsambtenaar van de FIOD betreffende "aangetroffen belastingaangiften en correspondentie op de PC van de [stichting] " (blz. 930 e.v.). Het proces-verbaal vermeldt onder meer:

"Resumé

Op grond van de volgende feiten en omstandigheden, te weten dat:
(…)
 […] zijn aangifte inkomstenbelasting 2013 voor € 50 in heeft laten vullen door/bij de [stichting] ;
 In de aangifte inkomstenbelasting 2013 op naam van […] een gift is opgenomen van € 3.000;
 […] € 300, ofwel 10%, heeft betaald voor de giftkwitantie, wat overeenkomt met de verklaring van [de penningmeester];
 De aangifte inkomstenbelasting 2013 op naam van […] vermoedelijk opzettelijk onjuist is ingediend;
 De aangifte inkomstenbelasting 2014 op naam van […] die bij de Belastingdienst is ingediend, is verzonden vanaf één van de computers van de [stichting] ;
 In de aangifte inkomstenbelasting 2014 op naam van […] een gift is opgenomen van €1.000;
 […] € 100, ofwel 10%, heeft betaald voor de giftkwitantie, wat overeenkomt met de verklaring van [de penningmeester];
 De kwitantie op naam van […] met nummer [xxx] gelet op de verklaring van [de penningmeester] vermoedelijk valselijk is opgemaakt;
 De aangifte inkomstenbelasting 2014 op naam van […] vermoedelijk opzettelijk onjuist is gedaan;
(…)"
2.8.
Het FIOD-rapport bevat een proces-verbaal van een opsporingsambtenaar van de FIOD betreffende "onderzoek in administratie [stichting] " (blz. 747 e.v.). Het proces-verbaal vermeldt onder meer:
"In verband met dit onderzoek heeft op 13 december 2016 een doorzoeking plaatsgevonden op het adres van de [stichting] , waarbij diverse administratie in beslag is genomen. Ik heb verhuisdoos 1 met boekingsnummer C.22.02.01 van object C van totaal 21 dozen nader onderzocht.
(…)

Resumé

 De [stichting] neemt niet alle door hun afgegeven donatieformulieren en/of bewijzen van donaties naar aanleiding van contante stortingen op in het kasboek van de [stichting] .
 Meerdere malen wordt slechts het bedrag of een gedeelte van het bedrag wat vermeld staat op 1 donatieformulier of op het bewijs van donatie opgenomen in het kasboek van de [stichting] ;
 Uit onderstaande tabel is op te maken dat ongeveer 22% procent van de afgegeven donatieformulieren en/of bewijzen van donaties verantwoord is in het kasboek van de [stichting] ;
 (…)"
2.9.
Het FIOD-rapport bevat een op 16 april 2015 bij de FIOD binnengekomen anonieme melding, met nummer 35.04946 (blz. 4180) met de volgende mededeling:
"Belastingfraude door […]. Het gaat om giften/donaties aan de [stichting] te [woonplaats] . De ontvangstbewijzen die ontvangen zijn van de [stichting] zijn meermalen vervalst en gebruikt voor meerdere personen om belastingteruggaaf aan te vrahen (lees: vragen, hof) (alsof zij deze giften/bedragen ook hebben betaald)"
2.10.
Het FIOD-rapport bevat een proces-verbaal van een opsporingsambtenaar van de FIOD betreffende "Vergelijking opbrengst donaties [stichting] " (blz. 469 e.v.). Het proces-verbaal vermeldt onder meer:
"
Ontvangst Excelbestand en kwitanties [stichting]
(…)
De Belastingdienst heeft, onder andere over het jaar 2014, diverse kwitanties op naam van de [stichting] en een Excelbestand aan de FIOD ter beschikking gesteld.
(…)
Uit onderzoek in het Excelbestand is naar voren gekomen dat er op naam van de [stichting] in de periode 1 januari 2014 tot en met 6 januari 2014 in totaal 232 kwitanties zijn uitgeschreven, die een gezamenlijke waarde van € 564.820 vertegenwoordigen.

Vergelijking donaties 2014 met voorliggende Jaren

Ik heb het aantal boekingen, dat over de jaren 2008 tot en met 2013 in de periode 1 januari tot en met 6 januari in de administratie van de [stichting] is gedaan, vergeleken met het aantal kwitanties, dat in dezelfde periode in 2014 is uitgeschreven.
Ik zag daarbij dat het aantal boekingen in de administratie over de jaren 2008 tot en met 2013 sterk afwijkt van het aantal kwitanties, dat in 2014 is uitgeschreven. Zie onderstaande tabel.
Jaar
2008
2009
2010
2011
2012
2013
2014
Data van de boekingen
1, 4 en 5 januari
5 en 6 januari
2, 3 en 5 januari
1, 3,4 en 5 januari
4 en 6 januari
1 t/m 6 januari
Aantal boekingen
7
5
3
13
6
232
Bedrag boekingen
€ 9.300
€ 5.450
€ 3.450
€ 13.900
€ 5.250
€ 0
€ 564.820"
2.11.1.
Tijdens het strafrechtelijk onderzoek [FIOD-onderzoek 3] zijn diverse telefoons in beslag genomen. Het FIOD-rapport (blz. 34) vermeldt hierover, onder meer:
"In diverse telefoons die bij de doorzoeking van de woning van [de penningmeester] in beslag werden genomen zijn tekstberichten aangetroffen waarin wordt gesproken over het aankopen van kwitanties en het percentage wat daarvoor moet worden betaald. Ook zijn er berichten aangetroffen waaruit kan worden opgemaakt dat anderen de kwitanties namens belastingplichtigen aankopen."
2.11.2.
Het FIOD-rapport bevat (de vertaling van) de tekstberichten die op de in beslag genomen telefoons zijn gevonden. Het FIOD-rapport bevat onder meer een vertaling van de volgende sms-berichten (blz. 4259, 4261 en 4262):
"*
Folder
Party
Time
(…)
(…)
Message
(…)
(…)
(…)
(…)
(…)
(…)
(…)
32
Inbox
From
[…]
20-3-2014
21:34:43(…)
Read
Hallo […] Je zou een bon opstellen voor […]. Ik heb de datums genoteerd van de gelden die ik van de bank heb opgenomen. Zou je het na vrijdag kunnen regelen als ik morgen even langskom?
7500 opname op 11.10.2013
1000 opname op 30.09.2013
500 opname op 29.09.2013
2000 opname op 18.12.2013
1000 opname op 17.06.2013
1000 opname op 16.07.2013
1000 opname op 25.07.2013
1000 opname op 30.09.2013
500 opname op 02.10.2013
(…)
33
Sent
To
[...]
20-3-2014
21:35:48 (…)
Sent
Hallo broer, is goed. Ik heb het gereed. Zou je mij je adres en het totaalbedrag van wat je wilt willen doorgeven?
(…)
(…)
(…)
(…)
(…)
(…)
(…)
54
Inbox
From
[...]
4-7-2014
22:26:10 (…)
Read
Hallo meneer
24-03-2013 800 euro
23-04-2013 1000 euro
10-06-2013 700 euro
(…)
55
Sent
To
[...]
4-7-2014
22.:27:19
Sent
Hallo hoca, Dankjewel. U kunt het morgenavond op komen halen. Gegroet
(…)"
2.12.
Het FIOD-rapport bevat een "TCI proces-verbaal" van het Team Criminele Inlichtingen (blz. 504 e.v.). Het proces-verbaal vermeldt, onder meer:
"Bij het Team Criminele Inlichtingen van de Belastingdienst/FIOD is in de maand maart 2016 via één informant de navolgende Informatie binnengekomen:
'De leiding van de [ [stichting] ] is op de hoogte van de belastingfraude door middel van de verkoop van valse giftenkwitanties op haar naam. Vals opgemaakte stukken worden ondertekend en gestempeld door […]. Nu de [stichting] geen ANBI meer is, worden andere stichtingen gebruikt voor deze fraude"
2.13.1.
Het FIOD-rapport bevat een handgeschreven kasadministratie, aangeduid als DOC480 (blz. 3614 e.v.). Dit kasboek bevat de contante inkomsten en uitgaven van de [stichting] in de periode van 1 december 2013 tot en met 31 december 2016. Het FIOD-rapport bevat voorts een overzicht van de door de [stichting] uitgeschreven kwitanties voor het jaar 2013, aangeduid als DOC-433 (blz. 3399 e.v.).
2.13.2.
De penningmeester heeft over voormelde administratie en voormeld overzicht onder meer verklaard:
a. FIOD-rapport, blz. 1518-1526:
"Ik had zelf een administratie ontwikkeld in excel. Pas toen wij een ANBI controle kregen zijn wij de administratie gaan ontwikkelen. In 2012 als er dan iemand kwam voor een of meerdere kwitanties dan werd deze door mij uitgeschreven en schriftelijk geboekt in een doorschrijf kasboek. Ik boekte dan het bedrag dat wij daadwerkelijk ontvingen. Dus voor een kwitantie van € 1.000 boekte ik een ontvangst van € 100. (…) Later werd door mij het daadwerkelijke bedrag op de kwitantie geboekt. Ik maakte hiervoor een excel bestand aan dat op de computer stond van de [stichting] in dit bestand zette ik het bedrag van de kwitantie, zodat ik kon bijhouden wat er gebeurd was voor als de mensen kwamen voor onder andere donatieverklaringen. (…)"
b. FIOD-rapport, blz. 1535:
"
Opmerking verbalisanten:
Wij tonen u een Excel bestand welke is gerelateerd aan donatiekwitanties die door de [stichting] aan derden zijn verstrekt. In het Excel bestand zijn de kwitantienummers, datum van afgifte, naam donateur en het gedoneerde bedrag opgenomen. (Het Excelbestand wordt onder DOC-511 opgenomen in het dossier)
Vraag verbalisanten:Kunt u aan de hand van dit overzicht aangeven of de geldbedragen vermeld op de bijbehorende kwitanties, in combinatie met de vermelde persoonsnamen, daadwerkelijk zijn gedoneerd aan de [stichting] ?
Antwoord gehoorde:
"Van de lijsten die u mij nu laat zien met de namen en bedragen kan ik zeggen, dat niemand hierop deze lijst dat bedragen echt daadwerkelijk aan de [stichting] betaald heeft zij hebben van deze bedragen slechts 10% of 12% betaald zoals ik eerder heb verklaard. Ik heb al eerder gezegd dat er slechts een handjevol mensen is die daadwerkelijk het volledige bedrag heeft betaald maar dat betreffen bedragen van maximaal 300 of 400 euro. Als er in het kasboek kleine bedragen opgenomen zijn en daar staan soms geen kwitanties tegenover, dan is dat omdat deze mensen dit ook niet in aftrek wilden nemen bij de belastingdienst."
c. FIOD-rapport, blz. 1557:
"
Vraag verbalisanten:Op 6 januari 2014 is de ANBI status van de [stichting] ingetrokken. Er zijn meerdere kwitanties aangetroffen die zijn voorzien van een datum gelegen in de periode 1 tot en met 6 januari 2014. Zijn al deze kwitanties valselijk opgemaakt?
Antwoord gehoorde:
"Niet allemaal, er zijn ook donaties die echt zijn gedaan. Ik kan mij nu niet herinneren wie dat zijn geweest. Ik heb het dan over de kwitanties vanaf 2012 die onder de € 500 zijn, alles wat daarboven is, is vals. Dit geld voor alle kwitanties die u heeft aangetroffen. Jullie kunnen uit de kasboeken uitvissen welke bedragen echt zijn gedoneerd. Dat boek klopt namelijk wel."
2.13.3.
Het FIOD-rapport vermeldt onder meer nog het volgende over de administratie bij de [stichting] (blz. 33):
"Naast de vermoedelijk achteraf opgestelde donatieoverzichten zijn over de periode
(…) december 2013 tot en met december 2016 handgeschreven kasboeken bijgehouden. Het vermoeden bestaat dat in dat kasboek de juiste bedragen zijn vermeld. De gegevens van dit kasboek zijn ten behoeve van het strafrechtelijk onderzoek in een Excel-bestand verwerkt en digitaal bij het dossier gevoegd. In deze kasboeken staan inkomsten en uitgaven vermeld.
(…) Bij onderzoek van de inkomsten die zijn vermeld in de kasboeken is vastgesteld dat over de periode december 2013 tot en met december 2016 totaal 1.192 mutaties zijn opgenomen met de omschrijving 'donatie'. Het totaalbedrag van deze 1.192 donaties is € 489.087,70. Het is opvallend dat het grootste deel van deze donaties kleiner is dan € 500."
2.14.
In eerste aanleg heeft de Inspecteur drie (geanonimiseerde) verslagen van hoorgesprekken met belastingplichtigen overgelegd (bijlage 34). De verslagen bevatten verklaringen van de belastingplichtigen over (hun deelname aan) de handel in giftkwitanties bij de [stichting] .
2.14.1.
Het "verslag van het horen op vrijdag 13 juni 2018" [juli;
Hof] vermeldt, onder meer:
"6. Het volgende is tijdens het gesprek besproken:
(…)
4. (…) Hij vertelt dat hij één keer per week naar toespraken op de [stichting] ging. Na afloop van de toespraak werd aan de toehoorders vertelt dat zij de [stichting] konden helpen. In ruil voor deze donaties werd er een hoger bedrag op de kwitantie geschreven. Wanneer er een bedrag van € 300 werd betaald, werd er op de kwitantie € 3.000 vermeld. (…)"
2.14.2.
Het "verslag van het horen op donderdag 9 augustus 2018" vermeldt, onder meer:
"6. Het volgende is tijdens het gesprek besproken:
(…)
3. Voor de aankoop van zijn woning is hij in contact gekomen met Advieskantoor […] via iemand genaamd […] (…) Ze waren behulpzaam en gaven goede adviezen. De heer […] hielp hem met zijn hypotheek en […] hielp hem met het indienen van zijn aangifte inkomstenbelasting 2013. Bij het indienen van de aangifte kreeg hij van […] het advies om te doneren aan de [stichting] .
De [belastingplichtige] deelde hen mee dat hij daarvoor geen financiële middelen had. […] deelde hem daarop mee dat het ook anders kon, namelijk eerst het bedrag in aftrek brengen in de aangifte, afhankelijk van de teruggaaf zou dan een bedrag aan de [stichting] worden gedoneerd. De kwitantie hiervoor zou dan achteraf geregeld worden (…)."
2.15.1.
Bij het verweerschrift in eerste aanleg heeft de Inspecteur bladzijde 3423 van het FIOD-rapport gevoegd (bijlage 40). Deze bladzijde betreft een deel van het onder 2.13.1 genoemde overzicht van de door de [stichting] uitgeschreven kwitanties (DOC-433) in het jaar 2013. Dit overzicht vermeldt een bedrag van € 1.000 met datum 26 juni 2013 en belanghebbendes naam. Verder heeft de Inspecteur ter zitting van het Hof verklaard dat, afgezien van deze vermelding, de naam van belanghebbende in het overzicht voorkomt met datum 14 maart 2013 en een bedrag van € 1.000 (bladzijde 3407) en met datum 18 november 2013 en een bedrag van € 1.000.
2.15.2.
Bij het verweerschrift in eerste aanleg heeft de Inspecteur bladzijde 3739 van het FIOD-rapport gevoegd (bijlage 40). Deze bladzijde betreft de onder 2.13.1 genoemde handgeschreven kasadministratie (DOC-480). Dit overzicht vermeldt een door de [stichting] ontvangen bedrag van € 300 op 2 maart 2015 van belanghebbende.
2.16.1.
Door de FIOD is, onder gezag van de officier van justitie te [woonplaats] , een strafrechtelijk onderzoek uitgevoerd onder de naam [FIOD-onderzoek 4] . Dit onderzoek komt voort uit het onderzoek [FIOD-onderzoek 3] .
2.16.2.
Belanghebbende is op 26 april 2017 in het kader van het onderzoek [FIOD-onderzoek 4] als verdachte gehoord door de FIOD. Het proces-verbaal van dit verhoor, proces-verbaalnummer 60527, documentcode V-008-01, behoort als onderdeel van bijlage 40 bij het verweerschrift in eerste aanleg, tot de stukken van het geding. Het proces-verbaal vermeldt, onder meer:

“Strafbare feiten en cautie

Bij aanvang van het verhoor deelde ik, verbalisant (…), aan verdachte mee dat hij wordt verdacht van het opzettelijk doen van een onjuiste aangifte inkomstenbelasting 2009, 2010, 2011, 2012 en 2013.
(…)
Vraag verbalisanten:Wie heeft uw aangifte inkomstenbelasting over het jaar 2010 ingevuld en ingediend bij de Belastingdienst.
Antwoord gehoorde:
“Dat moet weer die [B] zijn geweest.”
Vraag verbalisanten:Wie heeft uw aangiften inkomstenbelasting over de laatste 3 jaren ingevuld en ingediend bij de Belastingdienst?
Antwoord gehoorde:
“Dat is een kennis bij mij in de wijk. Hij heet [C] . Het adres van hem weet ik niet.”
(…)
Vraag verbalisanten:Hoeveel heeft u in de jaren 2009 tot en met 2013 ongeveer gedoneerd aan de [stichting] ?
Antwoord gehoorde:
“Ongeveer € 20.000. Allemaal contant.”
Vraag verbalisanten:Op uw aangifte inkomstenbelasting over het jaar 2012 staat als gift een bedrag van € 3.000 ingevuld, met als omschrijving
“ [stichting] ”. Wat kunt u hierover verklaren?
Antwoord gehoorde:
“Waarschijnlijk heeft [B] dat gedaan.”
(…)
Vraag verbalisanten:Wie heeft uw aangifte inkomstenbelasting over het jaar 2013 ingevuld en ingediend bij de Belastingdienst?
Antwoord gehoorde:
“Dat heeft [C] gedaan.”
Vraag verbalisanten:Op uw aangifte inkomstenbelasting over het jaar 2013 staat als gift een bedrag van € 3.000 ingevuld, met als omschrijving “ [stichting] ”. Wat kunt u hierover verklaren?

Antwoord gehoorde:

“Ik kan het me niet herinneren. Dat zou ik terug moeten zien in mijn bankafschriften. Mijn aangifte heb ik niet zelf gedaan. Ik heb mijn DigiD-code aan [C] gegeven en hij heeft mijn aangifte ingevuld. Hij vertelde mij welke posten voor aftrek in aanmerking komen en welke niet. Ik heb toen tegen [C] gezegd dat ik donaties had gedaan bij de [stichting] . Hij vroeg of ik nog bewijzen had. Wat bruikbaar was heeft hij gebruikt en wat niet bruikbaar was niet. U vraagt mij of ik weet dat [C] bij de Belastingdienst werkte. Nee, dat weet ik niet.”
(…)
Antwoord gehoorde:
“Wat ik mij afvraag is wat het traject hierna is.”
Opmerking verbalisanten:Wij leggen (…) uit dat zijn dossier naar de officier van justitie wordt gestuurd en dat de officier zal bepalen wat zij met zijn dossier gaat doen.”
2.17.
Bij brieven van 12 oktober 2017 heeft de Inspecteur belanghebbende te kennen gegeven dat hij over de jaren 2012 en 2013 navorderingsaanslagen zal opleggen waarbij de giftenaftrek ter zake van de [stichting] wordt gecorrigeerd. Verder heeft de Inspecteur te kennen gegeven dat hij voornemens is voor beide jaren een vergrijpboete op te leggen als bedoeld in artikel 67e van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) ter hoogte van 75% van de nagevorderde belasting. Voorts heeft de Inspecteur te kennen gegeven dat mogelijk heffingsrente dan wel belastingrente in rekening zal worden gebracht.
2.18.
Vervolgens zijn met dagtekening 25 november 2017 de onderhavige navorderingsaanslagen opgelegd en gelijktijdig boetebeschikkingen en beschikkingen belastingrente gegeven.
2.19.
Belanghebbende heeft in hoger beroep kopieën van bankafschriften met geldopnames van een bankrekening op naam van belanghebbende verstrekt. Uit deze afschriften blijken de volgende geldopnames:
2012
Datum
Bedrag
Datum
Bedrag
13 april 2012
€ 250
3 november 2012
€ 250
20 april 2012
€ 250
8 november 2012
€ 250
23 april 2012
€ 250
10 november 2012
€ 250
26 april 2012
€ 250
29 november 2012
€ 250
1 mei 2012
€ 250
6 december 2012
€ 250
19 mei 2012
€ 250
11 december 2012
€ 250
24 mei 2012
€ 200
2013
Datum
Bedrag
Datum
Bedrag
13 maart 2013
€ 1.000
7 november 2013
€ 250
31 mei 2013
€ 250
8 november 2013
€ 200
15 juni 2013
€ 250
10 november 2013
€ 150
22 juni 2013
€ 250
11 november 2013
€ 250
25 juni 2013
€ 250
18 november 2013
€ 250
18 november 2013
€ 300
Belanghebbende heeft gespecificeerd welke opname(n) voor welke gift(kwitantie) is (zijn) aangewend.

Oordeel van de Rechtbank

3. De Rechtbank heeft geoordeeld, waarbij belanghebbende is aangeduid als eiser en de Inspecteur als verweerder:
“(…)
Giftenaftrek
12. Ingevolge artikel 6.32 van de Wet inkomstenbelasting 2001 (Wet IB 2001) zijn aftrekbare giften (a) periodieke giften en (b) andere giften. Ingevolge artikel 6.33, eerste lid, onder a, van de Wet IB 2001 wordt onder giften verstaan: bevoordelingen uit vrijgevigheid en verplichte bijdragen waar geen directe tegenprestatie tegenover staat.
13. De bewijslast dat sprake is van aftrekbare giften rust op eiser. Bij contante giften moet een belastingplichtige met schriftelijke bescheiden aantonen dat de door hem gestelde giften daadwerkelijk zijn gedaan, dat wil zeggen aan de [stichting] ten goede zijn gekomen. Eiser wijst daartoe op de door hem overgelegde kwitanties. Gezien de verklaringen van de penningmeester van de [stichting] , die worden bevestigd door verklaringen van anderen, heeft verweerder terecht gesteld dat aan de door eiser overgelegde kwitanties op zichzelf onvoldoende bewijskracht kan worden toegekend. Weliswaar staat niet onomstotelijk vast dat ook in het geval van eiser sprake is van onjuiste kwitanties, maar evenmin kan met zekerheid worden gesteld dat de kwitanties in overeenstemming zijn met wat hij daadwerkelijk aan de [stichting] heeft geschonken. Nu eiser geen andere bewijsstukken heeft overgelegd, is hij niet geslaagd in het bewijs dat hij de giften heeft gedaan. Verweerder heeft dan ook op goede gronden de giften aan [stichting] gecorrigeerd en de navorderingsaanslagen opgelegd; voor de overige giften komt eiser niet boven de drempel uit. De kanttekeningen die eiser bij het FIOD onderzoek heeft gesteld, leiden niet tot een ander oordeel. Daaruit volgt immers niet dat de bewijslast niet meer op eiser rust en evenmin dat de penningmeester niet heeft verklaard dat hij kwitanties afgaf voor hogere bedragen dan daadwerkelijk werd betaald.
14. Eiser maakt niet aannemelijk dat verweerder heeft gehandeld in strijd met voor hem geldende werkinstructies. Deze zijn door eiser niet in het geding gebracht en de enkele stellingen van eiser hierover, zijn onvoldoende voor het oordeel dat verweerder in strijd met deze werkinstructies zou hebben gehandeld.
Algemene beginselen van behoorlijk bestuur
15. Eiser heeft gesteld dat het FIOD-onderzoek ondeugdelijk is geweest en dat verweerder door het gebruik daarvan - zo begrijpt de rechtbank - het zorgvuldigheidsbeginsel heeft geschonden. Eiser heeft echter onvoldoende onderbouwd waarom het onderzoek ondeugdelijk is geweest. Er is financieel onderzoek gedaan en er zijn diverse verdachten en getuigen gehoord. Daarbij zijn onregelmatigheden geconstateerd die zich hebben voorgedaan bij het doen van giften aan de [stichting] . Dat verdergaand onderzoek of onderzoek in een andere richting geboden was, zoals eiser heeft betoogd, doet, wat daar verder ook van zij, aan de constateringen niet af. Verweerder heeft de bevindingen van het onderzoek daarom terecht gebruikt voor het stellen van nadere vragen in het kader van de heffing van inkomstenbelasting. Van strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel is daarom geen sprake.
16. Eiser heeft geen feiten of omstandigheden aannemelijk gemaakt op grond waarvan geoordeeld kan worden dat de navorderingsaanslagen en de bestreden besluiten in strijd zijn genomen met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. In zowel de aankondiging van de navorderingsaanslagen als de uitspraken op bezwaar heeft verweerder zijn beslissing onderbouwd met bevindingen uit het FIOD-onderzoek. Daarmee heeft hij voldaan aan het bepaalde in artikel 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht.
Rentebeschikking
17. Niet is gebleken dat de belastingrente in strijd met de daartoe strekkende wettelijke bepalingen of enige andere regel van geschreven of ongeschreven recht in rekening is gebracht.
Vergrijpboeten
18. Op grond van artikel 67e, eerste lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (Awr) kan verweerder een boete opleggen van ten hoogste 100 percent indien het aan opzet of grove schuld van de belastingplichtige is te wijten dat de aanslag tot een te laag bedrag is vastgesteld.
19. Op verweerder rust de bewijslast dat het beboetbare feit zich heeft voorgedaan. Uit wat hiervoor is overwogen, volgt dat eiser onvoldoende bewijs heeft geleverd voor de door hem in zijn aangiften afgetrokken giften en dat de aanslagen daardoor tot een te laag bedrag zijn vastgesteld. Ter onderbouwing van zijn stelling dat het aan opzet of grove schuld van eiser is te wijten dat de aanslagen IB/PVV voor de jaren 2012 en 2013 naar een te laag bedrag zijn vastgesteld, baseert verweerder zich op de verklaringen van de penningmeester van de [stichting] , verklaringen van getuigen en verdachten die betrokken zijn in het onderzoek van de [stichting] en verklaringen die andere belastingplichtigen hebben afgelegd tijdens diverse hoorgesprekken. Verweerder heeft er voorts op gewezen dat eiser in het FIOD-onderzoek aangemerkt is als verdachte en is gehoord over zijn aangiften IB/PVV over de jaren 2009 tot en met 2013. Verweerder wijst in dit verband ook op het Excel-bestand met de uitgeschreven kwitanties waarin over het jaar 2013 eisers naam eenmaal is vermeld. Voorts wijst verweerder op de handgeschreven kasadministratie waaruit valt op te maken dat eiser op 2 maart 2014 een bedrag van
€ 300 zou hebben betaald. Het gaat hierbij om 10% van het bedrag aan giften dat eiser voor het jaar 2013 in de aangifte heeft opgenomen. Dit is een dikwijls terugkerend fenomeen en een bewijs van de stelselmatige frauduleuze aanpak, aldus verweerder.
Vergrijpboete 2012
19.1
Op zichzelf mag verweerder gebruik maken van bewijsvermoedens, maar die vermoedens moeten wel redelijkerwijs voortvloeien uit de aanwezige bewijsmiddelen (ECLI:NL:HR:2011:BN6350). Voor het jaar 2012 is daarvan geen sprake omdat het bewijsvermoeden slechts is gebaseerd op verklaringen van derden over wat kennelijk een gebruikelijke werkwijze was binnen de [stichting] . Uit die verklaringen kan weliswaar worden geconcludeerd dat in veel gevallen sprake was van kwitanties die niet in overeenstemming zijn met de bedragen die daadwerkelijk aan de [stichting] zijn geschonken, maar dat betekent niet dat reeds daarom in alle gevallen en dus ook in het geval van eiser sprake is van onjuiste kwitanties en daarmee van het opzettelijk dan wel grofschuldig te weinig betalen van belasting. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat niet kan worden uitgesloten dat de frauduleuze handelingen van de penningmeester verder strekten dan waarover hij heeft verklaard. Onder die omstandigheden zou het accepteren van de bewijsvermoedens voor 2012 betekenen dat de bewijslast feitelijk ook voor de boeteoplegging op eiser komt te rusten. De rechtbank zal om die reden de vergrijpboete voor 2012 vernietigen.
Vergrijpboete 2013
19.2.
Verweerder heeft naar het oordeel van de rechtbank voldoende bewijs geleverd dat eiser wist dat hij in zijn aangifte voor het jaar 2013 giften in aanmerking nam die hij feitelijk niet heeft gedaan en dat de daarvoor verstrekte kwitanties vals waren. Het bewijsvermoeden dat gebruik is gemaakt van valse kwitanties is niet slechts gebaseerd op verklaringen van derden over wat kennelijk een gebruikelijke werkwijze was binnen de [stichting] , maar ook op informatie over eiser zelf. Naast de verklaringen van derden heeft verweerder immers gegevens uit de handgeschreven kasadministratie naar voren gebracht waarin eiser voorkomt in 2013 met een bedrag van € 300 terwijl hij in zijn aangifte IB/PVV 2013 een bedrag van € 3.000 aan giften in aanmerking heeft genomen, hetgeen overeenkomt met het fraudepatroon. De rechtbank acht deze bewijsmiddelen in samenhang bezien voldoende onderbouwing voor de conclusie dat het aan opzet van eiser is te wijten dat te weinig belasting is geheven. Verweerder is daarmee echter nog niet geslaagd in het bewijs dat sprake is van strafverzwarende omstandigheden. Het enkele gebruik van valse kwitanties is daarvoor onvoldoende. Gezien de aard en ernst van de gedragingen acht de rechtbank daarom boetes van 50% van de nagevorderde belasting passend en geboden.
20. Gelet op wat hiervoor is overwogen, dienen de beroepen gegrond te worden verklaard voor zover ze betrekking hebben op de boeten.
Proceskosten
21. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. De rechtbank stelt deze kosten op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.050 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 525 en een wegingsfactor 1).
(…)”

Omschrijving geschil in hoger beroep en conclusies van partijen

4.1.
In geschil is of de navorderingsaanslagen terecht zijn opgelegd, meer in het bijzonder of de giftenaftrek terecht is gecorrigeerd. Tevens is in geschil of de boetebeschikkingen terecht zijn gegeven, en zo ja, of de opgelegde boetes passend en geboden zijn.
Belanghebbende beantwoordt deze vragen ontkennend, de Inspecteur bevestigend.
4.2.
De Inspecteur concludeert, naar het Hof begrijpt, in zijn principaal hoger beroep primair tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank voor wat betreft de boetebeschikkingen, de proceskosten en het griffierecht en bevestiging van de uitspraken op bezwaar en subsidiair tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en de uitspraak op bezwaar voor het jaar 2012 voor wat betreft de boetebeschikking, tot vermindering van de boete voor het jaar 2012 tot op 50% (grove schuld met strafverzwarende omstandigheden), dan wel meer subsidiair op 25% (grove schuld).
De Inspecteur concludeert tot ongegrondverklaring van het incidenteel hoger beroep.
4.3.
Belanghebbende concludeert tot ongegrondverklaring van het principaal hoger beroep. Belanghebbende concludeert, naar het Hof begrijpt, in het incidenteel hoger beroep tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, de uitspraken op bezwaar, de navorderingsaanslagen, de beschikkingen belastingrente en de boetebeschikking voor het jaar 2012, tot
vergoeding van de proceskosten in (hoger) beroep en het voor het beroep betaalde griffie-recht.

Beoordeling van het hoger beroep

FIOD-onderzoek
5.1.1.
Belanghebbende heeft gesteld dat de navorderingsaanslagen zijn opgelegd op basis van een ondeugdelijk FIOD-onderzoek, waarbij de in het proces-verbaal van dat onderzoek opgenomen conclusies en bevindingen niet worden gedragen door de feiten.
5.1.2.
Er is geen aanleiding het proces-verbaal van het FIOD-onderzoek buiten beschouwing te laten. De vraagtekens die belanghebbende stelt bij bepaalde onderdelen van het rapport zijn, mede gelet op hetgeen de Inspecteur daar tegenover heeft gesteld, onvoldoende voor het oordeel dat de uitkomsten daarvan, in het bijzonder die met betrekking tot de kwitanties, de handgeschreven kasadministratie, het overzicht van uitgegeven kwitanties en de verklaringen van de penningmeester over de gang van zaken met betrekking tot de kwitanties, niet in aanmerking genomen kunnen worden. Uit de gedingstukken blijkt dat de [stichting] in het onderzoek naar haar ANBI-status aanvankelijk geen administratie aan de controlerend ambtenaar, kon verstrekken. Door een aantal vrijwilligers is achteraf aan de hand van de uitgegeven kwitanties een administratie opgesteld. Tussen partijen is niet in geschil dat deze administratie niet compleet was, zodat daaraan geen waarde kan worden gehecht en geen cijfermatige conclusies kunnen worden verbonden. De verklaringen van de penningmeester vinden bevestiging in hetgeen al eerder in het FIOD-onderzoek naar voren was gekomen, komen overeen met de bevindingen uit de eerdere onderzoeken [FIOD-onderzoek 1] en [FIOD-onderzoek 2] (zie onder 2.4.3) en worden tevens ondersteund door verklaringen van derden. Anders dan belanghebbende stelt hoefde de Inspecteur de uitkomsten van het strafrechtelijk onderzoek tegen onder meer de penningmeester niet af te wachten voordat hij de navorderingsaanslagen kon opleggen.
Giftenaftrek
5.2.1.
Andere giften dan periodieke giften zijn aftrekbaar voor zover zij kunnen worden gestaafd met schriftelijke bescheiden (zie artikel 6.39, lid 1, in verbinding met artikel 6.32 van de Wet Inkomstenbelasting 2001). In geval van betwisting door de inspecteur, zoals hier het geval is, rust op belanghebbende de last de feiten en omstandigheden te stellen en bij betwisting aannemelijk te maken die de conclusie rechtvaardigen dat hij recht heeft op giftenaftrek.
5.2.2.
Belanghebbende heeft gesteld dat hij in de jaren 2012 en 2013 uit geloofsovertuiging giften in contanten heeft gedaan aan de [stichting] voor bedragen van in totaal € 3.000 in elk van beide jaren. Ter onderbouwing van zijn stelling heeft belanghebbende voor het jaar 2012 twee kwitanties en voor het jaar 2013 drie kwitanties overgelegd.
5.2.3.
De Inspecteur stelt zich op het standpunt dat de overgelegde giftkwitanties van de [stichting] niet zonder meer kunnen dienen ter onderbouwing van de opgevoerde giften en wijst daarbij op de bevindingen uit het strafrechtelijk onderzoek naar de handel in valse giftkwitanties bij de [stichting] . Uit dat onderzoek volgt dat op grote schaal giftkwitanties van de [stichting] werden verhandeld voor een percentage van veelal 10%-12% van de op de kwitanties vermelde bedragen. Uit verklaringen van de penningmeester welke worden bevestigd door verklaringen van diverse andere belastingplichtigen en de bevindingen in het strafrechtelijk onderzoek, volgt dat geen bedragen zijn gedoneerd van meer dan € 500.
5.2.4.
Ter onderbouwing van zijn standpunt heeft de Inspecteur in beroep en hoger beroep onder meer de volgende feiten en omstandigheden aangevoerd ten aanzien van de handel in valse giftkwitanties bij de [stichting] :
  • de vaststelling van een controlemedewerker dat namens de [stichting] in het jaar 2012 in totaal 2.500 kwitanties zijn uitgeschreven, terwijl slechts 531 kwitanties in de administratie zijn verantwoord;
  • dat in het jaar 2013 in de jaarstukken van de [stichting] € 88.564 aan donaties is verantwoord, terwijl in de diverse aangiften over dat jaar in totaal € 3.445.808 aan giften aan de [stichting] is aangegeven;
  • de verklaringen van verdachten dat giftkwitanties voor een bepaald percentage van het giftbedrag werden gekocht/verkocht van de [stichting] ;
  • dat uit de inbeslaggenomen administratie van de [stichting] volgt dat 22% van de ontvangen giften is verwerkt in het kasboek;
  • een anonieme tip aan de FIOD dat de kwitanties zijn vervalst en gebruikt door meerdere personen om een belastingteruggaaf te bewerkstelligen;
  • dat na het intrekken van de ANBI-status van de [stichting] op 6 januari 2014, dat op 19 december 2013 was aangekondigd, in de periode van 1 januari tot 6 januari 2014 een opvallend groter aantal kwitanties is geboekt dan in voorgaande jaren;
  • de whatsapp- en sms-berichten en de verklaringen van onder andere de penningmeester van de [stichting] waaruit volgt dat een levendige handel in giftkwitanties bestond en dat uit die berichten volgt dat de data op de kwitanties worden afgestemd op de data van willekeurige pinopnamen;
  • de verklaring van een informant aan het Team Criminele Inlichtingen waaruit volgt dat de leiding van de [stichting] op de hoogte is van de belastingfraude door middel van de giftkwitanties en meewerkt aan de uitgifte daarvan;
  • de verklaring van de penningmeester van de [stichting] dat slechts een handvol mensen het volledige vermelde bedrag op de giftkwitanties hebben betaald maar dat die bedragen maximaal € 300 of € 400 betreffen;
  • de verklaringen van diverse personen aan de FIOD en de Belastingdienst die de handel in kwitanties hebben bevestigd;
  • een overzicht van uitgeschreven kwitanties voor 2013 waarvan de gegevens die in dit document zijn opgenomen niet overeenkomen met de daadwerkelijk ontvangen bedragen;
  • een doorlopend handgeschreven kasboek waarin de werkelijk ontvangen bedragen werden opgenomen; de werkelijk ontvangen bedragen (donaties) bedroegen veelal 10% tot 12% van de uitgegeven kwitanties;
  • dat de Belastingdienst bij 2.040 belastingplichtigen navorderingsaanslagen heeft opgelegd dan wel correcties heeft aangebracht bij het opleggen van de aanslagen en indien mogelijk een vergrijpboete. Van deze 2.040 gevallen zijn ongeveer 450 belastingplichtigen in bezwaar gegaan en 150 in beroep;
  • dat bij belastingplichtigen van wie aanslagen zijn gecorrigeerd of bij wie is nagevorderd doorgaans een giftenaftrek van minimaal € 500 in de aangifte is opgenomen.
5.3.1.
Uit hetgeen de Inspecteur onder 5.2.4 heeft aangevoerd volgt dat op grote schaal valse giftkwitanties van de [stichting] werden verhandeld en gebruikt door belastingplichtigen om giften op te voeren die zij niet daadwerkelijk hebben gedaan. Gelet op deze bevindingen kunnen de kwitanties van de [stichting] niet zonder meer dienen als bewijs voor de door belanghebbende gestelde giften. Het is aan belanghebbende aanvullende feiten en omstandigheden aan te voeren en bij betwisting aannemelijk te maken die de conclusie rechtvaardigen dat hij recht heeft op giftenaftrek.
5.3.2.
Met de in hoger beroep overgelegde bankafschriften en de daarop vermelde geldopnames heeft belanghebbende dat aanvullende bewijs niet geleverd, reeds omdat met een geldopname niet vaststaat dat de opgenomen gelden ook daadwerkelijk aan de [stichting] ten goede zijn gekomen. De verklaring van belanghebbende omtrent de aanwending van de diverse geldopnames voor de gestelde giften maakt dit niet anders.
5.3.3.
Nu belanghebbende geen ander (schriftelijk) bewijs heeft bijgebracht waaruit volgt dat giften ten goede zijn gekomen aan de [stichting] , heeft belanghebbende niet aannemelijk gemaakt dat hij in de onderhavige jaren giften aan de [stichting] heeft gedaan. De Inspecteur heeft dan ook terecht geen giften in aftrek toegestaan en de navorderingsaanslagen terecht opgelegd.
5.4.
Belanghebbende heeft voorts gesteld dat de Inspecteur bij het opleggen van de navorderingsaanslagen in strijd heeft gehandeld met de zogenoemde Instructie afdoening giftenaftrek (Werkinstructie) en het Memorandum Giftenaftrek (Memorandum). Gezien de bewoordingen van de Werkinstructie ziet deze, anders dan belanghebbende kennelijk meent, op de aanslagregeling en niet op de vraag wanneer en in welke gevallen tot navordering zal worden overgegaan. Uit het Memorandum blijkt niet dat niet tot navordering zal worden overgegaan in de gevallen waarin kwitanties zijn overgelegd. In het onderhavige geval zijn de uitkomsten van het FIOD-onderzoek aanleiding geweest om tot navordering over te gaan, aangezien die uitkomsten voor de Inspecteur het nieuwe feit opleverden. De Werkinstructie en het Memorandum doen daaraan niet af. Gelet hierop is niet aannemelijk geworden dat de Inspecteur bij het opleggen van de navorderingsaanslagen in strijd heeft gehandeld met de voor hem geldende instructies. De door belanghebbende aangevoerde feiten en omstandigheden zijn onvoldoende om te oordelen dat de Inspecteur heeft gehandeld in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel.
De vergrijpboetes
6.1.1.
De Inspecteur kan op grond van artikel 67e, lid 1, AWR een boete opleggen van ten hoogste 100% indien het aan opzet of grove schuld van belanghebbende is te wijten dat de aanslag tot een te laag bedrag is vastgesteld. De bewijslast hiervan rust op de Inspecteur.
6.1.2.
Bij de beantwoording van de vraag of de inspecteur het bewijs van een beboetbaar feit heeft geleverd, dienen de waarborgen in acht te worden genomen die een belanghebbende kan ontlenen aan artikel 6, lid 2, van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Die waarborgen houden onder meer in dat de bewijslast op de inspecteur rust en de belanghebbende in geval van twijfel het voordeel van de twijfel moet worden gegund. De rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) laat toe dat voor het bewijs gebruik wordt gemaakt van vermoedens. De belanghebbende moet wel een redelijke mogelijkheid hebben zich daartegen te verweren en het gebruik van vermoedens mag er niet toe leiden dat de bewijslast wordt verschoven van de inspecteur naar de belanghebbende; het vermoeden moet redelijkerwijs voortvloeien uit de aanwezige bewijsmiddelen (vgl. HR 15 april 2011, ECLI:NL:HR:2011:BN6350, BNB 2011/207 en HR 28 juni 2013, ECLI:NL:HR:2013:63, BNB 2013/207). Het EVRM eist niet dat de inspecteur bij het bewijzen van de opzet of grove schuld is gebonden aan de bewijsregels van het nationale strafrecht. Er hoeft geen wettig en overtuigend bewijs te worden geleverd overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 338 e.v. van het Wetboek van Strafvordering (vgl. HR 18 november 1992, ECLI:NL:HR:1992:ZC5166, BNB 1993/40). Wel moet de uit die vermoedens af te leiden opzet buiten redelijke twijfel zijn (vgl. HR 23 juni 1993, ECLI:NL:HR:1993:ZC5391, BNB 1993/272).
6.2.
De Inspecteur heeft gesteld dat sprake is van opzet en dat sprake is van strafverzwarende omstandigheden, zodat de boetes van 75% passend en geboden zijn.
6.3.
Aangezien de Inspecteur primair heeft gesteld dat sprake is van opzet en subsidiair dat sprake is van grove schuld, rust op de Inspecteur de bewijslast aannemelijk te maken primair dat belanghebbende ten tijde van het doen van de aangiften IB/PVV 2012 en 2013 zich ervan bewust is geweest dat (een aanmerkelijke kans bestond dat) de aangiften voor wat betreft de giftenaftrek onjuist waren en subsidiair dat belanghebbende zodanig onzorgvuldig heeft gehandeld dat hem kan worden verweten dat de aangiften op het punt van de giftenaftrek onjuist waren.
6.4.
Naast de in 5.2.4 aangevoerde feiten en omstandigheden ten aanzien van de handel in valse giftkwitanties bij de [stichting] , heeft de Inspecteur ten aanzien van belanghebbendes betrokkenheid bij voormelde handel in giftkwitanties het volgende aangevoerd:
  • de naam van belanghebbende komt vier maal voor in het overzicht van uitgeschreven kwitanties (DOC-433). Op basis van hetgeen is vermeld in het proces-verbaal van de FIOD komen de gegevens die in dit document zijn opgenomen niet overeen met de daadwerkelijk door de [stichting] ontvangen bedragen. Dit overzicht werd achteraf door de [stichting] opgesteld aan de hand van de verstrekte kwitanties;
  • de naam van belanghebbende komt voor in het handgeschreven kasboek (DOC-480) op 2 maart 2014 voor een bedrag van € 300 met de omschrijving “Donatie”. Gelet op de hoogte van de in de aangifte voor het jaar 2013 door belanghebbende verantwoorde giften en het feit dat belanghebbende in zijn aangifte IB/PVV 2014 geen giften in aanmerking heeft genomen, zal dit bedrag van € 300 betrekking hebben op de donaties door belanghebbende in het jaar 2013. Dit bedrag bedraagt 10 percent van de door belanghebbende voor het jaar 2013 in aftrek gebrachte giften aan de [stichting] van € 3.000. Dit komt overeen met de fraudeleuze handelwijze die is beschreven door de FIOD;
  • de aangifte voor het jaar 2013 met een giftenaftrek van € 3.000 is door belanghebbende op 5 maart 2014 ingediend, derhalve rond de hiervoor genoemde datum van de vermelding in de het handgeschreven kasboek van 2 maart 2014;
  • belanghebbende heeft in de jaren 2009 tot en met 2013 voor een totaal van € 22.300 aan giften aan de [stichting] opgegeven in zijn aangiften IB/PVV voor die jaren. Na het jaar 2013 zijn door belanghebbende geen giften meer in de aangiften opgenomen. Dit zal geen toeval zijn nu de ANBI-status van de [stichting] in januari 2014 is ingetrokken;
  • belanghebbende kan de persoon bij wie hij de donaties heeft gedaan bij de [stichting] niet omschrijven, terwijl hij stelt in de jaren 2009 tot en met 2013 hoge bedragen contant aan de [stichting] te hebben geschonken;
  • belanghebbende heeft tijdens zijn verhoor bij de FIOD (zie 2.16.2) verklaard dat zijn aangiften in de jaren 2012 en 2013 zijn verzorgd door administratiekantoor [B] respectievelijk [C] . De namen van dit administratiekantoor en deze persoon zijn tijdens het FIOD-onderzoek naar voren gekomen als kantoor dat dan wel persoon die betrokken was bij de fraudehandel;
  • de boetes voor het jaar 2012 en 2013 moeten gelet op het voorgaande in onderlinge samenhang worden beoordeeld.
6.5.1.
Uit hetgeen de Inspecteur heeft aangevoerd volgt een handelwijze waarbij op grote schaal valse giftkwitanties van de [stichting] werden verhandeld voor een percentage van veelal 10%-12% van de op de kwitanties vermelde bedragen. Voorts volgt daaruit dat de valse giftkwitanties door de belastingplichtigen werden gekocht op een latere datum dan de datum die is vermeld op de desbetreffende giftkwitantie.
6.5.2.
Uit het onderzoek van de FIOD volgt dat de handgeschreven kasboeken van de [stichting] in totaal 1.192 donaties vermelden met een totaalbedrag van € 489.087,70 in de periode december 2013 tot en met december 2016. Hierbij is het bedrag van het grootste deel van de donaties lager dan € 500. Gelet op i) voormelde handelwijze waarbij de valse giftkwitanties veelal werden verhandeld voor 10%-12% van daarop vermelde bedragen en ii) de verklaringen van de penningmeester, van getuigen en belastingplichtigen waaruit blijkt dat veelal een paar honderd euro is betaald voor de giftkwitanties, heeft de Inspecteur aannemelijk gemaakt dat het handgeschreven kasboek de juiste gegevens vermeldt.
6.6.1.
De naam van belanghebbende komt in het handgeschreven kasboek (DOC-480) voor onder vermelding van een donatie van € 300 op 2 maart 2014. Deze datum is gelegen kort voor de datum van indiening van de aangifte IB/PVV 2013. Belanghebbende heeft geen giften aan de [stichting] in zijn aangifte IB/PVV voor het jaar 2014 opgenomen. Het bedrag, zoals opgenomen in het handgeschreven kasboek, is 10% van de voor 2013 in aftrek gebrachte giften van € 3.000. Deze bevinding ten aanzien van belanghebbende komt overeen met de handelwijze die volgt uit het strafrechtelijke onderzoek naar de handel in valse kwitanties van de [stichting] .
6.6.2.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is het vermoeden gerechtvaardigd dat belanghebbende voor 2013 gebruik heeft gemaakt van valse giftkwitanties van de [stichting] en dat belanghebbende zich er ten tijde van het doen van zijn aangifte IB/PVV 2013 bewust van is geweest dat de aangifte voor wat betreft de giftenaftrek onjuist was.
6.7.
De belastingplichtige die wil ontkomen aan bewijs door middel van een bewijsvermoeden, kan zich verweren hetzij door de feiten en omstandigheden te betwisten die aan het bewijsvermoeden ten grondslag zijn gelegd, hetzij door andere feiten te stellen en bij betwisting aannemelijk te maken waardoor redelijke twijfel wordt gewekt aan de redengevende kracht van dat bewijsvermoeden, zodat dit vermoeden wordt ontzenuwd (vgl. HR 25 oktober 2002, ECLI:NL:HR:2002:AE9354, BNB 2003/14 en HR 28 juni 2013, ECLI:NL:HR:2013:63, BNB 2013/207).
Beide jaren
6.8.1.
Belanghebbende heeft in dat kader - kort samengevat - het volgende aangevoerd. De verklaring van de penningmeester is niet betrouwbaar, aangezien deze zelf heeft gefraudeerd. Er zijn valse kwitanties in de boeken opgenomen, maar de administratie bevat ook daadwerkelijk gedane giften. Het is niet uitgesloten dat de penningmeester de volledige giftbedragen heeft ontvangen, in zijn “schijnadministratie” heeft geboekt en het meerdere in eigen zak heeft gestoken. Belanghebbende heeft geen invloed op de wijze waarop de [stichting] haar administratie voert en ten aanzien van belanghebbende zijn geen specifieke aanwijzingen waaruit blijkt dat in zijn geval sprake is geweest van valse kwitanties. Belanghebbende wist niet van de malafide praktijken. De Belastingdienst had als toezichthouder op de ANBI-status eerder moeten ingrijpen. De giften zijn uit geloofsovertuiging gedaan. Er is een conclusie getrokken aan de hand van verklaringen van slechts een fractie van het totaal aantal mensen dat giften aan de [stichting] heeft gedaan en aan de hand van een verklaring van een van fraude verdachte penningmeester.
Jaar 2012
6.8.2.
In zijn nader stuk in hoger beroep heeft belanghebbende, ter zitting van het Hof nader onderbouwd, nog de stelling ingenomen dat voor het jaar 2012 geldt dat nu belanghebbende als verdachte is gehoord, waardoor hij in het strafrechtelijke traject is betrokken en hij nadien niet op de hoogte is gesteld van het niet instellen van een strafrechtelijke vervolging jegens hem, de boete over het jaar 2012 geen stand kan houden wegens strijd met het ne bis in idem beginsel dan wel het una via beginsel.
6.8.3.
Ingevolge artikel 5:43 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) legt het bestuursorgaan geen boete op indien aan de overtreder wegens dezelfde overtreding reeds eerder een bestuurlijke boete is opgelegd, dan wel een kennisgeving als bedoeld in artikel 5:50, tweede lid, aanhef en onderdeel a, Awb (voorleggen van een overtreding aan de officier van justitie) is bekendgemaakt
(ne bis in idem beginsel). Ingevolge artikel 5:44 Awb legt het bestuursorgaan geen boete op indien tegen de overtreder wegens dezelfde gedraging een strafvervolging is ingesteld en het onderzoek ter terechtzitting is begonnen, dan wel een strafbeschikking is uitgevaardigd
(una via beginsel). Ingevolge artikel 243, lid 1, van het Wetboek van Strafvordering (Sv) doet de officier van justitie, indien hij afziet van verder vervolging, de verdachte daarvan onverwijld schriftelijk mededeling. Ingevolge artikel 243, lid 2, Sv heeft, indien ter zake van het feit aan de verdachte een bestuurlijke boete is opgelegd, dan wel een mededeling als bedoeld in artikel 5:50, lid 2, onderdeel a, Awb is verzonden, dit dezelfde rechtsgevolgen als een kennisgeving van niet verdere vervolging.
6.8.4.
Gelet op de onder 6.8.3 vermelde bepalingen zal, nu een bestuurlijke boete is opgelegd, geen strafvervolging jegens belanghebbende worden ingesteld. Er is dan ook geen reden de boete voor het jaar 2012 te vernietigen op grond van het onder 6.8.2 vermelde standpunt van belanghebbende. Ten overvloede merkt het Hof op dat ter zitting ook is komen vast te staan dat de officier van justitie belanghebbende heeft laten weten dat hij afziet van verdere vervolging.
Beide jaren
6.9.1.
Er is geen reden te twijfelen aan de verklaringen van de penningmeester over de handelwijze met betrekking tot de valse giftkwitanties. De verklaringen van de penningmeester zijn bevestigd door verklaringen van diverse getuigen en belastingplichtigen die door de FIOD en de Inspecteur zijn gehoord. Daarnaast bevat het FIOD-rapport diverse onderzoeken van opsporingsambtenaren naar onder andere tekstberichten op in beslag genomen telefoons en de administratie van de [stichting] die voormelde handelwijze bevestigen.
6.9.2.
Evenmin is er reden te twijfelen aan de in het handgeschreven kasboek vermelde datum en het bedrag. Die kasadministratie vormt een (administratieve) weergave van de handelwijze waarbij de giftkwitanties voor een bepaald percentage van de daarop vermelde bedragen werden verkocht. Verder volgt uit die kasadministratie en uit de verklaringen van diverse getuigen en belastingplichtigen dat de kwitanties werden gekocht op een latere datum dan vermeld op de uitgeschreven kwitanties. Belanghebbende heeft bovendien onvoldoende feiten en omstandigheden aangevoerd voor het oordeel dat van een andere datum of bedrag dan vermeld in het kasboek moet worden uitgegaan.
6.10.
Gelet op hetgeen onder 6.8.1 tot en met 6.9.2 is overwogen heeft belanghebbende het bewijsvermoeden dat hij voor het jaar 2013 gebruik heeft gemaakt van valse giftkwitanties van de [stichting] niet ontzenuwd. Dit betekent dat de Inspecteur aannemelijk heeft gemaakt dat belanghebbende ten tijde van het doen van zijn aangifte IB/PVV 2013 zich ervan bewust is geweest dat de aangifte voor wat betreft de giftenaftrek onjuist was, zodat het opzet bewezen is. Voor het jaar 2012 geldt dit eveneens aangezien belanghebbende voor dat jaar een aanzienlijk bedrag aan giften in zijn aangifte IB/PVV 2012 in aftrek heeft gebracht dat hij met twee als zijnde vals geoordeelde kwitanties heeft gestaafd.
De hoogte van de boetes
7.1.
De Inspecteur heeft de boetes bepaald op 75%, te weten 50% vanwege opzet van belanghebbende verhoogd met 25% wegens strafverzwarende omstandigheden als bedoeld in paragraaf 8 van het Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst (het Besluit; tekst 2013). Ingevolge laatstvermelde bepaling is voor het in aanmerking nemen van strafverzwarende omstandigheden in elk geval aanleiding indien sprake is van listigheid, valsheid of samenspanning.
7.2.
De Inspecteur heeft gesteld dat het gebruik maken van falsificaties (de valse giftkwitanties) geldt als een strafverzwarende omstandigheid.
7.3.
Gelet op hetgeen onder 6.4 tot en met 6.11 is overwogen is aannemelijk dat belanghebbende zich schuldig heeft gemaakt aan het willens en wetens doen van onjuiste aangiften als gevolg waarvan de aanslagen tot te lage bedragen zijn vastgesteld (opzet). Gelet op de ernst van de gedragingen, in het bijzonder het gebruikmaken van valse giftkwitanties, acht het Hof de opgelegde boetes van 75% van de nagevorderde bedragen passend en geboden.
Beschikkingen belastingrente
8. Belanghebbende heeft in het incidenteel hoger beroep geen afzonderlijke gronden aangevoerd tegen de in rekening gebrachte belastingrente. Dat in strijd met de wet belastingrente in rekening is gebracht, is gesteld noch gebleken.
Slotsom
9. Gelet op het hiervoor overwogene is het hoger beroep gegrond en het incidenteel hoger beroep ongegrond.

Proceskosten

10. Het Hof ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

Beslissing

Het Gerechtshof:
  • vernietigt de uitspraak van de Rechtbank, en
  • bevestigt de uitspraken op bezwaar.
Deze uitspraak is vastgesteld door H.A.J. Kroon, Chr.Th.P.M. Zandhuis en A. van Dongen, in tegenwoordigheid van de griffier E.J. Nederveen. De beslissing is op 28 september 2021 in het openbaar uitgesproken.
aangetekend aan
partijen verzonden:
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bijde Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raad www.hogeraad.nl.
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie instellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aande Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag.
Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie www.hogeraad.nl).
Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak gevoegd;

2 - (alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;

3 - het beroepschrift moet ten minste het volgende vermelden:

a. - de naam en het adres van de indiener;
b. - de dagtekening;
c. - de vermelding van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. - de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.