ECLI:NL:GHDHA:2021:1394

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
22 juni 2021
Publicatiedatum
22 juli 2021
Zaaknummer
200.287.492/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijsbaarheid van vorderingen tot levering van aandelen en stortingen in kort geding

In deze zaak heeft Mampaey Industries Beheer B.V. hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de rechtbank Rotterdam, waarin haar vorderingen in kort geding werden afgewezen. Mampaey vorderde onder andere de levering van aandelen in Innodox B.V. en betaling van een bedrag aan Innodox door de geïntimeerden. De zaak draait om de vraag of de vorderingen toewijsbaar zijn, waarbij Mampaey stelt dat de geïntimeerden tekortgeschoten zijn in hun verplichtingen uit de aandeelhoudersovereenkomst. Het hof heeft vastgesteld dat de feiten zoals vastgesteld door de voorzieningenrechter in Rotterdam grotendeels niet zijn betwist, met uitzondering van enkele specifieke punten. Het hof oordeelt dat Mampaey onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de geïntimeerden ernstig tekortgeschoten zijn in hun verplichtingen. De vorderingen van Mampaey zijn afgewezen, en het hof bekrachtigt het vonnis van de rechtbank. Mampaey wordt veroordeeld in de kosten van het hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht
Zaaknummer : 200.278.492/01
Zaaknummer rechtbank : C/10/606860/KG ZA 20-1006
arrest in kort geding van 22 juni 2021
inzake
Mampaey Industries Beheer B.V.,
gevestigd te Dordrecht,
appellante,
hierna te noemen: Mampaey,
advocaat: mr. M.F.H. Broekman te Den Haag,
tegen

1.Verenigde Tankrederij Holding B.V.,

gevestigd te Rotterdam,
hierna: VT,

2. [geïntimeerde 2] B.V.,

gevestigd te [vestigingsplaats],
hierna: [geïntimeerde 2],
3. [geïntimeerde 3] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats],
hierna: [geïntimeerde 3],
geïntimeerden,
hierna tezamen: VT c.s.,
advocaat: mr. J.A.I. Verheul te Amsterdam.

1.Het geding

1.1
Bij exploot van 21 december 2020 is Mampaey in hoger beroep gekomen van het door de voorzieningenrechter in de rechtbank te Rotterdam gewezen vonnis van 2 december 2020. Mampaey vordert in hoger beroep, samengevat, dat het hof bij arrest, uitvoerbaar bij voorraad, het bestreden vonnis zal vernietigen en:
- VT c.s. ieder zal veroordelen tot verkoop en levering van de door hen gehouden aandelen Innodox B.V. (primair aan Mampaey en subsidiair aan Aerolift Industrials B.V.), met nevenvorderingen,
- [geïntimeerde 2] en [geïntimeerde 3] ieder zal veroordelen tot betaling aan Innodox B.V. van € 4.500,00 met rente,
- VT c.s. hoofdelijk zal veroordelen tot terugbetaling van hetgeen door Mampaey op grond van het bestreden vonnis is voldaan, met rente,
een en ander met veroordeling van VT c.s. in de kosten van beide instanties, met rente.
1.2
VT c.s. hebben bij memorie van antwoord de grieven bestreden en geconcludeerd tot bekrachtiging, zo nodig onder verbetering van gronden, van het bestreden vonnis met veroordeling van Mampaey in de proceskosten, waaronder de nakosten, met rente.
1.3
Partijen hebben ter via Skype-verbinding plaatsgevonden zitting van 8 juni 2021 de zaak door hun advocaten laten toelichten. Er is gepleit aan de hand van pleitnotities die tevoren aan het hof zijn toegestuurd. Ter zitting is akte verleend van de door VT c.s. op 25 mei 2021 ingestuurde ‘akte van depot en overlegging producties’ met producties 47 t/m 49 en de eveneens op 25 mei 2021 door Mampaey ingestuurde producties HB5 t/m HB7. Vervolgens is arrest gevraagd.

2.De feiten

2.1
De feitenvaststelling in het vonnis van de voorzieningenrechter is in hoger beroep niet bestreden, behoudens het feit onder 2.6 van het vonnis waartegen
grief Izich (deels) keert. Met inachtneming van deze grief en aangevuld met enkele andere feiten gaat het hof in hoger beroep uit van het volgende.
2.2
Mampaey staat aan het hoofd van de Mampaey-groep. Deze groep is een van de wereldwijde marktleiders op het gebied van innovatieve afmeersystemen ten behoeve van de maritieme industrie.
2.3
Mampaey Offshore Industries B.V. (hierna: Mampaey Offshore) en European
Intelligence B.V. (hierna: EI) zijn ieder 100%-dochter van Mampaey.
2.4
VT is een rederij en gespecialiseerd in het vervoer van oliën, chemicaliën en
smeermiddelen.
2.5
[geïntimeerde 2] is de persoonlijke holdingvennootschap van [X] (hierna:
[X]).
2.6
[geïntimeerde 3] is de persoonlijke holdingvennootschap van [Y] (hierna:
[Y]).
2.7
Vanaf 2007 hebben [X] en [Y] zich beziggehouden met de
ontwikkeling van een concept met de naam DockLock. DockLock is een (afmeer)systeem
dat het mogelijk maakt om schepen aan elkaar, of aan de wal, vast te leggen door middel
van het gebruik van hydraulische armen. Het concept omvat in ieder geval een systeem opgebouwd uit een magneet, een armatuur alsmede software, sensoren en hydrauliek om het complete systeem autonoom te laten functioneren. De naam DockLock is later gewijzigd in iDL.
2.8
In 2009 hebben [X] en [Y] met betrekking tot DockLock een
(Nederlands) octrooi geregistreerd. Het octrooi is vervolgens overgedragen aan een dochter
van VT, waarna VT, [X] en [Y] zich hebben beziggehouden met de verdere
(technische) ontwikkeling van ervan.
2.9
Vervolgens zijn partijen een samenwerking aangegaan, waartoe zij op 15 april
2011 de besloten vennootschap Innodox B.V. (hierna: Innodox) hebben opgericht. Innodox
houdt zich bezig met het ontwikkelen en commercialiseren van iDL (voorheen DockLock).
2.1
Mampaey, VT, [geïntimeerde 2] en [geïntimeerde 3] houden ieder 25% van de aandelen in Innodox.
Bestuurders van Innodox zijn VT en [geïntimeerde 3].
2.11
Op 18 april 2011 zijn twee overeenkomsten gesloten: de Participatie- en
aandeelhoudersovereenkomst (hierna: de PAO) tussen Mampaey en VT c.s. en een
licentieovereenkomst (hierna: de Licentieovereenkomst) tussen Innodox en Mampaey
Offshore.
2.12
In de PAO is onder F en G en art. 11 voor zover hier van belang het volgende opgenomen:
“Om de verdere ontwikkeling en commercialisering van DockLock mogelijk te maken,
hebben [X], [Y] en VT gesprekken gevoerd met Mampaey over
een mogelijke samenwerking met betrekking tot DockLock (zoals hierna nader gedefinieerd, de “Samenwerking"). In dat kader hebben de Aandeelhouders op 15 april 2011 de Vennootschap [hof: Innodox] opgericht en zal VT op de datum van deze overeenkomst ten titel van agiostorting middels ondertekening van de daartoe opgestelde akte van levering (de "Akte van Levering", bijlage F) (i) het Octrooi inbrengen op de door haar gehouden aandelen in het kapitaal van de Vennootschap (de "Aandelen") en laten registreren op naam van de Vennootschap, en (ii) alle bouwtekeningen, testresultaten en een werkend prototype van DockLock (hierna gezamenlijk: de "Know How") inbrengen op de door haar gehouden Aandelen en leveren aan de Vennootschap.
(...)
Als onderdeel van de Samenwerking zal (i) Mampaey Offshore op basis van een exclusieve
licentieovereenkomst (de "Licentieovereenkomst") op eigen kosten zorgdragen voor (a) de
verdere ontwikkeling, (b) de productie, en (c) het vermarkten van DockLock, (ii) zal
Mampaey een agiostorting doen van EUR 40.500,- op de door haar gehouden Aandelen, en
(iii) zal Mampaey een eenmalige entryfee van EUR 30.000,- (exclusief BTW) betalen aan VT
op basis van een door VT opgestelde factuur (de "Entry Fee") als compensatie van de
investeringen van VT in DockLock.
(…)
11 Verplichte aanbieding
11.1
Algemeen
Een Aandeelhouder is, indien een andere Aandeelhouder daarom schriftelijk heeft verzocht, gehouden binnen 10 dagen na een dergelijk verzoek zijn Aandelen aan de andere Aandeelhouders aan te bieden indien:
(i) hij ernstig is tekortgeschoten in de nakoming van deze overeenkomst en, voor zover nakoming niet blijvend of tijdelijk onmogelijk is, na in gebreke te zijn gesteld de verplichting niet alsnog binnen de in de ingebrekestelling bepaalde termijn is nagekomen;
(…)."
2.13
In de Licentieovereenkomst is bepaald dat Mampaey per verkocht product een
licentievergoeding dient te voldoen aan Innodox. Voorts is onder D en E en in artikel 4 met
betrekking tot de commercialisering en de (intellectuele) eigendomsrechten het volgende
opgenomen:
“Op grond van artikel 6.2 (v) van de PAO zullen Innodox en Mampaey [hof: Mampaey Offshore] (…) een exclusieve licentieovereenkomst aangaan op grond waarvan Mampaey op eigen kosten zal zorgdragen voor (i) de verdere ontwikkeling, (ii) de productie, (iii) de verdere commercialisering van Docklock (de "Commercialisering").
(...)
De (intellectuele) eigendomsrechten die ontstaan op grond van (de uitvoering van) deze
overeenkomst met betrekking tot DockLock, waaronder als gevolg van (i) technische
verbeteringen van DockLock, (ii) kade- of andere toepassingen van DockLock, (iii)
technische verbeteringen ten aanzien van de software en elektronica ten behoeve van de
werking van DockLock (de "Nieuwe Know How"), zullen, ongeacht of deze patenteerbaar,
octrooieerbaar of op andere wijze geregistreerd kunnen worden, volledig (onbeperkt)
eigendom worden van Innodox.
(...)
De rechten van (intellectueel) eigendom op de Nieuwe Know How die ontstaat op grond van
(de uitvoering van) deze overeenkomst met betrekking tot DockLock, zullen ongeacht of
deze patenteerbaar, octrooieerbaar of op andere wijze geregistreerd kunnen worden,
volledig (onbeperkt) eigendom zijn van Innodox. In dat verband zal Mampaey alle
documenten ondertekenen en handelingen verrichten die nodig zijn om deze rechten van de
Nieuwe Know How over te dragen aan Innodox.”
2.14
Op 14 april 2014 hebben partijen aanvullende overeenkomsten gesloten:
• Addendum Licentieovereenkomst tussen Innodox en Mampaey Offshore;
• Licentieovereenkomst EI, tussen Innodox en EI;
• Addendum PAO, tussen Mampaey en VT c.s.
2.15
In het Addendum Licentieovereenkomst is een aangepaste (hogere)
licentievergoeding overeengekomen. Voorts is onder C en E het volgende opgenomen:
“In afwijking van artikel 4.1 en 4.2 van de Licentieovereenkomst, heeft Mampaey de Nieuwe
Know How (als gedefinieerd in de Licentieovereenkomst) in eigendom overgedragen aan
(...). EI (...) in plaats van aan Innodox, en zijn nieuwe patenten in verband met de Nieuwe
Know How aangevraagd op naam van EI (...)
Innodox is voornemens de Nieuwe Know How die door Mampaey in eigendom is overgedragen aan EI en de Nieuwe Patenten in sublicentie te geven aan Mampaey als onderdeel van de Licentieovereenkomst in dus in aanvulling op de Know How en het Octrooi.”
2.16
In de tussen Innodox en EI gesloten Licentieovereenkomst EI is bepaald dat EI aan
Innodox een licentie verstrekt ten aanzien van de Nieuwe Know How en de nieuwe
Patenten, zodat Innodox tegen betaling van € 1,00 op haar beurt een sublicentie kon
verstrekken aan Mampaey Offshore.
2.17
In het Addendum PAO is onder E en F het volgende opgenomen:
“Mampaey en Offshore zijn hun verplichtingen op grond van de PAO en de Licentieovereenkomst Mampaey [hof: de Licentieovereenkomst] niet nagekomen en hebben - in tegenstelling tot het in dat verband in de PAO en in de Licentieovereenkomst Mampaey opgenomen uitgangspunt en uitdrukkelijk tegen de wens van de overige Aandeelhouders [hof: VT c.s.] – de Nieuwe Know How overgedragen aan (...) EI (...)
VT, [geïntimeerde 2] en Innodox hebben zich bereid verklaard mee te werken aan de in overweging E beschreven van de PAO en de Licentieovereenkomst Mampaey afwijkende handelwijze van Mampaey en Offshore [hof: Mampaey Offshore] onder de voorwaarden dat (i) de afspraken in de PAO zullen wijzigen onder de voorwaarden als opgenomen in dit addendum, (ii) Innodox en Offshore op de datum van deze overeenkomst een addendum op de Licentieovereenkomst Mampaey zullen sluiten, en (iii) dat Innodox en EI op de datum van deze overeenkomst een licentieovereenkomst (de “Licentieovereenkomst EI”) zullen aangaan op grond waarvan de Nieuwe Know How en de Nieuwe Patenten (als gedefinieerd in de Licentieovereenkomst EI) in licentie wordt gegeven aan Innodox.”
2.18
Daarnaast bevat het Addendum PAO onder meer de volgende bepalingen met betrekking tot de overdracht of uitgifte van aandelen Mampaey:
“(…)
Nieuw artikel 15 (…)
“Artikel 15 Overdracht of uitgifte aandelen Mampaey”
“Artikel 15.1 Algemeen
Indien de aandeelhouders van Mampaey voornemens zijn de door hen gehouden aandelen al dan niet gedeeltelijk te verkopen aan een derde, dan wel indien nieuwe aandelen in Mampaey worden uitgegeven aan een derde, dan wel in onderhandeling te treden met een derde over de mogelijke (gedeeltelijke) verkoop van de aandelen in Mampaey of (delen van) haar onderneming, dan zal Mampaey zorgen dat deze geïnteresseerde derde een separate waardering van de aandelen Innodox (op basis van 100%, de "Waardering'') zal maken als onderdeel van zijn bieding op de aandelen in Mampaey. Daarbij dient deze derde als uitgangspunt te nemen dat Innodox houder zal zijn van alle Know How, de Nieuwe Know How, het Octrooi en de Nieuwe Patenten (als gedefinieerd in de Licentieovereenkomst EI).”
“Artikel 15.2 (…)
De Waardering zal geen rekening houden met het feit dat Mampaey Offshore als gevolg van de exploitatie van de Know How, de Nieuwe Know How, het Octrooi en de Nieuwe Patenten omzet en winst genereert, anders dan de hieruit voortvloeiende royalty-betalingen van Mampaey aan Innodox.”
“Artikel 15.3 In kennis stellen VT, [geïntimeerde 2] en [geïntimeerde 3]
Indien een of meer van de aandeelhouders in Mampaey voornemens zijn om het bod van een derde op (een gedeelte van) de aandelen in Mampaey te accepteren, dan zal Mampaey de overige Aandeelhouders daarvan vertrouwelijk in kennis stellen onder opgave van (a) de identiteit van die derde, (b) de bieding op de aandelen in Mampaey en de Waardering, en
(c) de voorgestelde datum van overdracht van de aandelen in Mampaey, zodat kan worden bewerkstelligd dat:
(i) alle Aandelen kunnen worden verkocht en overgedragen aan deze derde (de "Drag Along Mampaey"); of
(ii) de overige Aandeelhouders de door hun gehouden Aandelen Innodox met Mampaey kunnen meeverkopen en -overdragen (de "Tag Along Mampaey").
“Artikel 15.4 Drag Along Mampaey
Mampaey is gerechtigd de overige Aandeelhouders te verplichten al hun Aandelen aan de geïnteresseerd derde aan te bieden, te verkopen en over te dragen tegen de Waardering en onder de overige voorwaarden en condities als die waartegen de aandeelhouders van Mampaey bereid zijn de Aandelen Innodox aan de geïnteresseerde derde te verkopen, waarbij geldt dat de door Mampaey gehouden Aandelen Innodox zullen worden verkocht als onderdeel van de voorgenomen transactie waarbij de aandelen in Mampaey geheel of
gedeeltelijk worden verkocht, dan wel bij uitgifte van aandelen in Mampaey dan wel de verkoop van activiteiten door Mampaey. Een en ander als hiervoor beschreven in artikel 15.1.””
2.19
In opdracht van Mampaey hebben IPEG (Intellectual Property Expert Group) en
Verstegen Corporate Finance B.V. advies uitgebracht over de waarde van de aandelen in
Innodox. Op 15 februari 2018 hebben zij daartoe een rapport uitgebracht, dat door
Mampaey aan VT c.s. is verstrekt.
2.2
In het najaar van 2019 hebben Mampaey en VT c.s. discussie gevoerd over de
vraag of afmeersystemen gebaseerd op vacuümsystemen (dus zonder magneet) al dan niet
onder de Licentieovereenkomst vallen en of Mampaey Offshore daarvoor een
licentievergoeding verschuldigd is aan Innodox.
2.21
Op 25 mei 2020 hebben Mampaey, Mampaey Offshore en Aerolift Industrials B.V.
(hierna: Aerolift) een intentieverklaring ondertekend, waarin zij verklaren dat zij de wens en
intentie hebben om een samenwerking aan te gaan op het gebied van op vacuümtechniek
gebaseerde afmeersystemen. Deze intentieverklaring vermeldt met betrekking tot de
voorgenomen aandelentransactie, in artikel 3.1 het volgende:
“Onder voorbehoud van definitieve overeenstemming tussen Partijen over de
Overeenkomsten en een voor Aerolift bevredigende uitkomst van de Due Diligence, zal
Aerolift 5% van de aandelen in Mampaey Offshore krijgen tegen betaling van een nader te
bepalen koopprijs.”
2.22
Bij brief van 26 mei 2020 heeft de advocaat van Mampaey VT c.s. in kennis
gesteld van het voornemen van Mampaey om het bod van Aerolift op een gedeelte van de
aandelen in Mampaey Offshore te accepteren. Hierbij zouden tevens de door Mampaey
gehouden aandelen in Innodox worden verkocht, zodat Mampaey op grond van de
Drag
Along Mampaey(zoals opgenomen in het Addendum PAO) de overige aandeelhouders kan
verplichten om ook hun aandelen in Innodox te verkopen en te leveren.
2.23
Bij brief van 10 juni 2020 heeft de advocaat van VT c.s. aan de advocaat van
Mampaey meegedeeld dat VT c.s. niet akkoord gaan met de verkoop en levering van de
aandelen in Innodox tegen de voorgestelde prijs. In deze brief heeft de advocaat van VT c.s.
zich op het standpunt gesteld dat Mampaey geen beroep op de
Drag Along Mampaey
toekomt.
2.24
Vervolgens hebben partijen nog met elkaar gecorrespondeerd over de overname
van de aandelen. Partijen zijn niet tot elkaar gekomen.

3.De beoordeling van het hoger beroep

3.1
Tegen de achtergrond van de onder 2 vermelde feiten heeft Mampaey, bij dagvaarding van 9 november 2020, het onderhavige kort geding aanhangig gemaakt bij de rechtbank Rotterdam en daarbij gevorderd, kort samengevat:
I. VT c.s. ieder te veroordelen tot levering van de door hen gehouden aandelen in Innodox, met machtiging tot reële executie, dan wel met aanwijzing van Mampaey als vertegenwoordiger die namens Innodox de leveringen mag erkennen en om zorg te dragen voor de overdracht van de door hen gehouden delen van de administratie van Innodox, op straffe van een dwangsom;
II. [geïntimeerde 2] en [geïntimeerde 3] ieder te veroordelen tot betaling aan Innodox van € 4.500,00 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 16 april 2011 tot aan de dag der algehele voldoening;
met hoofdelijke veroordeling in de proceskosten, met rente.
3.2
In voorwaardelijke reconventie hebben VT c.s., onder de voorwaarde dat de
vordering in conventie niet wordt afgewezen, gevorderd – samengevat – de veroordeling van Mampaey tot afgifte dan wel inzage van een aantal bescheiden.
3.3
De voorzieningenrechter heeft bij vonnis van 2 december 2020 de vorderingen van Mampaey afgewezen en Mampaey veroordeeld in de kosten van de procedure in conventie. Omdat met de afwijzing van de vorderingen in conventie niet aan de voorwaarde was voldaan waaronder de vordering in reconventie was ingesteld, heeft de voorzieningenrechter de vorderingen in voorwaardelijke reconventie onbesproken gelaten en geen kostenveroordeling in reconventie uitgesproken.
3.4
Tegen dit vonnis heeft Mampaey zeven grieven gericht en daarbij zijn vorderingen (deels) gewijzigd als (verkort) weergegeven onder 1.1 van dit arrest.
3.5
Het hof stelt bij de beoordeling van het hoger beroep voorop dat voor de toewijsbaarheid van in kort geding gevorderde voorzieningen moet worden beoordeeld of in kort geding voldoende aannemelijk is geworden dat tussen partijen een rechtsverhouding bestaat op grond waarvan de verwerende partij tot de verlangde prestatie(s) is gehouden. Naarmate de voorlopige voorziening dieper ingrijpt in de belangen van de verwerende partij, kunnen hogere eisen aan de aannemelijkheid van de vordering worden gesteld. Bij de beantwoording van de vraag of een in kort geding verlangde voorziening voor toewijzing in aanmerking komt, dient mede te worden beoordeeld of de eisende partij ten tijde van het arrest van het hof bij die voorziening een spoedeisend belang heeft.
3.6
De
grieven II tot en met VIstrekken ertoe dat het hof de gevorderde voorzieningen op de hierna vermelde gronden zal toewijzen en lenen zich voor gezamenlijke behandeling.
3.7
Aan haar vordering tot levering van aandelen Innodox aan Mampaey dan wel Aerolift, heeft Mampaey, samengevat, het volgende ten grondslag gelegd:
a. a) VT c.s. stellen zich ten onrechte op het standpunt dat de door Mampaey voorgenomen ontwikkeling van op vacuümtechniek gebaseerde afmeersystemen onder het bereik van de licentieovereenkomsten en (daarmee) tot royaltybetalingen verplicht. Door dat standpunt in te nemen handelen zij onrechtmatig jegens Mampaey en/of schieten zij toerekenbaar tekort in de nakoming van de aandeelhoudersovereenkomst;
b) VT c.s. zijn tekortgeschoten in de nakoming van hun samenwerkingsverplichtingen uit de aandeelhoudersovereenkomst omdat zij nauwelijks meer bijdragen aan de verdere ontwikkeling en commercialisering van DockLock;
c) VT is tekortgeschoten in de nakoming van haar toezegging om als
launching customerte fungeren door de eerste iDL-systemen te kopen;
d) [geïntimeerde 2] is tekortgeschoten doordat bestuurder [X] in strijd met de afspraken, in 2014 bij VT uit dienst is getreden;
e) OH en [geïntimeerde 3] hebben niet aan hun stortingsplicht bedoeld in art. 5.3 PAO voldaan, waartoe zij alsnog moeten worden veroordeeld.
Volgens Mampaey zijn VT c.s. op grond van al deze tekortkomingen ingevolge art. 11.1 sub (i) PAO gehouden hun aandelen Innodox aan te bieden, waarom Mampaey ook meermaals heeft gevraagd.
Daarnaast heeft Mampaey haar vordering tot levering van de aandelen gebaseerd op art. 15.4 (de ‘
Drag Along Mampaey’) jo 15.6 van de (bij het Addendum PAO gewijzigde) PAO. Ook zijn VT c.s., door aan die aandelenoverdracht niet mee te werken, tekortgeschoten in de nakoming van hun verplichtingen onder art. 15 PAO, aldus Mampaey.
3.8
Volgens Mampaey heeft zij het in kort geding vereiste spoedeisend belang bij de gevorderde voorzieningen, omdat zij thans in Aerolift een samenwerkingspartner heeft gevonden, die voor samenwerking echter als voorwaarde heeft gesteld dat zij niet later met op know-how of IE-rechten gebaseerde claims van Innodox wil worden geconfronteerd. De gevorderde aandelenoverdracht is voor die samenwerking dan ook noodzakelijk. Aerolift heeft haar aanvankelijke deadline van 31 maart 2021 nog eenmaal willen verlengen, waarbij Mampaey heeft verwezen naar haar voor de zitting overgelegde producties.
3.9
VT c.s. hebben de vorderingen van Mampaey, evenals het daartoe gestelde spoedeisend belang, gemotiveerd bestreden.
Art. 11.1 PAO
3.1
Mampaey baseert haar vorderingen in hoger beroep allereerst op art. 11.1 PAO. Volgens deze bepaling ontstaat voor een aandeelhouder onder meer een aanbiedingsplicht indien de aandeelhouder “ernstig is tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst en, voorzover nakoming niet blijvend of tijdelijk onmogelijk is, na in gebreke te zijn gesteld de verplichting niet alsnog binnen de in de ingebrekestelling bepaalde termijn is nagekomen”. Het hof overweegt hierover als volgt.
3.11
Wat het hiervoor in 3.7 onder a) bedoelde verwijt betreft, valt zonder nadere toelichting, die niet is gegeven, niet in te zien dat het (enkele) tegenover Mampaey innemen van een standpunt over de reikwijdte van een licentieovereenkomsten door VT c.s. een (ernstige) tekortkoming en/of onrechtmatige daad zou opleveren. Daarbij komt dat van de juistheid van het andersluidende standpunt van Mampaey voorshands niet kan worden uitgegaan. Volgens VT c.s. wordt ook in het op vacuümtechniek gebaseerde afmeersysteem dat Mampaey wenst te ontwikkelen, gebruik gemaakt van de knowhow en intellectueel eigendom van Innodox, die volgens hen ook op de hydraulische armen en daarbij horende software ziet. Daartegenover heeft Mampaey niet veel meer aangevoerd dan de stelling dat de rechten van Innodox beperkt zijn tot de in het iDL-systeem gebruikte magneettechniek waarbij zij heeft gewezen op de tekst van de licentieovereenkomst. Wat het beschermingsbereik is van de in Innodox ingebrachte en vervolgens in licentie gegeven rechten, vergt evenwel nader onderzoek evenals een uitleg van de licentieovereenkomst mede in het licht van de feitelijk door VT c.s. ingebrachte IE-rechten en knowhow. In dit kort geding zijn onvoldoende aanknopingspunten voorhanden om voorshands van de juistheid van de door Mampaey voorgestane uitleg uit te gaan.
3.12
Dat VT c.s. (ernstig) zijn tekortgeschoten in de onder 3.7 onder b) gestelde samenwerkingsverplichtingen is voorshands evenmin aannemelijk. Op grond van de in 2011 en 2014 gesloten overeenkomsten brachten VT c.s. hun op grond van de eigen investeringen verkregen knowhow en intellectueel eigendom in en verkreeg Mampaey (Offshore) door middel van licentieovereenkomsten het recht – en de plicht – dit verder te ontwikkelen en te commercialiseren, een en ander tegenover de vergoeding van een entry fee en tegen de betaling van een royalty voor ieder verkocht iDL-systeem. Naar het voorlopig oordeel van het hof zijn de (volgens Mampaey ‘scheve’) verhoudingen wat de onderlinge samenwerkings- en exploitatieverplichtingen betreft tussen partijen overeengekomen. Dat aan VT c.s. in dit opzicht (los van de hierna nog te bespreken verwijten) een belangrijke(r) rol bij de ontwikkeling en exploitatie van iDL was toegekend, waarin zij vervolgens zouden zijn tekortgeschoten, is onvoldoende aannemelijk geworden. Ook is gesteld noch gebleken dat VT c.s. voor de gestelde samenwerkingsverplichtingen in gebreke zijn gesteld of anderszins overeenkomstig het bepaalde in art. 11.1 in verzuim zijn geraakt.
3.13
Dat VT c.s. op grond van de in 3.7 onder c) en d) bedoelde tekortkomingen gehouden zijn hun aandelen aan te bieden, is ook niet in voldoende mate aannemelijk. VT c.s. hebben betwist de onder c) bedoelde toezegging te hebben gedaan, terwijl het bestaan van een dergelijke afspraak in het beperkte bestek van dit kort geding, waarin in beginsel geen plaats is voor bewijslevering, verder niet kan worden vastgesteld. Voorts is ook op dit punt gesteld noch gebleken dat VT c.s. tijdig in gebreke zijn gesteld zoals onder art. 11.1 PAO is vereist. Daarnaast is het door VT c.s. in dit verband gedane beroep op verjaring onweersproken gebleven. Voor zover Mampaey in hoger beroep zich ter zitting nog op het recente vertrek van [Y] bij Mampaey heeft beroepen, levert ook dat voorshands geen (ernstige) tekortkoming op, mede gezien de daarbij gegeven toelichting. Daaruit blijkt immers dat diens vertrek (tenminste) met instemming van Mampaey is geschied, terwijl niet is weersproken dat het hem vrijstond om vervolgens bij VT in dienst te gaan.
3.14
Tenslotte is ook niet (voldoende) aannemelijk dat [geïntimeerde 2] en [geïntimeerde 3] zijn tekortgeschoten in de nakoming van hun stortingsplicht bij oprichting van Innodox zoals genoemd in 3.7 onder e). VT c.s. hebben gemotiveerd verweer gevoerd en daarbij gesteld dat partijen daarover destijds aanvullende afspraken hebben gemaakt op grond waarvan het gestorte bedrag direct weer terugbetaald zou worden, hetgeen resulteerde in een rekening-courant verhouding. Ook hier geldt dat, gelet op de aard van het kort geding, in het algemeen geen plaats is voor (nadere) bewijslevering, waardoor (ook) deze grondslag in kort geding niet zal kunnen worden vastgesteld. Bovendien is ook in dit verband het verjaringsverweer onweersproken gebleven en is evenmin gesteld dat [geïntimeerde 2] en [geïntimeerde 3] zoals art. 11.1 verlangt, op dit punt na in gebreke te zijn gesteld in verzuim zijn geraakt.
3.15
Voor zover Mampaey haar vorderingen op art. 11.1 PAO heeft gebaseerd is in dit kort geding, kortom, niet aannemelijk geworden dat VT c.s. op de aangegeven punten (ernstig) zijn tekortgeschoten en/of aan de overige vereisten van dat artikel is voldaan. Dat VT c.s. op de aangevoerde punten jegens Mampaey onrechtmatig handelen kan worden verweten acht het hof in dit licht evenmin aannemelijk.
Drag Along Mampaey
3.16
Daarnaast heeft Mampaey de gevorderde aandelenoverdracht gebaseerd op de
art. 15.1 en 15.4 van de (gewijzigde) PAO, onder meer stellende dat met de beoogde samenwerking met Aerolift en de (hierboven in 2.19 genoemde) waarderings-rapporten aan alle vereisten voor het inroepen van de
Drag Along Mampaeyis voldaan.
3.17
VT c.s. hebben gemotiveerd betwist dat aan de voorwaarden van deze bepalingen is voldaan. Volgens haar is de strekking van de
Drag Along Mampaeyde overdracht aan een derde mogelijk te maken, en is met die bepaling nimmer bedoeld mogelijk te maken dat Mampaey met medewerking van een derde in een samenwerkingsverband over de aandelen/activa van Innodox zal kunnen beschikken.
3.18
Naar het voorlopig oordeel van het hof is niet (in voldoende mate) aannemelijk dat aan de vereisten voor het inroepen van de (hiervoor onder 2.18 weergegeven) ‘
Drag Along Mampaey’-bepaling is voldaan. Of Mampaey ten behoeve van de voorgenomen samenwerking met Aerolift de
Drag Along Mampaeykan inroepen en deze ook kan worden geactiveerd buiten gevallen van overname en/of pensionering van de (indirect) bestuurder van Mampaey, moet worden beantwoord door uitleg van die bepaling, waartoe (mogelijk) getuigenbewijs nodig is. Voorshands acht het hof de door Mampaey voorgestane (overwegend tekstuele) uitleg niet zodanig aannemelijk dat in kort geding kan worden uitgegaan van een op deze bepaling gebaseerde verplichting van VT c.s. om hun aandelen Innodox over te dragen. Daar komt bij dat Aerolift slechts 5% van de aandelen in Mampaey zal verkrijgen, dat Mampaey zelf betrokken zal blijven bij de ontwikkeling van de afmeersystemen, en bovendien dat, zoals ook de rechtbank in hoger beroep onbestreden in rov. 4.5 van het bestreden vonnis heeft overwogen, Mampaey heeft erkend dat zij met de samenwerking met Aerolift beoogt de
Drag Along Mampaeyte activeren. Daarbij komt tevens dat niet (voldoende) is weersproken dat in de onder 2.19 bedoelde waarderingsrapporten van februari 2018 geen rekening is gehouden met de nadien ontstane knowhow die in het kader van deze waardering ingevolge art. 15.1 aan Innodox moet worden toegerekend. Ook als de
Drag Along Mampaeyin een geval als het onderhavige (op basis van mogelijk verouderde en niet volledige waarderingsrapporten) zou kunnen worden ingeroepen, kan reeds daarom niet ervan worden uitgegaan dat aan het vereiste van een ‘separate waardering’ is voldaan.
Stortingsplicht
3.19
Voor zover Mampaey, ten slotte, op grond van de onder 3.14 besproken (beweerde) tekortkoming in de nakoming van de stortingsplicht de veroordeling van [geïntimeerde 2] en [geïntimeerde 3] tot betaling van de desbetreffende bedragen (aan Innodox) vordert, gaat het daarbij om een geldvordering in kort geding. Voor de toewijzing daarvan is terughoudendheid op zijn plaats en is vereist dat feiten of omstandigheden zijn aangewezen die meebrengen dat een zodanige voorziening uit hoofde van onverwijlde spoed is geboden. Zulke feiten en omstandigheden zijn gesteld noch gebleken, zodat deze vordering reeds om die reden niet toewijsbaar is.
Belangenafweging
3.2
De vordering van Mampaey tot verkoop en levering van de door VT c.s. gehouden aandelen hebben voor hen een ingrijpend en mogelijk onomkeerbaar karakter, nu toewijzing daarvan tot verlies van (hun aandeel in) de door VT c.s. in Innodox ingebrachte IE rechten en knowhow alsmede van de daartegenover overeengekomen rechten op licentievergoedingen zou leiden. Daardoor dienen hogere eisen aan de aannemelijkheid van deze vordering worden gesteld. Aan die eisen is in dit geval niet voldaan. Voorshands is onvoldoende aannemelijk dat VT c.s. (ernstig) zijn tekortgeschoten en/of hen onrechtmatig handelen kan worden verweten en voor VT c.s. op grond van art 11.1 PAO, de
Drag Along Mampaeyen/of onrechtmatig handelen een rechtsplicht zou bestaan hun aandelen Innodox aan te bieden of over te dragen. Ook indien Mampaey ten behoeve van de samenwerking met Aerolift spoedeisend belang zou hebben bij een dergelijke overdracht, rechtvaardigt dat in dit geval niet de toewijzing in kort geding van de gevorderde voorzieningen. Voor de op de stortingsplicht van [geïntimeerde 2] en [geïntimeerde 3] gebaseerde vorderingen verwijst het hof naar het onder 3.14 en 3.19 overwogene. Ook die vordering is niet toewijsbaar.
Bewijs
3.21
Gelet op de aard van het kort geding is in deze procedure in beginsel geen plaats voor bewijslevering. Er is niet voldoende gesteld of gebleken dat er in deze zaak redenen zijn om van dat uitgangspunt af te wijken. Het hof gaat daarom aan het bewijsaanbod van Mampaey voorbij.
Slotsom
3.22
De slotsom is dat de vorderingen van Mampaey zullen worden afgewezen. Mampaey zal als de overwegend in het ongelijk gestelde partij – uitvoerbaar bij voorraad – in de kosten van het hoger beroep worden veroordeeld, te vermeerderen met de rente over de proceskosten en de nakosten, een en ander zoals gevorderd. Ook
grief VIIfaalt.

4.Beslissing

Het hof:
bekrachtigt het vonnis van 2 december 2020 van de rechtbank Rotterdam;
veroordeelt Mampaey in de kosten van het hoger beroep, aan de zijde van VT c.s. begroot op € 5.517,00 aan griffierecht en op € 2.228,00 (2 pt x tarief II) voor salaris van de advocaat en op € 163,00 aan nasalaris van de advocaat, te verhogen met € 85,00 indien niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan dit arrest is voldaan en vervolgens betekening van dit arrest heeft plaatsgevonden;
bepaalt dat aan de kostenveroordeling binnen veertien dagen na de dag van de uitspraak dan wel, wat betreft het bedrag van € 85,00 na de datum van betekening, moet zijn voldaan, bij gebreke waarvan deze bedragen worden vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW, vanaf het einde van de termijn van veertien dagen;
verklaart dit arrest, wat de kostenveroordeling betreft, uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mrs. B.J. Lenselink, P. Volker en S.H.M.A. Dumoulin en is ondertekend en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer J.E.H.M. Pinckaers op 22 juni 2021 in aanwezigheid van de griffier.