Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
1.eOx International B.V.,
1.Het geding
2.De feiten
ATSSE is eigenaar van een product voor de desinfectie van drinkwater. Dit product is een 0.45% CLO2 oplossing in water, 99.9% zuiver en geen chloriet genererend in de bereiding. Het product wordt gemaakt uit een innovatief twee- componentensysteem.
gebiedt eOx International c.s. om met onmiddellijke ingang het gebruik (productie en commercialisatie) van de formule van ATSSE en daarop gebaseerde producten, voor zover deze formule als gevolg van contractbreuk door eOx Productie bij eOx International c.s. bekend is geworden, te staken en gestaakt te houden.”
4.1 (…) Ook kan op grond van de in België gewezen vonnissen als vaststaand
2.13 eOx International c.s. stelt verder dat de voorzieningenrechter feitelijk heeft geoordeeld dat niet is aangetoond dat eOx International c.s. gebruikmaakt van de formule, en dat zij daarom de vordering had moeten afwijzen (en het hof, zo bedoelt eOx International c.s. klaarblijkelijk, de tenuitvoerlegging van het vonnis nu moet schorsen). Deze stellingname berust op een onjuiste lezing van het vonnis van de voorzieningenrechter. De voorzieningenrechter heeft uitdrukkelijk voorshands voldoende aannemelijk geacht dat eOx International c.s. gebruik maakt van de formule, onder meer omdat eOx Productie, aan wie de formule bekend is gemaakt, alle activa en passiva heeft overgedragen en eOX International en eOx International niet had onderbouwd dat zij op dat moment gebruikt maakte van een formule die zij van [X] heeft verkregen (r.o. 4.1). De voorzieningenrechter heeft slechts het opgelegde verbod beperkt, omdat het eventueel alsnog autonoom ontwikkelen en daarna gebruiken van de formule door eOx International c.s. niet onrechtmatig zou zijn (r.o. 4.5).
4.40. De stelplicht en de bewijslast van de stelling dat eOx International de ATSSE mengverhouding (heeft) gebruikt bij de productie van eOxide LQ (0,75%) en/of een opvolgend/ander chloordioxideproduct, rusten op ATSSE, die zich op het rechtsgevolg van deze stelling beroept. De rechtbank ziet voldoende aanknopingspunt om deze stelling voorshands als vaststaand aan te nemen. De rechtbank baseert dit bewijsvermoeden op de onder 4.35, 4.37 en 4.38 bedoelde stukken [‘material safety data sheets’ en (analyse-)rapporten – toevoeging hof] waaruit volgt dat bij de mengverhouding die wordt gebruikt voor eOxide LQ (0,75%) twee componenten in dezelfde verhouding worden toegevoegd aan water als bij de ATSSE-mengverhouding voor DIOXID 0.75%, hetgeen na zeven uur leidt tot eenzelfde concentratie chloordioxide als in de ATSSE-mengverhouding voor DIOXID 0.75%. De rechtbank neemt hier voorts in aanmerking dat:
3.De procedure in eerste aanleg en de vorderingen in hoger beroep
nooitgebruik heeft gemaakt van de formule van ATSSE. Ook in onderhavige procedure in hoger beroep stelt eOx c.s. zich nadrukkelijk op het standpunt dat “noch Cool Cleaning Licency B.V., noch Eox International B.V. de mengverhouding voor de productie van Dioxid SP (0,75), zoals ATSSE die contractueel beschermd had in haar samenwerkingsovereenkomst met Eox Productie B.V., ooit heeft toegepast bij de fabricage van chloordioxideproducten, meer in het bijzonder niet van Eoxide LQ 0,75%.” en dat zij de al vóór de samenwerkingsovereenkomst tussen ATSSE en Eox Productie B.V. van [X] verkregen mengverhouding toepast (par. 11 MvA).
De voorzieningenrechter heeft uitdrukkelijk voorshands voldoende aannemelijk geacht dat eOx International c.s. gebruik maakt van de formule (…). De voorzieningenrechter heeft slechts het opgelegde verbod beperkt, omdat het eventueelalsnogautonoom ontwikkelen en daarna gebruiken van de formule door eOx International c.s. niet onrechtmatig zou zijn (r.o. 4.5)” (onderstreping toegevoegd – hof)