Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
1.[appellant 1] ,
,
1.Waar de zaak over gaat
2.Het procesverloop in hoger beroep
3.De feiten
4.De beoordeling van het hoger beroep
grief Ikomt [appellant c.s.] . op tegen de toewijzing van het bedrag van € 13.312,17. Volgens [appellant c.s.] . is de afwikkeling van de post rekening-courantverhouding door partijen verdisconteerd in de koopprijs en volgt uit art. 5 sub a van de koopovereenkomst dat [geïntimeerde] na betaling van de koopprijs niets meer van de Tandartsenpraktijk te vorderen heeft. Art. 5 vormt een onherroepelijk derdenbeding ten behoeve van de Tandartsenpraktijk dat op grond van art. 6:253 lid 4 BW als aanvaard geldt. Art. 8 lid 2 van de koopovereenkomst is niet van toepassing omdat die bepaling geen betrekking heeft op in de overnamebalans opgenomen posten, aldus de grief.
grief IIIis de vordering van [appellant c.s.] . voor de facturen voor pensioenkosten en tandherstel ten onrechte afgewezen. Een totaalbedrag van € 8.358,11 aan facturen was niet opgenomen in de boekhouding. Het betreft kosten uit de periode dat [geïntimeerde] nog eigenaar was van de Tandartsenpraktijk die niet op de overnamebalans waren vermeld en die op grond van art. 5 lid 5e dan wel 8 lid 2 van de koopovereenkomst door [geïntimeerde] moeten worden gedragen, aldus de grief.
grief IVfaalt.
grief V, voor zover gericht tegen de door de rechtbank in reconventie ten laste van [appellant c.s.] . uitgesproken kostenveroordeling.
1300van de reeds ingeschreven (unieke)
patiënten [curs. hof]in de periode van 1 januari 2017 tot en met 31 december 2017 zijn verschenen voor een afspraak. Volgens de letterlijke tekst van art. 2 lid 2 gaat het om patiënten en niet om afspraken, laat staan om een bepaald type afspraken.
"Bij de berekening van de goodwill is in eerste instantie uitgegaan van het actueel aantal ingeschreven patiënten nl. 1800. Daar de [appellanten 1-3] dit wilden verifiëren is één van hen samen met de heer [geïntimeerde] naar een andere kamer gegaan om in de computer na te gaan hoeveel bezoeken van patiënten aan de praktijk er in 2017 zijn geweest. Toen de heren terugkwamen in de woonkamer (…) is gesproken over het aantal (…) zgn C11 en C13, samen ca. 900. Daar de vakantieperiode reeds voorbij was en de te verwachte drukke maanden dat jaar nog moesten komen, is het aantal te verwachten bezoeken in 2017 geschat op minimaal 1300. (…) De component goodwill in de verkoopprijs van de aandelen is verlaagd met 500 x € 35,00 = € 17.500,00".Op basis van deze verklaring moet – zonder nadere toelichting, die ontbreekt – worden aangenomen dat voor de berekening van de goodwill is uitgegaan van uiteindelijk 1300 (te weten 1800 minus 500) actieve ingeschreven patiënten. Het aftrekken van behandelingen van patiënten ligt immers niet in de rede. Ter zitting in hoger beroep is [geïntimeerde] het antwoord op de vraag hoe dit anders is te begrijpen, schuldig gebleven. Het enkele feit dat partijen ter schatting van het aantal actieve ingeschreven patiënten hebben gekeken naar het aantal C11/C13-codes, rechtvaardigt niet het oordeel dat [appellant c.s.] . moet hebben begrepen dat [geïntimeerde] de aanvullende betaling wilde verbinden aan 1300 C11/C13-bezoeken. Een en ander klemt te meer omdat – zoals hiervoor al overwogen – dit niet strookt met de letterlijke tekst van art. 2 lid 2 van de koopovereenkomst. Daarbij komt dat de te verwachten inkomsten van een praktijk niet (alleen) afhangen van het aantal C11/C13-behandelingen. Het aantal C11/C13 behandelingen is daarentegen wel een indicatie voor het aantal actieve patiënten. 900 C11/C13 bezoeken tot eind september 2017, terwijl de – kennelijk – drukste maanden nog moeten komen, rechtvaardigt het vermoeden dat in 2017 1300 patiënten de praktijk zullen bezoeken.
grief Vin principaal hoger beroep.