Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
arrest van 8 juni 2021
appellante,
hierna te noemen: de vrouw,
geïntimeerde,
hierna te noemen: de man,
Gerechtshof Den Haag
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 8 juni 2021 uitspraak gedaan op een verzoek van de vrouw tot verbetering van een eerder arrest van 16 maart 2021. De vrouw, vertegenwoordigd door advocaat mr. A.J. Beghtel, verzocht het hof om een kennelijke rekenfout in het arrest te corrigeren. Volgens de vrouw had de verbouwing van de woning een totaalbedrag van € 458.291,- gekost, en had zij bijgedragen met € 162.308,-. Zij stelde dat de man nog een bedrag van € 39.162,50 aan haar verschuldigd was.
Het hof heeft echter geoordeeld dat het betoog van de vrouw berustte op een onjuiste lezing van het eerdere arrest. Het hof verduidelijkte dat de totale verbouwingskosten meer dan € 458.291,- bedroegen, en dat er geen sprake was van een kennelijke rekenfout. Het hof concludeerde dat de vrouw weliswaar een vergoedingsrecht had, maar dat dit recht kon worden weggestreept tegen het vergoedingsrecht van de man. Het verzoek van de vrouw tot verbetering van het arrest werd dan ook afgewezen.
De uitspraak werd gedaan door de rechters F. Ibili, A.N. Labohm, K.M. Braun, en ondertekend door rolraadsheer J.E.H.M. Pinckaers, in aanwezigheid van de griffier.