Uitspraak
3.Feiten
3.Beoordeling
Op dat moment zag ik dat [verzoeker] een groot mes van ongeveer 20 a 25 centimeter uit zijn broekzak trok. (…) Ik zag dat [verzoeker] het mes met de punt richting mij wees. Ik hoorde [verzoeker] toen zeggen: “Ik snij je strot door” Ik voelde me angstig en was geschrokken. Ik zei toen tegen [verzoeker] : ” Dat gaan we niet doen!” Ik hoorde [verzoeker] nog woorden van gelijke strekking zeggen, maar door de angst heb ik die niet allemaal onthouden”.
Ik zat op 18 december 2019 om 6:45 uur op mijn kantoortje toen [verzoeker] binnen kwam. Ik zei goedemorgen tegen hem, maar hij zei niets. Ik zag dat hij de tussendeur dicht deed en twee grote stappen in mijn richting maakte. Ik was met de email bezig. Ik hoorde hem zeggen: “Ik ben je zat” en ik antwoordde: “Dat kan”. Ik zag dat hij vervolgens een mes uit zijn rechterbroekzak pakte met zijn rechterhand. Met rechterbroekzak bedoel ik een op de rechterpijp genaaide zak waar bijvoorbeeld een duimstok in kan. [verzoeker] zei toen: Ik snijd je strot af”. Ik heb toen gezegd: “Dat gaan we niet doen” en ik stond op. Ik kon het kantoor niet uit, u heeft de foto’s gezien. Ik heb tegen [verzoeker] gezegd dat hij het mes weg moest doen. Ik heb dat meermalen gezegd. Wat [verzoeker] toen gezegd heeft kan ik mij niet meer voor de geest halen; ik zag wel dat zijn ogen uitpuilden en dat er schuim op zijn mond stond. Uiteindelijk ging hij wel weg. Ik schat dat het enkele minuten heeft geduurd. Ik ben toen even gaan zitten en heb vervolgens gekeken waar [verzoeker] heen was gegaan. Zelf ben ik toen naar mijn bedrijfsleider Johan [bedrijfsleider] gegaan en heb hem verteld wat er was gebeurd. Daarna heb ik het aan [naam] en vervolgens aan [hoofd productie] verteld. (…)
Omstreeks 07.15 uur die dag kwam [leidinggevende] bij mij op kantoor. Mijn kantoor is circa 100 meter verwijderd van het kantoortje van [leidinggevende] . [leidinggevende] vertelde mij dat hij zojuist in zijn kantoortje was bedreigd met een mes door [verzoeker] . Ik kan mij niet meer herinneren of [leidinggevende] heeft verteld wat [verzoeker] daar tegen hem heeft gezegd. [leidinggevende] was zwaar overstuur; zo kende ik hem niet.” (…) Gezien zijn toestand ging ik ervan uit dat er inderdaad iets ernstigs was voorgevallen en dat zijn verhaal klopte.”
dat hij in zijn kantoortje met een mes was bedreigd door [verzoeker] ”. [hoofd productie] vond, verklaarde hij voorts,
“de verklaring van [leidinggevende] over wat er was gebeurd geloofwaardig gezien zijn emotionele toestand na het gebeurde.”