[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1990 te [geboorteplaats],
adres: [adres].
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 240 uren met aftrek van het voorarrest en een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden, met een proeftijd van 2 jaren. Voorts is een beslissing genomen omtrent de vorderingen van de benadeelde partijen zoals nader omschreven in het vonnis waarvan beroep.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in hoger beroep - tenlastegelegd dat:
primair
zij op of omstreeks 11 mei 2018 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld, te weten om [slachtoffer1] te dwingen tot afgifte van een kanarie, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan die [slachtoffer11] toebehoorde
- de vogelkooi (met daarin voornoemde kanarie) heeft vastgepakt, en/of
- ( met kracht) heeft gerukt/getrokken aan die vogelkooi, en/of
- een op een vuurwapen gelijkend voorwerp heeft gepakt en/of gericht (gehouden) op die [slachtoffer1] en/of zwaaiende bewegingen heeft gemaakt met voornoemd op een vuurwapen gelijkend voorwerp, althans getoond en/of
- aan die [slachtoffer1] en/of die [slachtoffer2] de woorden heeft toegevoegd "Geef me die vogel, geef me die vogel" en/of - zakelijk weergegeven - dat die [slachtoffer1] en/of die [slachtoffer2] de kooi met die kanarie aan haar, verdachte, moesten geven,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
zij op of omstreeks 11 mei 2018 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen een kanarie, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededaders, en daarbij die voorgenomen diefstal heeft doen voorafgaan en/of vergezellen en/of doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer1] en/of [slachtoffer2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping
op heterdaad aan zichzelf en/of aan haar mededaders hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
- de vogelkooi (met daarin voornoemde kanarie) heeft vastgepakt, en/of
- ( met kracht) heeft gerukt/getrokken aan die vogelkooi, en/of
- een op een vuurwapen gelijkend voorwerp heeft gericht (gehouden) op die [slachtoffer1] en/of zwaaiende bewegingen heeft gemaakt met voornoemd op een vuurwapen gelijkend voorwerp, en/of
- aan die [slachtoffer1] en/of die [slachtoffer2] de woorden heeft toegevoegd "Geef me die vogel, geef me die vogel" en/of - zakelijk weergegeven - dat die [slachtoffer1] en/of die [slachtoffer2] de kooi met die kanarie aan haar, verdachte,
moesten geven,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
zij op of omstreeks 11 mei 2018 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie I onder 7º van de Wet wapens en munitie, gelet op artikel 3 onder a van de Regeling wapens en munitie, te weten een door de Minister van Justitie aangewezen voorwerp dat zodanig op een wapen gelijkt dat het voor bedreiging of afdreiging geschikt is, namelijk een nabootsing van een vuurwapen te weten een nabootsing van een pistool, welke door vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoon met een vuurwapen, namelijk een pistool van het merk Sig Sauer, type P229, voorhanden heeft gehad;
3.
zij in of omstreeks der periode van 14 mei 2018 tot en met 18 mei 2018 te Rotterdam, althans in Nederland, tezamen in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk de eer en/of de goede naam van [slachtoffer1] en/of [slachtoffer2] heeft aangerand, door tenlastelegging van een bepaald feit, met het kennelijke doel om daaraan ruchtbaarheid te geven, door middel van geschriften en/of afbeeldingen verspreid, openlijk tentoongesteld of aangeslagen en/of door geschriften waarvan de inhoud openlijk ten gehore werd gebracht, immers heeft zij met voormeld doel ter publicatie een brief (per e-mail) verzonden aan De Havenloods met daarin onder meer de tekst
- " Maar toen wij fysiek aangevallen werden door haar en het personeel en zeer waarschijnlijk een fatale klap zouden krijgen (...)", en/of
- " En de vrouw die het dier 17 jaar verwaarloosde/mishandelde zal een boete van 150 euro krijgen, of niet eens", en/of
- "(...) wij slechts een zwaar gehandicapte, mishandelde/verwaarloosde dier hebben willen redden van een dierenbeul", althans woorden van soortgelijke aard en/of strekking.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot taakstraf voor de duur van 150 uren met aftrek van het voorarrest en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden, met een proeftijd van 2 jaren.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven reeds omdat de tenlastelegging in hoger beroep is gewijzigd.
Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie ten aanzien van feit 3
Het hof stelt vast dat uit het proces-verbaal van ‘ontvangst klacht door hulpofficier van justitie’ blijkt dat de aangeefster [slachtoffer1] uitdrukkelijk heeft verzocht om tot vervolging van de verdachte over te gaan wegens smaad dan wel smaadschrift, waarbij is verwezen naar het proces-verbaal van aangifte. Uit het proces-verbaal van aangifte blijkt dat de aangeefster heeft verklaard dat de verdachte opzettelijk haar eer en goede naam heeft aangerand door in een gesprek met radiostation FunX te vertellen dat zij – kort gezegd – haar kanarie mishandelde, een grote, sterke vrouw was en met de verdachte had gevochten.
De klacht ziet naar het oordeel van het hof derhalve niet op de in de tenlastelegging genoemde uitlatingen die zijn gedaan in een aan de krant ‘De Havenloods’ verzonden brief en daarin vervolgens zijn gepubliceerd. Nu een klacht met betrekking tot die uitlatingen ontbreekt en dit op grond van artikel 269 van het Wetboek van Strafrecht wel is vereist om tot vervolging over te kunnen gaan, terwijl het hof ter zitting ook overigens niet is gebleken dat de aangeefster onmiskenbaar de bedoeling had dat de verdachte óók ter zake van deze uitlatingen vervolgd zou worden, zal het hof het openbaar ministerie niet-ontvankelijk verklaren in de vervolging van de verdachte ten aanzien van het door de genoemde uitlatingen aanranden van de eer en/of goede naam van de aangeefster [slachtoffer1].
Vrijspraak van feit 1 primair en feit 3
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan poging tot afpersing van een kanarie zoals onder feit 1 primair is tenlastegelegd.
De verdediging heeft bepleit dat de verdachte van het onder 1 primair tenlastegelegde moet worden vrijgesproken aangezien geen sprake was van het oogmerk tot wederrechtelijke bevoordeling.
Het hof overweegt als volgt.
Voor een bewezenverklaring van afpersing moet de verdachte – onder andere - het oogmerk hebben gehad om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen. Onder bevoordeling als bedoeld in artikel 317 van het Wetboek van Strafrecht verstaat het hof: elke verbetering van positie, mits het voordeel economische waarde heeft (zie ook HR 28 mei 2013, ECLI:NL:HR:2013:BX7959). In het onderhavige geval wilde de verdachte een (volgens de aangifte van de eigenaresse) destijds 18 jaar oude kanarie - die een gebroken pootje had en blind was aan één oog - meenemen om die te (laten) verzorgen of uit zijn – door de verdachte veronderstelde – lijden te laten verlossen, waarmee de verdachte waarschijnlijk kosten zou hebben gemaakt. Naar het oordeel van het hof kan niet worden vastgesteld dat de genoemde kanarie (nog) enige economische waarde had. Gelet daarop – en mede in het licht van hetgeen door de verdachte met het meenemen van de kanarie werd beoogd - kan naar het oordeel van het hof niet wettig en overtuigend bewezen worden dat bij de verdachte sprake was van het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen als bedoeld in artikel 317 van het Wetboek van Strafrecht. Het hof zal de verdachte van het onder 1 primair tenlastegelegde feit vrijspreken.
Ten aanzien van feit 3 heeft de advocaat-generaal zich – voor zover hier relevant - op het standpunt gesteld dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte aangever [slachtoffer2] in zijn eer of goede naam heeft aangetast op de tenlastegelegde wijze.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte van dit feit moet worden vrijgesproken omdat niet bewezen kan worden dat de verdachte (opzettelijk) de eer of goede naam van de aangever heeft aangerand.
Het hof overweegt als volgt.
Aangever [slachtoffer2] heeft (mede gelet op de inhoud van zijn aangifte) een klacht ingediend over het artikel dat naar aanleiding van een brief uit naam van de verdachte in ‘De Havenloods’ is verschenen. In deze brief staat weliswaar dat de verdachte door de eigenaresse en het personeel werd aangevallen, maar de betreffende kapperszaak en de naam van [slachtoffer2] worden in die brief niet genoemd. Het hof is om die reden van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen is dat de aangever door de inhoud van de brief (en het naar aanleiding daarvan gepubliceerde artikel) in zijn eer en goede naam is aangetast. Het hof zal de verdachte van dit feit – voor zover het openbaar ministerie in de vervolging daarvan ontvankelijk is – dan ook vrijspreken.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
subsidiair
zij op
of omstreeks11 mei 2018 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een
of meerander
en, althans alleen,ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen een kanarie,
geheel of ten deletoebehorende aan [slachtoffer1],
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededaders,en daarbij die voorgenomen diefstal heeft doen
voorafgaan en/ofvergezellen
en/of doen volgenvan geweld en
/ofbedreiging met geweld tegen die [slachtoffer1] en/of [slachtoffer2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal
voor te bereiden,gemakkelijk te maken en/of om
bij betrapping op heterdaadaan zichzelf en/of aan haar mededader
shetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
- de vogelkooi (met daarin voornoemde kanarie) heeft vastgepakt, en
/of
- ( met kracht) heeft gerukt/getrokken aan die vogelkooi, en
/of
- een op een vuurwapen gelijkend voorwerp heeft gericht
(gehouden)op die [slachtoffer1] en
/ofzwaaiende bewegingen heeft gemaakt met voornoemd op een vuurwapen gelijkend voorwerp, en
/of
- aan die [slachtoffer1]
en/of die [slachtoffer2]de woorden heeft toegevoegd "Geef me die vogel, geef me die vogel" en
/of- zakelijk weergegeven - dat die [slachtoffer1] en/of die [slachtoffer2]
de kooi metdie kanarie aan haar, verdachte, moesten geven,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
zij op
of omstreeks11 mei 2018 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie I onder 7º van de Wet wapens en munitie, gelet op artikel 3 onder a van de Regeling wapens en munitie, te weten een door de Minister van Justitie aangewezen voorwerp dat zodanig op een wapen gelijkt dat het voor bedreiging of afdreiging geschikt is, namelijk een nabootsing van een vuurwapen te weten een nabootsing van een pistool, welke door vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoon met een vuurwapen, namelijk een pistool van het merk Sig Sauer, type P229, voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
poging tot diefstal, vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en/of, aan zichzelf of andere deelnemers van het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op: