Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
1.Procesverloop in hoger beroep
2.Feiten
3.Bestreden vonnis en geschil in hoger beroep
De voorzieningenrechter
Gerechtshof Den Haag
In deze zaak gaat het om een hoger beroep in een kort geding betreffende de omgangsregeling van een minderjarige zoon van partijen, die eerder getrouwd waren. De vrouw, bij wie de minderjarige voorheen zijn hoofdverblijf had, vorderde nakoming van de omgangsregeling door de man, specifiek met betrekking tot het halen en brengen van de minderjarige naar zijn sportlessen op woensdagmiddag. De man heeft echter in hoger beroep gesteld dat de zorgregeling geen betekenis meer heeft, aangezien de minderjarige sinds 15 december 2020 bij hem verblijft. Het hof heeft vastgesteld dat er een ingrijpende wijziging van omstandigheden heeft plaatsgevonden, waardoor de eerdere zorgregeling niet meer nagekomen hoeft te worden. Het hof heeft het bestreden vonnis van de voorzieningenrechter vernietigd en de vordering van de vrouw tot nakoming van de zorgregeling afgewezen. Tevens is de man niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering om de vrouw te gebieden de zorgregeling na te komen. De proceskosten zijn gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. Dit arrest is gewezen op 6 juli 2021.