Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
1.Lozenge Chemical Carriers Limited,
Garnet Maritime Limited,
1.Grace Shipping Company Limited,
Expander Shipping Company Limited,
1.Waarom het in deze zaak gaat
2.Het geding
- het procesdossier uit de eerste aanleg, waaronder het verkorte vonnis van de voorzieningenrechter van de rechtbank Rotterdam van 7 oktober 2020 en de op 29 oktober 2020 verstrekte uitwerking daarvan (hierna ook: het bestreden vonnis)
- de appeldagvaarding van 3 november 2020
- de memorie van grieven, met producties A2-A8
- de memorie van antwoord, met producties X17-X23
- de akte uitlaten producties van Lozenge c.s.
- de door Lozenge c.s. voor de mondelinge behandeling overgelegde producties A9a-A18
- de door Grace c.s. voor de mondelinge behandeling overgelegde producties X24-X28
3.Beoordeling van het hoger beroep
transfer) aan Lozenge respectievelijk Garnet.
notarial certificatesvan de Panamese
Consul Generalin Philadelphia, PA (VS), van 16 oktober 2019, waarin deze schrijft te certificeren:
titleheeft aanvaard (hiervoor, 3.12). Volgens Lozenge c.s. kan dit niet wijzen op bevrachting, maar wel op koop. Ook wijst Lozenge c.s. erop dat Grace c.s. sinds de terbeschikkingstelling van de schepen geen verzekeringen voor de schepen heeft afgesloten of betaald en ook de kosten voor het scheepsregister niet heeft betaald. Lozenge c.s. heeft dat allemaal wel gedaan. Ook dit onderschrijft volgens Lozenge c.s. dat niet Grace c.s., maar zijzelf eigenaar is van de schepen.
notarial certificatesmaken voorshands onvoldoende aannemelijk dat Grace c.s. is gebonden aan de door Lozenge c.s. bedoelde koopovereenkomsten. Grace c.s. heeft op 7 juli 2020 gedateerde
affidavitsvan een Hongkongse advocaat overgelegd, voorzien van bewijsstukken, waarin deze advocaat concludeert dat de [X] nooit bestuurder (managing director) van Grace c.s. is geweest. Deze
affidavits, dat wil zeggen: deze conclusie, heeft Lozenge c.s. in dit geding niet gemotiveerd weersproken. Reeds dit doet serieuze twijfel rijzen over de betekenis en (bewijs)waarde van de door Lozenge c.s. ingebrachte
notarial certificatesvan de
Consul General, waarin [X] immers als managing director van Grace c.s. wordt aangemerkt. Opvallend is verder dat de
notarial certificatesslechts vermelden dat [X]
sufficient evidenceheeft gepresenteerd voor de door hem gestelde bevoegdheid om de documenten namens Grace c.s. te executeren, maar niet wat die
sufficient evidenceinhield, waarbij nog bedacht dient te worden dat het hier de bevoegdheid betrof om namens Hongkongse vennootschappen naar het recht van Hongkong op te treden (vgl. art. 10:119 BW). Uit de
notarial certificatesblijkt verder niet hoe, of dat, de
Consul General[X] heeft geïdentificeerd. Dat ook een notaris in Panama de handtekening van [X] heeft gecertificeerd, maakt het voorgaande niet anders. Hiervoor gelden in wezen dezelfde vragen en daarmee twijfels.
managing director) is geweest van Grace c.s., hij nog wel – om andere redenen – vertegenwoordigingsbevoegd kan zijn geweest, of althans dat Lozenge c.s. dat heeft mogen veronderstellen. Lozenge c.s. heeft hiertoe aangevoerd dat [X]
directorvan IRISL is geweest, destijds aandeelhouder van Grace c.s., en dat Lozenge c.s. steeds ook met hem zaken heeft gedaan. De juistheid hiervan is in geschil. Los daarvan heeft Lozenge c.s. hiermee nog steeds niet aannemelijk gemaakt dat [X] bevoegd was Grace c.s. te vertegenwoordigen ter zake van de door Lozenge c.s. gestelde koopovereenkomsten. Hierbij verdient nog aantekening dat de rompbevrachtingsovereenkomsten niet zijn getekend door [X], van wie Lozenge c.s. stelt dat zij met hem steeds zaken heeft gedaan. Naar zeggen van Lozenge c.s. zijn deze overeenkomsten, nadat zij in februari 2018 met ISIRL waren besproken, ter ondertekening gezonden naar [Y], de latere bestuurder van Grace c.s., en van hem ook weer, door hem ondertekend, retour ontvangen. Deze gang van zaken had Lozenge c.s. juist alert moeten maken op de vertegenwoordigingsbevoegdheid (tekeningsbevoegdheid) ten aanzien van Grace c.s. wat betreft de gestelde (latere) koopovereenkomsten, en wettigt naar het voorshands oordeel van het hof op zichzelf niet het door Lozenge c.s. gestelde vertrouwen dat [X], als
directorvan ISIRL, ten aanzien van Grace c.s. vertegenwoordigingsbevoegd was. Hetzelfde geldt voor de overige door Lozenge c.s. in dit verband gestelde feiten en omstandigheden (hiervoor).
title(hiervoor, 3.12) is geen voldoende aanwijzing dat zij eigenaar is geworden, nu
titleook kan duiden op inontvangstname ter gebruik (als charterer). De verwijzing in de Protocols of physical delivery and acceptance naar “the Agreement dated 30th March 2018” wijst niet noodzakelijk op de Memorandums of Agreement, die op die datum zijn gedateerd. Ook de bevrachtingsovereenkomsten zijn immers op die datum gedateerd, terwijl niet in geschil is dat laatstbedoelde overeenkomsten daadwerkelijk zijn gesloten. Gegeven dat Lozenge c.s. de schepen feitelijk in ontvangst en in gebruik heeft genomen, terwijl niet blijkt dat dit ten titel van koop is geschied, heeft Lozenge c.s. onvoldoende aannemelijk gemaakt dat Marvin Shipping haar niet onder de rompbevrachtingsovereenkomsten als charterers heeft genomineerd. Hierbij verdient ten overvloede nog opmerking dat de Protocols of physical delivery and acceptance namens Lozenge c.s. zijn getekend door de heer Dimitris Mylonakis,
directorvan Marvin Shipping, voorzien van een stempel van Marvin Shipping.
managing directorvan Grace c.s., terwijl de rompbevrachtingsovereenkomsten zijn gedateerd op 30 maart 2018. Deze argumentatie ziet voorbij aan het verschil tussen het (door Grace c.s.)
betwistenvan de vertegenwoordigingsbevoegdheid (van [X]) aan eigen zijde waarop de wederpartij (Lozenge c.s.) zich beroept, en het juist
sauveren/bekrachtigen (door Grace c.s.) van die vertegenwoordigingsbevoegdheid (van [Y]) aan eigen zijde
– door een beroep te doen op de betrokken rechtshandeling – in een geval waarin die vertegenwoordigingsbevoegdheid (van [Y])op zichzelf gesproken mogelijk ter discussie zou kunnen worden gesteld. Dat [Y] de overeenkomsten voor en namens Grace c.s. heeft getekend heeft Lozenge c.s. niet gemotiveerd betwist. En uit wat zij wel heeft aangevoerd volgt niet dat [Y] in zijn verhouding tot Grace c.s. niet tot die ondertekening bevoegd/gerechtigd was. Evenmin volgt daaruit dat Grace c.s. de geldigheid van die ondertekening/rechtshandeling naar het daarop toepasselijke recht niet (desnoods achteraf) zou hebben kunnen worden aanvaarden.
grief 8heeft de voorzieningenrechter in 4.7 van (de op 29 oktober 2020 verstrekte versie van) het bestreden vonnis ten onrechte overwogen dat tussen partijen in geschil is wie eigenaar is van de schepen. Gelet op het debat tussen partijen kan het hof deze grief niet plaatsen.
grief 11, die ziet op de overwegingen in 3.2 (van de 7 oktober 2020-versie) en 4.11 (van de 29 oktober 2020-versie) van het bestreden vonnis dat kort gezegd uit de conceptovereenkomsten die zijn opgesteld in het kader van de schikkingsonderhandelingen van september 2020, kan worden afgeleid dat uitgangspunt tussen partijen was dat Grace c.s. eigenaar van de schepen is. Het hof hecht in zijn beoordeling van de vorderingen van Lozenge c.s., aan dit aspect geen betekenis.
rieven 1, 2, 13 en 14. Al deze grieven falen, gelet op het hiervoor in 3.21-33 en 3.38 overwogene.
4.Beslissing
- bekrachtigt het bestreden vonnis;
- wijst het door Lozenge c.s. in hoger beroep meer gevorderde af;
- veroordeelt Lozenge c.s. hoofdelijk in de kosten van het hoger beroep, aan de zijde van Grace c.s. tot op heden begroot op € 5.102;
- verklaart dit arrest wat deze kostenveroordeling betreft uitvoerbaar bij voorraad.