2.2Maes Invest heeft aan haar vordering onder meer ten grondslag gelegd dat zij zich niet kan vinden in de uitspraak van de Huurcommissie vanwege de gehanteerde fictieve minimum WOZ-waarde op het moment van aangaan van de huurovereenkomst. Dat is, gelet op de waarde van de woning, naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar. De aard en daadwerkelijke kwaliteit van de woning geven aanleiding tot afwijking van het woningwaarderingsstelsel.
3. [geïntimeerde] heeft in reconventie (kort gezegd) terugbetaling van de door hem teveel betaalde huur gevorderd.
4. De kantonrechter heeft in het bestreden vonnis in conventie de huurprijs tussen partijen vastgesteld op € 600,87 per maand en Maes Invest veroordeeld in de proceskosten. De kantonrechter is daarbij uitgegaan van de fictieve minimum WOZ-waarde van € 41.816,-. In reconventie is Maes Invest veroordeeld tot terugbetaling aan [geïntimeerde] van een bedrag van € 12.520,90 en tot terugbetaling van het verschil tussen de maandelijks betaalde huur en het vastgestelde huurbedrag vanaf oktober 2019 tot en met maart 2020.
5. In hoger beroep heeft Maes Invest gevorderd het bestreden vonnis te vernietigen, onder veroordeling van [geïntimeerde] (tot terugbetaling) van al hetgeen Maes Invest reeds heeft voldaan ter voldoening aan het vonnis en, opnieuw rechtdoende, de overeengekomen huur ad € 1.325,00 per maand vanaf 1 maart 2018 als redelijk aan te merken en [geïntimeerde] te veroordelen tot betaling van € 450,00 aan Maes Invest, met veroordeling van [geïntimeerde] in de proceskosten in beide instanties alsmede in de nakosten.
6. Maes Invest heeft zich op het standpunt gesteld dat de kantonrechter in strijd heeft gehandeld met fundamentele beginselen van een goede procesorde, zodat er grond is om het appelverbod van art. 7:262 lid 2 BW te doorbreken en Maes Invest te ontvangen in het hoger beroep. Volgens [geïntimeerde] is Maes Invest niet ontvankelijk.
7. Tussen partijen is niet in geschil dat de kantonrechter een beslissing heeft gegeven als bedoeld in art. 7:262 lid 1 BW en dat op grond van art. 7:262 lid 2 BW tegen deze beslissing geen hogere voorziening is toegelaten. Een wettelijk rechtsmiddelenverbod kan echter worden doorbroken indien geklaagd wordt dat de rechter in de vorige instantie het wetsartikel ten onrechte niet heeft toegepast, buiten het toepassingsgebied van het wetsartikel is getreden of bij de beoordeling een zodanig fundamenteel rechtsbeginsel niet in acht heeft genomen dat niet meer kan worden gesproken van een eerlijke en onpartijdige behandeling van de zaak. Het beroep is ontvankelijk als een van deze doorbrekingsgronden wordt aangevoerd. Het enkele feit dat Maes Invest stelt dat er een doorbrekingsgrond is, is dus voldoende om haar te ontvangen in dit hoger beroep.
8. Het hof zal beoordelen of de doorbrekingsgrond slaagt. Maes Invest heeft in dat verband aangevoerd dat zij een screenshot heeft overgelegd (productie IV bij dagvaarding) waaruit, met terugwerkende kracht, de WOZ-waarde volgt die bij aanvang van de huur gold (€ 218.000,- per 1 januari 2018 en € 160.000,- per 1 januari 2017). De kantonrechter is daaraan volgens haar zonder motivering voorbij gegaan, zodat sprake is van strijd met fundamentele beginselen van een goede procesorde.
9. Het hof volgt het betoog van Maes Invest niet. De kantonrechter heeft immers onder 5.3 overwogen dat op de ingangsdatum van de huurovereenkomst geen WOZ-beschikking voor de woning was afgegeven en dat het waarderingsstelsel geen mogelijkheid kent voor toekenning van punten op een andere grond, tenzij het voor Maes Invest redelijkerwijs niet mogelijk was de WOZ-beschikking voor het voltooien van de woning te krijgen (overweging 5.5). Daarin ligt besloten dat een screenshot van de WOZ-waarde niet aangemerkt kan worden als een (op de ingangsdatum van de huurovereenkomst afgegeven) WOZ-beschikking en dus ook geen grond kan bieden voor toekenning van punten. Vast staat dat de in hoger beroep overgelegde WOZ-beschikkingen over 2018 en 2019 niet zijn ingebracht in de procedure bij de kantonrechter zodat de kantonrechter daarmee ook geen rekening kon houden. Voorzover Maes Invest klaagt dat de kantonrechter de later vastgestelde WOZ-waarde van het screenshot ten onrechte niet (met terugwerkende kracht) in het oordeel heeft betrokken, betreft dit een klacht over de onjuiste toepassing van het wettelijk stelsel. Dat levert echter geen doorbrekingsgrond op (vgl. HR 29 januari 2010, ECLI:NL:HR:2010:BK5013 en HR 14 juni 2013, ECLI:NL:HR:2013:BZ5666). 10. Nu de aangevoerde grond niet kan leiden tot doorbreking van het appelverbod, zal het hof het beroep verwerpen. Het hof zal Maes Invest veroordelen in de kosten van het hoger beroep met de gevorderde nakosten.