5.7.wijst het meer of anders gevorderde af.
Vordering in hoger beroep
7. De vrouw is tijdig in hoger beroep gekomen van het bestreden vonnis. Zij vordert in hoger beroep bij arrest, zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, het bestreden vonnis te vernietigen en, opnieuw rechtdoende:
i. i) de verdeling van de tussen partijen bestaande (beperkte) gemeenschap, te weten de
woning, als volgt vast te stellen:
a) dat het aandeel van de vrouw in de woning wordt toegedeeld aan de man onder de
verplichting van de man de helft van de overwaarde (na aflossing van de
hypotheekschuld en voldoening van de op de overdracht rustende kosten) aan de
vrouw te voldoen, ingeval de man binnen een maand na het te wijzen arrest de
hypotheekschuld overneemt met ontslag van de vrouw uit de hoofdelijke
aansprakelijkheid; dan wel
b) dat de woning wordt verkocht en geleverd aan een derde, ingeval de man de
hypotheekschuld niet binnen een maand na het te wijzen arrest kan overnemen met
ontslag van de vrouw uit de hoofdelijke aansprakelijkheid en voldoening van de
helft van de overwaarde aan de vrouw;
ii) te bevelen dat de man medewerking verleent aan taxatie van de woning door de vrouw,
op straffe van een dwangsom van € 500,- per dag en met een maximum van € 50.000,-
althans een door het hof in goede justitie te bepalen dwangsom en te stellen maximum;
iii) te bevelen dat de man medewerking dient te verlenen aan de overdracht en levering
van het aandeel van de vrouw aan de man dan wel aan de verkoop en levering aan
een derde;
iv) te bepalen dat het te wijzen arrest in de plaats treedt van de toestemming van de man
aan de verkoopovereenkomst en/of de overdrachtsakte met een derde;
v) de man te veroordelen tot ontruiming van de woning uiterlijk veertien dagen voor de
notariële levering van de woning aan een derde;
vi) te bepalen dat partijen ieder gehouden zijn de kosten, verbonden aan de uitvoering
van deze verdeling, te voldoen;
vii) de vorderingen van de man alsnog af te wijzen;
viii) kosten rechtens.
8. De man heeft geconcludeerd dat het hof bij arrest de vrouw niet-ontvankelijk verklaart in haar beroep althans haar vorderingen afwijst en het bestreden vonnis in alle onderdelen in stand laat en bekrachtigt.
9. Met haar grief komt de vrouw in de kern op tegen de beslissing van de rechtbank dat de woning aan de man wordt toegedeeld zonder verdeling van de overwaarde naar het moment van de daadwerkelijke verdeling. De vrouw voert daartoe, kort gezegd, het volgende aan.
Tussen partijen is geen overeenkomst tot stand gekomen met betrekking tot de verdeling van de gemeenschap. De vrouw heeft de bank slechts verzocht uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypothecaire schuld te worden ontslagen. In dat verband zijn door partijen verschillende formulieren van de bank ondertekend. Tot een ontslag uit de hoofdelijkheid is het echter niet gekomen, omdat de notariële levering van het aandeel van de vrouw in de woning aan de man is uitgebleven. Dit betekent dat de gemeenschap onverdeeld is gebleven. Indien de man dat wenst kan de woning aan hem worden toegedeeld, onder verdeling van de overwaarde bij helfte en ontslag van de vrouw uit de hoofdelijke aansprakelijkheid. Mocht dat niet mogelijk blijken, dan zal de woning verkocht moeten worden aan een derde onder verdeling van de overwaarde bij helfte.
Wat betreft de waardering van de woning moet volgens de vrouw worden uitgegaan van de waarde op het moment van de verdeling van de woning. Anders dan de rechtbank heeft geoordeeld bestaat volgens de vrouw geen aanleiding om op grond van de redelijkheid en billijkheid af te wijken van deze hoofdregel.
10. De man heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Kort gezegd heeft hij het volgende aangevoerd. Partijen hebben afspraken gemaakt over de verdeling van de woning, zoals de vrouw ook heeft erkend tijdens de mondelinge behandeling bij de rechtbank. De vrouw zou uit de hoofdelijke aansprakelijkheid worden ontslagen en de man zou de woning met hypotheek krijgen. Uit onwetendheid en wegens gebrekkige kennis van de Nederlandse taal heeft de man nagelaten het aandeel van de vrouw in de woning in goederenrechtelijke zin op zijn eigen naam te laten zetten. De huidige hypotheek is uitsluitend op naam van de man gesteld. Verder voert de man aan dat hij vanaf 2010 de volledige kosten van de woning voor zijn rekening heeft genomen.
Voor zover de woning alsnog verdeeld zou moeten worden, is de man van mening dat het oordeel van de rechtbank met betrekking tot de waardering van de woning juist is. Het is in strijd met de redelijkheid en billijkheid om uit te gaan van de waarde van de woning op dit moment.
Hebben partijen afspraken gemaakt over de verdeling van de woning?
11. In dit geding rijst de vraag of tussen partijen afspraken zijn gemaakt over de verdeling van de woning, zoals de man stelt en de vrouw betwist. Indien vast komt te staan dat partijen overeenstemming hebben bereikt over de verdeling van de woning, heeft de rechter op grond van artikel 3:185 lid 1 BW met betrekking tot de verdeling geen taak meer te vervullen. Op grond van de gedingstukken en het verhandelde ter zitting is het hof van oordeel dat voldoende vast is komen te staan dat tussen partijen afspraken zijn gemaakt met betrekking tot de verdeling van de woning. Het hof legt dat als volgt uit.
Op 1 juni 2010 hebben partijen met de hypotheekbank een overeenkomst gesloten met als doel de vrouw te ontslaan uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypothecaire geldlening met betrekking tot de woning (‘afstand vorderingsrecht’). Op dezelfde datum is tussen partijen en de bank voorts een overeenkomst gesloten waarin de bank verklaart van het recht van hypotheek gevestigd op de woning alleen gebruik te zullen maken voor al hetgeen de bank te vorderen heeft of mocht hebben van de man (‘beperking uitoefening hypotheekrecht’). Verder is op 1 juni 2010 tussen de man en de bank een overeenkomst gesloten waarin de man alle rechten en vorderingen uit hoofde van zijn overlijdensrisicoverzekering verpandt aan de bank (‘verpanding’).
In deze stukken vindt het hof steun voor de stelling van de man dat partijen hadden afgesproken dat hij de woning toegedeeld zou krijgen in ruil voor ontslag uit de hoofdelijke aansprakelijkheid van de vrouw voor de hypothecaire schuld, zonder verdere verrekening. Hierbij is nog van belang dat de marktwaarde van de woning in 2010 veel lager was dan de hypotheekschuld. Dit maakt het volgens het hof zeer onwaarschijnlijk dat partijen, zoals de vrouw heeft gesteld, met de ondertekening van de hiervoor genoemde overeenkomsten slechts tot doel hadden de vrouw uit de hoofdelijkheid te doen ontslaan zonder toedeling van de woning aan de man.
In dit verband acht het hof verder van belang dat de man sinds het feitelijk uiteengaan van partijen in 2010 alle eigenaarslasten van de woning heeft voldaan; de vrouw heeft daaraan niets bijgedragen. De vrouw heeft verder niet omgekeken naar de woning. Zij is in 2012 naar Turkije verhuisd, waar zij tot februari 2016 heeft gewoond, voordat zij weer terugkwam naar Nederland. De vrouw heeft tijdens de mondeling behandeling verklaard dat zij haar aandeel in de woning niet heeft aangegeven als box 3-vermogen in haar jaarlijkse aangifte voor de inkomstenbelasting in Nederland.
12. Uit het voorgaande leidt het hof af dat partijen overeenstemming hebben bereikt over toedeling van de woning aan de man, zonder verdere verrekening, met ontslag van de vrouw uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypothecaire schuld. Hieraan doet niet af dat partijen zich vervolgens niet aan de gemaakte afspraken hebben gehouden, door te hebben nagelaten dat de vrouw haar aandeel in de woning in goederenrechtelijke zin aan de man heeft geleverd. Dat geldt ook voor de stelling van de vrouw dat het ontslag uit de hoofdelijkheid voor de hypothecaire schuld niet heeft plaatsgevonden omdat niet is voldaan aan de in de overeenkomst inzake ‘afstand vorderingsrecht’ genoemde voorwaarde dat de vrouw geen (mede)eigenaar meer is van de woning. Overeind blijft dat partijen afspraken hebben gemaakt over de verdeling van de woning, zonder verdere verrekening.
13. Het hof passeert het onvoldoende gespecificeerde bewijsaanbod van de vrouw.
14. Nu de grief van de vrouw tevergeefs is voorgesteld, zal het hof het hoger beroep van de vrouw afwijzen. Dit betekent dat partijen uitvoering zullen moeten geven aan de afspraken die zij hebben gemaakt met betrekking tot de verdeling van de woning door het aandeel van de vrouw in de woning goederenrechtelijk te leveren aan de man, zonder verrekening, en voorts de vrouw te doen ontslaan uit de hoofdelijkheid met betrekking tot de hypothecaire geldlening.
15. Gelet op de verhouding tussen partijen als voormalige echtelieden, zal het hof de proceskosten compenseren in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.