ECLI:NL:GHDHA:2021:2119

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
2 november 2021
Publicatiedatum
2 november 2021
Zaaknummer
200.272.857/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoofdelijkheid en aansprakelijkheid bij financiële leaseovereenkomst na faillissement

In deze zaak gaat het om de vraag of [appellant], zowel in privé als als bestuurder van Smaragd Dental B.V., hoofdelijk aansprakelijk kan worden gehouden voor de financiële verplichtingen voortvloeiend uit een leaseovereenkomst met Mercedes-Benz Financial Services Nederland B.V. (MBFS). De leaseovereenkomst werd op 29 september 2017 aangegaan, maar na het faillissement van Smaragd Dental op 16 januari 2018 heeft MBFS de overeenkomst opgezegd en [appellant] aansprakelijk gesteld voor de daaruit voortvloeiende kosten. De kantonrechter oordeelde in eerste aanleg dat MBFS voldoende bewijs had geleverd dat de handtekening van [appellant] op de leaseovereenkomst authentiek was, en wees de vordering van MBFS toe. In hoger beroep heeft [appellant] de grieven ingediend, onder andere tegen de bewijswaardering door de kantonrechter en de vaststelling van de feiten. Het hof heeft de feiten opnieuw beoordeeld en geconcludeerd dat MBFS is geslaagd in het bewijs dat de handtekening van [appellant] op de leaseovereenkomst authentiek is. Het hof bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter en veroordeelt [appellant] in de kosten van het hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht
Zaaknummer : 200.272.857/01
Zaaknummer rechtbank : 7279378 \ RL EXPL 18-23236

arrest van 2 november 2021

inzake

[appellant],

wonende te [woonplaats],
appellant,
hierna te noemen: [appellant],
advocaat: mr. A. Ramsaroep te Wassenaar,
tegen

Mercedes-Benz Financial Services Nederland B.V.,

gevestigd te Utrecht,
geïntimeerde,
hierna te noemen: MBFS,
advocaat: mr. P.S.T. Awater te Amsterdam.

Waar de zaak over gaat

Deze zaak gaat over de vraag of [appellant], in privé en als bestuurder namens Smaragd Dental B.V. (hierna: Smaragd Dental), op 29 september 2017 een financiële leaseovereenkomst is aangegaan met MBFS en op grond daarvan hoofdelijk aansprakelijk gehouden kan worden voor de daaruit voortvloeiende financiële verplichtingen – te weten: achterstallige leasetermijnen, restschuld en kosten als gevolg van voortijdige ontbinding – nadat Smaragd Dental in staat van faillissement is verklaard en de leaseovereenkomst door MBFS is opgezegd.

De processtappen

1. Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken:
- het tussen partijen gewezen vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Den Haag van 27 november 2019 (hierna: het bestreden vonnis) en het procesdossier van de rechtbank;
- het exploot van dagvaarding van 3 januari 2020 waarmee [appellant] in hoger beroep is gekomen van het bestreden vonnis;
- het tussenarrest van 25 februari 2020 waarin een mondelinge behandeling na aanbrengen is gelast, die uiteindelijk heeft plaatsgevonden op 17 september 2020;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 17 september 2020;
- de memorie van grieven (met producties);
- de memorie van antwoord;
- de spreekaantekeningen van mr. Ramsaroep;
- de pleitaantekeningen van mr. Herweijer;
- het proces-verbaal van de pleitzitting via een Skype-verbinding op 12 oktober 2021.

De feiten

2. Het hof gaat van onderstaande feiten uit, omdat daarover tussen partijen geen verschil van mening bestaat. Het hof heeft hierbij rekening gehouden met de opmerkingen die [appellant] (in grief 1) met betrekking tot de feitenvaststelling door de kantonrechter heeft gemaakt, voor zover deze door MBFS niet zijn betwist.
Het gaat in deze zaak om het volgende.
2.1
MBFS is een leasemaatschappij, die personen- en bedrijfsauto’s leaset aan haar klanten.
2.2
[appellant] was bestuurder en enig aandeelhouder van Smaragd Dental.
2.3
Op 26 januari 2017 is op naam van Smaragd Dental een tweedehands
Mercedes-Benz E-Klasse Cabriolet E 320 7G met het kenteken [kenteken 1] gekocht bij B.V.
Rotterdamse Garage- en Automobiel Maatschappij “Rogam” (hierna: Rogam). De
autoverkoper was de heer [autoverkoper] (hierna: [autoverkoper]). De auto is gefinancierd door MBFS. De financiële leaseovereenkomst met MBFS is op 2 februari 2017 aangegaan en getekend door MBFS, Rogam, Smaragd Dental en [appellant]. Op diezelfde dag heeft [appellant], samen met zijn zoon [zoon] (hierna: [zoon]), de auto bij Rogam opgehaald.
2.4
In september 2017 is [zoon] naar de showroom van Rogam gegaan en heeft
daar met [autoverkoper] gesproken over de aanschaf van een nieuwe auto door Smaragd Dental.
2.5
Op 21 september 2017 heeft [autoverkoper] de volgende e-mail aan Smaragd Dental
verstuurd:

(…) Zoals besproken, stuur ik je hierbij de detail en overeenkomst zoals
overeengekomen. (...)
2.6
Als bijlage bij de e-mail is een offerte gevoegd voor de aanschaf van een Mercedes-Benz PW E 200 Cabriolet. De offerte is gericht aan de heer [appellant] en is gedateerd op 19 september 2017.
2.7
Op 29 september 2017 is een financiële leaseovereenkomst ten behoeve van de
aanschaf van een nieuwe Mercedes-Benz E-Klasse Cabriolet E 200 met kenteken [kenteken 2]
(hierna: de auto) tot stand gekomen. Onderaan de overeenkomst staan de namen van MBFS, Rogam, Smaragd Dental en [appellant], en handtekeningen. Ten behoeve van de koop van de auto heeft Rogam een kopie van het rijbewijs van [appellant] ontvangen. Met de totstandkoming van deze leaseovereenkomst, en de inruil van de auto die Smaragd Dental per 2 februari 2017 had geleased, is de leaseovereenkomst van 2 februari 2017 komen te vervallen.
2.8
In art. 8 van de financiële leaseovereenkomst van 29 september 2017 (hierna: de
leaseovereenkomst) staat, voor zover relevant, het volgende:

De Cliënt heeft tegelijk bij of voorafgaande aan de aflevering namens FS een
aanbetaling van € 12.888,32 aan de Dealer voldaan. (...)
2.9
De aanbetaling van het bedrag van € 12.888,32 is voor een bedrag van € 8.189,35 per pin betaald. MBFS heeft als productie 7 bij dagvaarding de factuur van de auto overgelegd, met daarop de kopieën van twee pinbonnen. Eén pinbon ziet op betaling van een bedrag van € 2.500,- op 29 september 2017 om 12.38 uur. De andere pinbon betreft betaling van een bedrag van € 5.689,35 op 29 september 2019 om 12.57 uur met als pashouder [appellant].
2.1
Het resterende bedrag van de aanbetaling van € 4.704,31 is voldaan door inruil van
de auto die Smaragd Dental per 2 februari 2017 had geleased. Naast de inruilprijs, werd er
in het kader van de inruil een overwaarde van € 4.704,31 berekend.
2.11
Volgens de leaseovereenkomst is de auto op 29 september 2017 afgeleverd.
2.12
In oktober 2017 heeft het Openbaar Ministerie te Utrecht de auto in beslag
genomen.
2.13
Op 3 januari 2018 heeft MBFS een verzoek ontvangen tot overdracht van de leaseovereenkomst van Smaragd Dental aan Black Money Events B.V., een vennootschap waarvan [zoon] enig bestuurder is. De aanvraag is door zowel Smaragd Dental als Black Money Events B.V. ondertekend. Als reden voor de overdracht is opgegeven dat Smaragd Dental haar onderneming beëindigt.
2.14
Smaragd Dental is bij vonnis van 16 januari 2018 in staat van faillissement
verklaard, met benoeming van mr. [naam] tot curator (hierna: de curator).
2.15
Bij brief van 18 januari 2018 heeft Domeinen Roerende Zaken aan Smaragd Dental
bericht dat het Openbaar Ministerie heeft beslist dat de auto aan Smaragd Dental zal worden teruggegeven. [zoon] heeft namens Smaragd Dental de auto op 24 januari 2018 opgehaald.
2.16
Bij brief van 25 januari 2018 aan de curator heeft MBFS de leaseovereenkomst met Smaragd Dental met onmiddellijke ingang opgezegd, met het verzoek om de auto uiterlijk op 30 januari 2018 vóór 12 uur in te leveren bij MBFS. De aanvraag voor de overdracht van de leaseovereenkomst van Smaragd Dental aan Black Money Events B.V. is door MBFS geannuleerd.
2.17
Bij brief van 25 januari 2018 heeft MBFS [appellant] aangeschreven. In deze brief staat het volgende:

(…) Vanwege het faillissement van Smaragd Dental B.V. ontbinden wij leaseovereenkomst 2124193. Als hoofdelijk mededebiteur /medecontractant binnen
de leaseovereenkomst, bent u volledig aansprakelijk voor de kosten van de ontbinding. Zodra het totaal bedrag bekend is, zal ik u hier zo snel mogelijk over
informeren.
De curator heb ik gevraagd ervoor te zorgen, dat de auto uiterlijk op 30 januari 2018 wordt ingeleverd bij Remarketing Center Mercedes-Benz Financial Services aan [adres en plaatsnaam]. (...)
2.18
Op 9 mei 2018 heeft MBFS de auto ingenomen bij [zoon].
2.19
Bij e-mail van 12 juli 2018 heeft MBFS de curator verzocht om haar vordering op Smaragd Dental van € 13.294,87 op de lijst van voorlopig erkende schuldeisers te plaatsen.
2.2
Bij brief van 12 juli 2018 heeft MBFS [appellant] aansprakelijk gesteld voor financiële verplichtingen uit hoofde van de leaseovereenkomst voor in totaal een bedrag van
€ 13.294,87.
2.21
Betaling van de vordering is tot op heden uitgebleven.

De vordering van MBFS en de beslissing van de kantonrechter

3.1
In eerste aanleg vorderde MBFS - zakelijk weergegeven en voor zover in hoger beroep nog relevant - de veroordeling van [appellant] tot betaling aan MBFS van het bedrag van € 13.294,87, te vermeerderen met rente en kosten.
3.2
De kantonrechter heeft MBFS bij tussenvonnis van 20 februari 2019 toegelaten tot het bewijs van haar stelling dat de handtekening onder de leaseovereenkomst van 29 september 2017 van [appellant] afkomstig is.
3.3
Bij het bestreden vonnis heeft de kantonrechter MBFS geslaagd geacht in het door haar te leveren bewijs en de vorderingen van MBFS toegewezen, met veroordeling van [appellant] in de kosten van de procedure.

De grieven en de vordering in hoger beroep

4.1
[appellant] is tegen dit vonnis in hoger beroep gekomen. Hij vordert dat het hof het bestreden vonnis vernietigt en de vorderingen van MBFS alsnog afwijst, met veroordeling van MBFS in de kosten van het geding in beide instanties.
4.2
[appellant] heeft drie grieven aangevoerd tegen het bestreden vonnis. Grief 1 is gericht tegen de door de kantonrechter vastgestelde feiten. Nu het hof de feiten in dit arrest opnieuw heeft vastgesteld, behoeft deze grief verder geen bespreking meer (zie rov. 2 hiervoor).
Grief 2 komt op tegen de bewijswaardering door de kantonrechter en grief 3 richt zich tegen het beroep door MBFS op het gerechtvaardigd vertrouwen.
4.3
MBFS heeft bij memorie van antwoord geconcludeerd tot verwerping van het door [appellant] ingestelde hoger beroep en tot bekrachtiging van het bestreden vonnis, met veroordeling van [appellant] in de proceskosten.

Beoordeling van het hoger beroep

5.1
Met de grieven wordt in de kern de vraag aan het hof voorgelegd of [appellant] in privé gebonden is aan de leaseovereenkomst van 29 september 2017 en hij uit dien hoofde aansprakelijk is voor de daaruit voortvloeiende financiële verplichtingen.
Dit laatste is het geval indien ofwel bewezen wordt dat [appellant] de leaseovereenkomst van 29 september 2017 heeft ondertekend ofwel [appellant] het gerechtvaardigd vertrouwen bij MBFS heeft gewekt dat hij de leaseovereenkomst wilde aangaan (artikel 3:35 BW).
5.2
[appellant] klaagt in grief 2 dat de kantonrechter ten onrechte heeft geoordeeld dat MBFS erin is geslaagd te bewijzen dat de handtekening onder de leaseovereenkomst van 29 september 2017 van hem afkomstig is. Volgens [appellant] is dit bewijs niet geleverd door de enkele verklaring van [autoverkoper], althans heeft hij voldoende tegenbewijs geleverd door middel van het door hem ingebrachte deskundigenbericht en de verklaringen van de getuigen in contra-enquête. De verklaring van [autoverkoper] kan – naar [appellant] stelt – ook niet geloofwaardig worden geacht. [autoverkoper] vertegenwoordigde MBFS bij de ondertekening van de leaseovereenkomst en zijn verklaring moet daarom als de verklaring van een partij-getuige worden aangemerkt met de daarbij horende bewijswaardering. Ook moet bij de bewijswaardering meegewogen worden dat [autoverkoper] een belang heeft bij zijn verklaring gelet op eventuele aansprakelijkheid van hem of Rogam jegens MBFS indien blijkt dat de handtekening op de leaseovereenkomst niet van [appellant] is en MBFS dus ten onrechte de betaling aan Rogam heeft gedaan. De getuigenverklaringen in contra-enquête moeten daarentegen betrouwbaar worden geacht en ook het deskundigenrapport concludeert dat de handtekening op de leaseovereenkomst niet van [appellant] kan zijn.
5.3
Het hof stelt – net als de kantonrechter – voorop dat het aan MBFS is te bewijzen dat de leaseovereenkomst van 29 september 2017 door [appellant] is ondertekend c.q. dat de handtekening echt is, nu MBFS zich op de leaseovereenkomst beroept en [appellant] de echtheid van de handtekening op de leaseovereenkomst stellig heeft ontkend (artikel 159 lid 2 Rv).
5.4
MBFS heeft daartoe [autoverkoper] als getuige doen horen. [autoverkoper] heeft, voor zover relevant, onder meer verklaard: “
Het tekenen van het leasecontract heeft plaatsgevonden op 29 september 2017. (…) [zoon] en [appellant] waren aanwezig. Ik heb de heren iets te drinken aangeboden, ik ben met hen gaan zitten en ik heb de contracten erbij gepakt. De contracten zijn toen getekend. Dit gesprek heeft plaatsgevonden tussen half 1 en kwart over een, de tijd moet ik schatten. (…) Nadat de contracten waren ondertekend, heb ik de handtekening gecheckt aan de hand van de legitimatie. Ik had van te voren van [zoon] een kopie van het rijbewijs van [appellant] ontvangen. (…)
(…) Vervolgens heeft dhr. [appellant] de rest som betaald conform het contract. De betaling is per pin gegaan. (…)
We zijn naar de auto toegelopen ik heb een instructie over de auto gegeven. Dat ging vlot, omdat dhr. [appellant] bekend was met Mercedes-Benz vanwege zijn vorige auto. Daarna zijn de heren vertrokken. (…)
Ik weet de datum van 29 september 2017 nog goed omdat het gesprek in mijn agenda is gepland. En het afleveren van een E-Cabrio gebeurd niet dagelijks. (…)
Dhr. [appellant] zie ik vandaag in de zaal zitten. Ik heb hem die dag tijdens de ondertekening van de leaseovereenkomst gezien. Daarnaast heb ik hem een keer eerder gezien, tijdens de ondertekening van het contract van de eerdere auto. (…)
[autoverkoper] heeft op de vraag van de advocaat van MBFS ‘wie van de heren [appellant] heeft de handtekening gezet?’ geantwoord dat [appellant] de handtekening heeft gezet. Naar aanleiding van vragen van de advocaat van [appellant] heeft [autoverkoper] verklaard dat hij bij het controleren van de legitimatie, de kopie met het gezicht van [appellant] heeft vergeleken en daarnaast de handtekening en de geboortedatum heeft gecontroleerd, en dat de handtekeningen op het legitimatiebewijs en het leasecontract naar zijn mening overeenkomstig waren.
5.5
Het hof is van oordeel dat MBFS hiermee is geslaagd in het door haar te leveren bewijs dat de handtekening op de leaseovereenkomst van [appellant] afkomstig is. De getuigenverklaring van [autoverkoper] – die, anders dan [appellant] stelt, geen partij-getuige is - is gedetailleerd, consistent en overtuigend. Hij heeft verklaard dat hij erbij was toen [appellant] zijn handtekening onder de leaseovereenkomst zette, dat hij hem heeft geïdentificeerd aan de hand van de foto op het kopie van zijn rijbewijs en dat hij hem herkende van de eerdere verkoopafspraak. Het hof heeft geen reden om aan de verklaring van [autoverkoper] te twijfelen. Daarbij acht het hof van belang dat [autoverkoper] zich de afspraak op 29 september 2017 nog goed kon herinneren omdat het om een bijzondere auto ging, hem was verteld dat [appellant] nierpatiënt was en de nieuwe auto werd besteld ‘om het leven te vieren’ en hij [appellant] en zijn zoon van de eerdere verkoopafspraak op 2 februari 2017 (her)kende.
5.6
De getuigenverklaringen in contra-enquête leiden niet tot een ander oordeel. Het hof verenigt zich met de overwegingen van de kantonrechter dienaangaande (onder 4.15 en 4.16 van het bestreden vonnis). De verklaringen zijn niet concreet en (deels) tegenstrijdig. [appellant] heeft in hoger beroep ook niets nieuws aangevoerd dat het geleverde bewijs kan ontzenuwen. Aan (nadere) tegenbewijslevering wordt daarom niet toegekomen.
5.7
Ook het door [appellant] overgelegde deskundigenrapport van het Nationaal Forensisch Onderzoeksbureau van 4 april 2018 doet aan dit oordeel niet af. Dat de handtekening op de leaseovereenkomst volgens de conclusie van het rapport - op basis van een vergelijking van de handtekening op de leaseovereenkomst met een verzameling aan handtekeningen van [appellant] op vergelijkingsmateriaal dat door hemzelf beschikbaar is gesteld - niet aan te merken is als echte handtekening van [appellant], laat onverlet dat [autoverkoper] overtuigend heeft verklaard dat hij aanwezig was toen [appellant] zijn handtekening onder de leaseovereenkomst zette.
5.8
[appellant] heeft nog aangevoerd, ondersteund door bewijsstukken (productie 5 t/m 7 bij memorie van grieven), dat zijn zoon feitelijk leiding gaf aan Smaragd Dental, over de bankrekening ten name van Smaragd Dental beschikte en degene was die de auto gebruikte. Deze stellingen kunnen echter niet als steun dienen voor zijn standpunt dat de handtekening op de leaseovereenkomst niet van hem afkomstig is.
5.9
De conclusie is dat (ook) het hof MBFS geslaagd acht in haar bewijsopdracht dat de handtekening onder de leaseovereenkomst van [appellant] is. Grief 2 is daarom ongegrond.
5.1
Het voorgaande brengt mee dat [appellant] in privé gebonden is aan de leaseovereenkomst en, naast Smaragd Dental, hoofdelijk gehouden is om de financiële verplichtingen daaruit te voldoen. Grief 3 - die ziet op het beroep van MBFS op het bij haar gewekte gerechtvaardigd vertrouwen - behoeft alsdan geen (verdere) bespreking.
5.11
De slotsom is dat het hoger beroep faalt en het bestreden vonnis zal worden bekrachtigd. [appellant] zal als de in het ongelijk te stellen partij worden veroordeeld in de kosten van het hoger beroep.

Beslissing

Het hof:
- bekrachtigt het tussen partijen gewezen vonnis van de rechtbank Den Haag van 27 november 2019;
- veroordeelt [appellant] in de kosten van het geding in hoger beroep, aan de zijde van MBFS tot op heden begroot op € 2.071,- aan griffierecht en € 3.342,- (tarief II à € 1.114,-, 3 punten) aan salaris voor de advocaat en op € 163,- aan nasalaris voor de advocaat, nog te verhogen met € 85,- indien niet binnen veertien dagen na aanschrijving in der minne aan dit arrest is voldaan en vervolgens betekening van dit arrest heeft plaatsgevonden, en bepaalt dat deze bedragen binnen veertien dagen na de dag van de uitspraak dan wel, wat betreft het bedrag van € 85,-, na de datum van betekening moeten zijn voldaan, bij gebreke waarvan deze bedragen worden vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf het einde van genoemde termijn van veertien dagen;
- verklaart dit arrest ten aanzien van de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. G.C. de Heer, M.D. Ruizeveld en P. Kuipers en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 2 november 2021 in aanwezigheid van de griffier.