ECLI:NL:GHDHA:2021:1324
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Naheffingsaanslag parkeerbelasting en de voorwaarden voor parkeren op een laadpaal
In deze zaak gaat het om een naheffingsaanslag parkeerbelasting die is opgelegd aan belanghebbende, die zijn voertuig had geparkeerd op een parkeerplek met een laadpaal voor elektrische voertuigen. De naheffingsaanslag van € 64,42, bestaande uit € 1,72 belasting en € 62,70 kosten, werd gehandhaafd door de Heffingsambtenaar na een uitspraak op bezwaar. Belanghebbende heeft hiertegen beroep ingesteld bij de Rechtbank Rotterdam, die het beroep ongegrond verklaarde. Vervolgens heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof Den Haag.
Tijdens de mondelinge behandeling op 1 juli 2021 was de gemachtigde van belanghebbende niet aanwezig, omdat hij niet langer kon wachten op de aanvang van de zitting. Het Hof oordeelde dat de afwezigheid van de gemachtigde het gevolg was van een te krappe planning en dat het verzoek om een nieuwe mondelinge behandeling werd afgewezen. Het Hof heeft vastgesteld dat het voertuig van belanghebbende op 16 augustus 2019 was geparkeerd op een plek met een laadpaal, maar dat er geen bewijs was dat er parkeerbelasting was voldaan. Belanghebbende stelde dat hij niet in strijd met de wet had geparkeerd, omdat hij zijn voertuig had aangesloten op de laadpaal, maar geen stroom afnam.
Het Hof oordeelde dat het feit dat het voertuig was aangesloten op de laadpaal en dat belanghebbende de accu wilde opladen, voldoende was om te concluderen dat er geen sprake was van parkeren in strijd met een wettelijk voorschrift. De naheffingsaanslag werd daarom terecht opgelegd, en het hoger beroep van belanghebbende werd ongegrond verklaard. De uitspraak van de Rechtbank werd bevestigd, en er werd geen proceskostenvergoeding toegekend.