ECLI:NL:GHDHA:2021:1269

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
24 juni 2021
Publicatiedatum
7 juli 2021
Zaaknummer
200.296.076/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Informele rechtsingang voor minderjarige in hoger beroep tussen ouders met verzoek tot benoeming van curatoren en wijziging van gezag

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 24 juni 2021 een mondelinge uitspraak gedaan in een hoger beroep dat is ingesteld door de moeder van de minderjarige [minderjarige 1]. De procedure betreft een verzoekschrift dat namens [minderjarige 1] is ingediend door zijn advocaat, mr. M. Erkens. De minderjarige verzoekt om de benoeming van twee bijzondere curatoren op grond van artikel 1:250 van het Burgerlijk Wetboek, om hem te vertegenwoordigen in en buiten rechte. Tevens verzoekt hij om de beschikking van de rechtbank Rotterdam te vernietigen, waarbij het ouderlijk gezag over hem en zijn broer [minderjarige 2] aan de vader is toegewezen. De moeder is in hoger beroep gegaan tegen deze beslissing.

Tijdens de mondelinge behandeling is besproken of het voor een minderjarige mogelijk is om via de informele rechtsingang verzoeken aan het hof voor te leggen. Het hof heeft bevestigd dat een minderjarige, zonder toestemming van zijn wettelijke vertegenwoordiger, zich tot de rechter kan wenden. Dit is in lijn met de uitspraak van de Hoge Raad van 21 februari 2020. Het hof heeft de inhoudelijke beslissing op de verzoeken van [minderjarige 1] aangehouden en zal deze samen met het beroep van de moeder inzake het gezag behandelen. De beslissing op de verzoeken van [minderjarige 1] zal op 21 juli 2021 of eerder worden gegeven.

De beschikking is uitgesproken door de meervoudige kamer van het hof, bestaande uit de rechters A.C. Olland, F. Ibili en H. Mollema-de Jong, en is op 24 juni 2021 in het openbaar uitgesproken. De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 7 juli 2021.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG
Afdeling civiel recht
zaaknummer: 200.296.076/01
informele rechtsingang ex 1:251a, lid 4 BW
beschikking van de meervoudige kamer van 24 juni 2021 (mondelinge uitspraak)
inzake
[naam minderjarige 1] ,
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: [minderjarige 1] ,
advocaat mr. M. Erkens te ’s-Gravenhage.
Als belanghebbenden worden aangemerkt:
1. [belanghebbende 1] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. R.F.P. Scheele te Rotterdam,
2. [belanghebbende 2] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen de vader;
advocaat mr. K. Heezen-Venema te Poortugaal.
3. de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,
gevestigd te Rotterdam,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling.
In zijn adviserende en/of toetsende taak is in de procedure gekend:
de raad voor de kinderbescherming,
locatie: Rotterdam,
hierna te noemen: de raad.

1.De procedure

1.1.
Het hof heeft kennisgenomen van de op 7 juni 2021 ingekomen brief met bijlagen van mr. Erkens met daarin opgenomen het verzoek van [minderjarige 1] .
1.2.
De vader heeft op 18 juni 2021 een schriftelijke reactie met bijlagen ingediend.
1.3.
Op 24 juni 2021 heeft de voorzitter van de meervoudige kamer gesproken met [minderjarige 1] .
1.4.
Vervolgens heeft op 24 juni 2021 een zitting plaatsgevonden, waarbij verschenen zijn:
- mr. Erkens namens [minderjarige 1] ,
- de moeder bijgestaan door haar advocaat,
- de vader bijgestaan door zijn advocaat,
- de gecertificeerde instelling, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger gecertificeerde instelling] ,
- de raad, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger raad] .

2.De feiten

2.1.
Het hof gaat uit van de volgende feiten.
2.2.
Uit het (inmiddels door echtscheiding ontbonden) huwelijk van de moeder en de vader zijn de volgende kinderen geboren:
- [naam minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum] 2008, te [geboorteplaats] (hierna te noemen: [minderjarige 1] ),
- [naam minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum] 2010, te [geboorteplaats] (hierna te noemen: [minderjarige 2] ).
2.3.
Bij beschikking van de rechtbank Rotterdam van 12 februari 2020 is de echtscheiding tussen de vader en de moeder uitgesproken.
2.4.
Het ouderlijk gezag over de minderjarigen werd tot 23 maart 2021 door de vader en de moeder gezamenlijk uitgeoefend. Bij beschikking van de rechtbank Rotterdam van 23 maart 2021 is het gezamenlijk gezag beëindigd en is bepaald dat het gezag over de minderjarigen voortaan aan alleen de vader toekomt. De moeder is van deze beslissing in hoger beroep gekomen; bij het hof bekend onder zaaknummer: 200.292.571/01. Tevens heeft de moeder verzocht om schorsing van de uitvoerbaar bij voorraad verklaring van deze beslissing; bij het hof bekend onder zaaknummer: 200.292.572/02.
2.5.
Bij beschikking van de rechtbank Rotterdam van 23 maart 2021 is de ondertoezichtstelling van de minderjarigen verlengd tot 5 oktober 2021. Het verzoek van de moeder tot een deskundigenonderzoek is afgewezen en de rechtbank heeft bepaald, alvorens verder te beslissen, dat de behandeling van de zaak voor het overige wordt aangehouden tot 21 september 2021. De moeder is van deze beslissing eveneens in hoger beroep gekomen; bij het hof bekend onder zaaknummer: 200.292.568/01.
2.6.
[minderjarige 1] woont bij de moeder en [minderjarige 2] woont sinds 1 mei 2021 bij de vader.

3.De beoordeling

3.1.
[minderjarige 1] verzoekt het hof om twee bijzondere curatoren op grond van artikel 1:250 van het Burgerlijk Wetboek (BW) te benoemen om hem in en buiten rechte te vertegenwoordigen, zijnde één advocaat voor de vertegenwoordiging en één psycholoog met opdracht om het hof van advies te voorzien over wat in zijn belang is inzake het gezag en het contact met de vader. Verder verzoekt [minderjarige 1] het hof om de beschikking van de rechtbank met betrekking tot het gezag te vernietigen en opnieuw rechtdoende het ouderlijk gezag éénhoofdig aan moeder toe te kennen.
3.2.
Tijdens de mondelinge behandeling is met alle aanwezigen besproken of het voor een minderjarige mogelijk is om voor het eerst in hoger beroep via de informele rechtsingang verzoeken aan het hof voor te leggen. Het hof heeft na een korte schorsing mondeling uitspraak gedaan en als volgt beslist.
Het hof overweegt dat ingevolge de uitspraak van de Hoge Raad van 21 februari 2020 (ECLI:NL:HR:2020:321) een minderjarige voor het eerst in hoger beroep via de informele rechtsingang en zonder toestemming van zijn wettelijke vertegenwoordiger zich tot de rechter kan wenden. Dat [minderjarige 1] in de onderhavige procedure een verzoek heeft ingediend middels tussenkomst van mr. Erkens maakt dat niet anders, nu een dergelijk verzoek vormvrij is; de minderjarige kan ook zonder tussenkomst van een advocaat een verzoek indienen. Door het indienen van deze verzoeken via de informele rechtsingang wordt de minderjarige geen procespartij in de procedure die bij het hof loopt tussen zijn ouders. Dit betekent dan ook dat de werkzaamheden van mr Erkens met betrekking tot de informele rechtsingang als beëindigd worden beschouwd.
3.3.
Het hof zal de inhoudelijke beslissing op de verzoeken van [minderjarige 1] aanhouden. De inhoudelijke beoordeling en beslissing op deze verzoeken zal gevoegd worden behandeld met het door de moeder ingestelde beroep ten aanzien van het gezag. De inhoudelijke beslissing op de verzoeken van [minderjarige 1] zal worden gegeven op 21 juli 2021 of zoveel eerder als mogelijk.

6.De beslissing

Het hof:
houdt iedere verdere beslissing voor ten aanzien van de door [minderjarige 1] gedane verzoeken aan tot 21 juli 2021, of zoveel eerder als mogelijk.
Deze beschikking is gegeven door mrs. A.C. Olland, F. Ibili, en H. Mollema-de Jong, bijgestaan door mr. A.J. Nederveen als griffier en is op 24 juni 2021 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 7 juli 2021.