10.3Tot slot zou de goot onder de voorrand van de overkapping volgens het rapport te smal zijn en niet correct onder de golfplaten zijn geplaatst. Dit zou ervoor kunnen zorgen dat water vanaf de golfplaten niet in de goot maar eroverheen zal stromen. De rapporteur merkt op dat dit euvel op de videobeelden van [geïntimeerde] nog niet werd waargenomen, maar zich beslist zal voordoen tijdens zwaardere regenbuien. Dit is in zoverre opmerkelijk dat dat [appellante] onweersproken heeft aangevoerd dat de door [geïntimeerde] gemaakte videobeelden zijn opgenomen op een dag waarop met name de omgeving van [woonplaats] geteisterd werd door extreem onweer met ongekend hevige wolkbreuken, met als gevolg vergaande wateroverlast voor velen. Dit punt kan echter verder in het midden blijven omdat ook als wordt aangenomen dat de breedte en plaatsing van de goot bijdragen aan de door [geïntimeerde] ervaren wateroverlast, het rapport niet concludeert dat algehele verwijdering van de overkapping noodzakelijk is om verdere overlast te voorkomen (zie de oplossingen die op p. 8 in antwoord op vraag 5 worden gegeven: o.a. vervanging van de goot door een bredere variant en plaatsing daarvan vlak onder het uiteinde van de beplating).
11. In het rapport is voorts opgemerkt dat de overkapping het niet onmogelijk maakt het nodige onderhoud aan de opgaande delen van de gevel en het dak te verrichten. Wel maakt de overkapping de boei- en gootdelen ernaast lastiger bereikbaar om te schilderen. Een door [geïntimeerde] overgelegde e-mail van schildersbedrijf Ouwerkerk vermeldt dat de overkapping weg moet zijn zodat de schilder een ladder of steiger neer kan zetten.
De overkapping vormt dus wel enig beletsel voor het onderhoud. Zoals [appellante] echter (onweersproken) heeft opgemerkt zou een en ander verholpen kunnen worden door het tijdelijk verwijderen van een of twee golfplaten. Gelet op deze oplossing acht het hof algehele verwijdering van de overkapping niet passend en geboden.
Strijdigheid Modelreglement
12. Voorts heeft [geïntimeerde] zich op het standpunt gesteld dat hij uitdrukkelijk geen toestemming heeft gegeven om een overkapping aan de gemeenschappelijke muren vast te maken. [appellante] heeft dat weersproken. [appellante] betwist dat [geïntimeerde] het als productie 4 bij inleidende dagvaarding overgelegde tekst van een sms-bericht heeft gestuurd. Volgens [appellante] kwalificeert haar balkonoverkapping ook niet als een verandering in een gemeenschappelijk gedeelte van het pand zoals bedoeld in artikel 9 lid 2 Modelreglement. De balkonoverkapping is weliswaar bevestigd aan de buitenmuur van haar appartement (welke buitenmuur een gemeenschappelijk gedeelte in de zin van artikel 9 lid 1 is), maar enigerlei wijziging in (of aan) deze buitenmuur levert die bevestiging niet op, aldus [appellante]. Er is slechts een balkje aan de buitenmuur bevestigd waar vervolgens de (qua constructie lichte) balkonoverkapping aan is bevestigd (precies zoals [geïntimeerde] zelf aan diezelfde buitenmuur een zijplank heeft bevestigd, waar zijn balkonbalustrade aan is vastgezet). Een balkonoverkapping is ook geen op-, aan- of onderbouw in de zin van artikel 13 lid 1. Artikel 13 lid 2 ziet bovendien op gevelborden en andere uitstekende voorwerpen aan de buitengevel en buitenzijde en laat wind- en zonweringen uitdrukkelijk toe.
13. Het hof overweegt als volgt. [geïntimeerde] heeft niet betwist dat zijn toestemming voor het aanbrengen van de overkapping in de gegeven omstandigheden moet worden aangemerkt als een toestemming van de VvE. Het ligt op de weg van [geïntimeerde] om aan te tonen dat hij aan die toestemming mede de voorwaarde heeft verbonden dat [appellante] de overkapping niet aan de gemeenschappelijke muren mocht bevestigen. De door [geïntimeerde] overgelegde productie 4 bevat slechts een tekst (zonder bijvoorbeeld een screenshot van de telefoon, zoals productie 5 van [appellante]) waarvan hij stelt dat deze als sms-bericht is verstuurd aan [appellante]. [appellante] heeft betwist een dergelijk bericht te hebben ontvangen. Nu het hof aan de hand van productie 4 niet kan beoordelen dat het bericht daadwerkelijk is verzonden en [geïntimeerde] ook geen specifiek bewijsaanbod heeft gedaan, kan het hof er niet vanuit gaan dat [geïntimeerde] deze voorwaarde daadwerkelijk aan zijn toestemming heeft verbonden. Voor zover [geïntimeerde] zich beroept op de artikelen 9 lid 2 en 13 lid 1 van het Modelreglement geldt overigens nog dat een balkonoverkapping niet als een verandering in een gemeenschappelijk gedeelte kan worden aangemerkt. Evenmin is sprake van een op-, aan- of onderbouw. Deze bepalingen zien naar het oordeel van het hof op bouwwerken die een onlosmakelijk onderdeel gaan uitmaken van het appartementsrecht, terwijl het hier gaat om een (afzonderlijke) constructie zonder dat daarmee het appartementsrecht wordt veranderd.
14. Uit het voorgaande volgt dat er geen grond is voor verwijdering van de overkapping. In zoverre slaagt de grief.
15. Voor wat betreft de gevorderde schade aan de balustrade en schuurdeur (die is begroot op € 659,00) heeft [geïntimeerde] zich op het standpunt gesteld dat deze het gevolg is van de wateroverlast door de ondeugdelijke overkapping. Daargelaten de vele onzekerheden op het punt van het causaal verband (zie hierboven) is de omvang van de schade betwist en door [geïntimeerde] niet (nader) onderbouwd. De grief van [appellante] slaagt ook op dit punt.
Eisvermeerdering; schilderwerk (incidenteel appel)
16. Ten aanzien van de vordering tot betaling van de helft van (geoffreerd) schilderwerk heeft [appellante] aangevoerd dat zij op 23 juli 2019 een bedrag van € 250,- rechtstreeks aan het schilderbedrijf heeft overgemaakt. Dit is op voorstel van [geïntimeerde] tussen partijen afgesproken zodat zij haar verplichtingen is nagekomen. Volgens [geïntimeerde] zag deze afspraak echter op ander schilderwerk, namelijk aan de voorzijde. Voorts heeft [appellante] er op gewezen dat [geïntimeerde], voor zover hij meent dat [appellante] ten onrechte medewerking of toestemming onthoudt aan door hem in VvE-verband gewenste werkzaamheden, vervangende machtiging van de kantonrechter kan vragen. [appellante] stelt geen enkele betalingsverplichting te hebben.
17. Het hof overweegt als volgt. [appellante] en [geïntimeerde] vormen samen de VvE. Besluiten omtrent onderhoud zullen daarom gezamenlijk moeten worden genomen. Dat betekent dat [geïntimeerde] niet eenzijdig kan bepalen welke werkzaamheden aan de gemeenschappelijke delen moeten worden verricht en welk onderhoudsbedrijf tegen welke kosten daarvoor zal worden ingeschakeld. Bovendien is het onderhoud nog niet uitgevoerd en zijn de kosten nog niet gemaakt zodat reeds daaruit voortvloeit dat er nog geen betalingsverplichting is voor [appellante]. Zij is daarnaast, wat er ook zij van hetgeen [geïntimeerde] heeft aangevoerd met betrekking tot haar opstelling in het verleden, hoe dan ook niet in verzuim met betrekking tot deze nieuwe eventuele verplichting. De vordering tot betaling van € 484,36 wordt daarom afgewezen.
18. Nu de grief van [appellante] in alle onderdelen slaagt, zal het hof het bestreden vonnis vernietigen. Opnieuw rechtdoende zal het hof alle vorderingen van [geïntimeerde] afwijzen. Bij deze uitkomst past dat [geïntimeerde] zal worden veroordeeld in de kosten van de eerste aanleg, het principaal hoger beroep en het incidenteel hoger beroep.