1.15.Creatie I heeft tot zekerstelling van de in de onderhavige zaak ingestelde vordering met verlof van de voorzieningenrechter beslag doen leggen op de bankrekening, onroerende zaken en huurinkomsten van [geïntimeerde] .
De procedure in eerste aanleg
2.In eerste aanleg heeft Creatie I gevorderd bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
voor recht te verklaren dat [geïntimeerde] aansprakelijk is voor de schade die Creatie I heeft geleden als gevolg van het door [geïntimeerde] op 29 maart 2011 uitgelokte bouwverbod, althans vanwege de weigering van [geïntimeerde] om gedurende zes jaar mee te werken aan de wijziging van de splitsingsakte, waardoor de renovatie van het gebouw medio 2011 niet kon worden voltooid;
de zaak te verwijzen naar de schadestaatprocedure om de door Creatie I geleden schade vast te stellen en [geïntimeerde] te veroordelen tot betaling van een voorschot van € 200.000,-;
met veroordeling van [geïntimeerde] in de proceskosten, de beslagkosten en de nakosten.
Creatie I heeft aan deze vordering ten grondslag gelegd dat [geïntimeerde] misbruik van recht heeft gemaakt door een bouwstop uit te lokken en vervolgens geen medewerking te verlenen aan de wijziging van de splitsingsakte. [geïntimeerde] heeft zich alleen op zijn rechten als appartementseigenaar beroepen om geld te krijgen en de procedures zijn alleen voor dat doel ingezet. [geïntimeerde] had er geen belang bij om zich tegen de bouw van een extra bouwlaag te verzetten, terwijl Creatie I door de frustratie van de bouw aanzienlijke schade leed. Het handelen van [geïntimeerde] is dan ook onrechtmatig. Daarnaast levert het handelen van [geïntimeerde] een tekortkoming op in de nakoming van zijn verplichtingen uit de koopovereenkomst. [geïntimeerde] wist dat er een derde bouwlaag op het gebouw zou komen en dat Creatie I het gebouw zou renoveren om dit door te kunnen verkopen. [geïntimeerde] heeft in strijd gehandeld met de tussen partijen geldende goede trouw door zich met een beroep op de (evident tijdelijke) splitsingsakte te verzetten tegen de bouw, uitsluitend met financiële doeleinden.
3. [geïntimeerde] heeft gemotiveerd verweer gevoerd en geconcludeerd tot afwijzing van de vorderingen. Hij heeft in reconventie opheffing van de beslagen gevorderd en een verklaring voor recht dat Creatie I aansprakelijk is voor de schade die [geïntimeerde] als gevolg van deze beslagen heeft geleden, met veroordeling van Creatie I in de proceskosten.
4. De rechtbank heeft de vorderingen van Creatie I afgewezen. Daarbij is overwogen dat [geïntimeerde] , gelet op het feit dat hij een deel van de kosten van onderhoud en herstel van de gemeenschappelijke delen moest dragen en gelet op de lekkages, geen misbruik heeft gemaakt van de aan hem toekomende bevoegdheid om in kort geding een bouwstop te vorderen danwel een vordering in te stellen tot vernietiging van de besluiten tot goedkeuring van de wijziging van de splitsingsakte. Het financieel gewin was niet het enige belang van [geïntimeerde] . Voorts was er naar het oordeel van derechtbank geen sprake van onrechtmatig handelen danwel een tekortkoming in de nakoming van de verplichtingen uit de koopovereenkomst aan de zijde van [geïntimeerde] . In reconventie is het verzoek tot opheffing van de gelegde beslagen toegewezen en is de gevorderde verklaring voor recht dat Creatie I aansprakelijk is voor de door [geïntimeerde] geleden schade ten gevolge van de onterechte beslagen wegens gebrek aan onderbouwing afgewezen. Creatie I is zowel in conventie als in reconventie in de proceskosten veroordeeld.
De procedure in hoger beroep
5.In hoger beroep heeft Creatie I gevorderd het vonnis te vernietigen en opnieuw rechtdoende, na wijziging van eis:
I. voor recht te verklaren dat [geïntimeerde] de bouwstop van 29 maart 2011 om oneigenlijke redenen heeft uitgelokt;
II. voor recht te verklaren dat [geïntimeerde] aansprakelijk is voor de door Creatie I geleden schade als gevolg van het door [geïntimeerde] op 29 maart 2011 uitgelokte bouwverbod, althans vanwege zijn weigering gedurende circa zes jaar te rekenen vanaf de datum dat het bouwverbod is ingegaan, te goeder trouw mee te werken aan de wijziging van de splitsingsakte, waardoor renovatie van het gebouw tot 2018 niet kon worden voltooid;
III. verwijzing naar een schadestaatprocedure om de omvang van de door Creatie I geleden schade vast te stellen;
IV. [geïntimeerde] te veroordelen tot betaling van een voorschot van € 200.000,-- althans een zodanig bedrag als het hof in goede justitie zal vermenen te behoren;
V. de toegewezen reconventionele vordering van [geïntimeerde] in eerste aanleg af te wijzen;
VI. [geïntimeerde] te veroordelen in de proceskosten in beide instanties, te vermeerderen met de wettelijke rente.
6.Creatie I voert daartoe tien grieven aan die – beknopt weergegeven – het volgende inhouden:
- grief 1: een negental voor de beoordeling relevante feiten is niet vastgesteld;
- grief 2: ten onrechte is [geïntimeerde] ’s opstelling na maart 2011 (niet meewerken aan de wijziging van de splitsingsakte) niet betrokken bij de beoordeling of [geïntimeerde] de bouwstop om oneigenlijke redenen had uitgelokt;
- grief 3: de rechtbank heeft onder r.o. 4.4 ten onrechte overwogen dat de daar genoemde aanpassingen voor de extra bouwlaag niet alleen Creatie I, maar ook [geïntimeerde] aangingen;
- grief 4: ten onrechte is de rechtbank ervan uitgegaan dat er geen sprake is van misbruik van recht gelet op de wettelijke verplichting in artikel 5:108 BW om de splitsingsakte en de tekeningen met elkaar in overeenstemming te brengen. Nu [geïntimeerde] wilde dat zijn breukdeel in de gemeenschap ongewijzigd zou blijven, heeft hij een beroep gedaan op een regel die niet is bedoeld om zijn subjectieve belang te beschermen. [geïntimeerde] is te kwader trouw: hij heeft er alles aan gedaan om de wijziging van de splitsingsakte tegen te houden, terwijl geen van zijn bezwaren betrekking hadden op een toename van de onderhoudskosten;
- grief 5: de rechtbank heeft onder 4.7 ten onrechte overwogen dat het ontvangen van de betaling niet het uitsluitende doel was;
- grief 6: ten onrechte heeft de rechtbank overwogen dat er geen sprake is van misbruik van recht omdat de besluiten tot wijziging van de splitsingsakte daadwerkelijk zijn vernietigd (r.o. 4.9);
- grief 7: Creatie I heeft – in tegenstelling tot hetgeen de rechtbank in r.o. 4.10 heeft overwogen – wel degelijk duidelijk aangegeven op welke wijze de concept splitsingsakte is aangepast;
- grief 8: de voorgaande grieven hebben hun weerslag op r.o. 4.11 waarin is geconcludeerd dat [geïntimeerde] niet onrechtmatig heeft gehandeld door in rechte een bouwstop uit te lokken en vervolgens de wijziging van de splitsingsakte te frustreren;
- grief 9: in r.o. 4.12 heeft de rechtbank ten onrechte overwogen dat [geïntimeerde] in zijn positie als appartementseigenaar op terechte gronden is opgekomen tegen de werkzaamheden en de besluiten tot wijziging van de splitsingsakte;
- grief 10: de beslagen zijn ten onrechte opgeheven en de vorderingen zijn ten onrechte afgewezen.
7.Samengevat stellen de grieven de vraag centraal of de handelwijze van [geïntimeerde] als (kleine) appartementseigenaar in strijd is met de contractuele goede trouw, misbruik van recht oplevert danwel in algemene zin onrechtmatig is jegens Creatie I.
8.[geïntimeerde] heeft volgens Creatie I zijn positie als appartementseigenaar zonder gerechtvaardigd belang gebruikt om de renovatie tegen te houden van het appartementsrecht van Creatie I. [geïntimeerde] heeft een bouwstop uitgelokt en geen medewerking verleend aan het wijzigen van de splitsingsakte. [geïntimeerde] had er geen belang bij om zich tegen een extra bouwlaag te verzetten en wilde uitsluitend extra winst maken door een vergoeding te verlangen, terwijl Creatie I veel schade door de handelwijze van [geïntimeerde] heeft geleden.
9.[geïntimeerde] heeft daartegen aangevoerd dat Creatie I niet de afgesproken renovatiewerkzaamheden, maar vergaande verbouwingsplannen heeft uitgevoerd die tot ernstige hinder en schade, waaronder lekkages, aan de garage van [geïntimeerde] hebben geleid. Omdat deze werkzaamheden zonder de benodigde vergunning en in strijd met de splitsingsakte en -tekeningen waren, heeft [geïntimeerde] zich verzet tegen de verdere werkzaamheden. Met succes heeft hij in kort geding een bouwstop afgedwongen en zijn besluiten van de VvE vernietigd.
10.Wat betreft het standpunt van Creatie I dat [geïntimeerde] misbruik heeft gemaakt van bevoegdheid overweegt het hof als volgt. Op grond van het bepaalde in artikel 3:13 lid 1 BW kan degene aan wie een bevoegdheid toekomt, haar niet inroepen voor zover hij haar misbruikt. In lid 2 is bepaald dat een bevoegdheid onder meer kan worden misbruikt door haar uit te oefenen met geen ander doel dan een ander te schaden of met een ander doel dan waarvoor zij is verleend of in geval men, in aanmerking nemende de onevenredigheid tussen het belang bij de uitoefening en het belang dat daardoor wordt geschaad, naar redelijkheid niet tot die uitoefening had kunnen komen.
11.Wanneer bovenstaande maatstaf wordt toegepast, komt het hof tot het oordeel dat in het onderhavige geval geen sprake is van misbruik van recht aan de zijde van [geïntimeerde] . Daartoe is volgende redengevend.
12.Anders dan Creatie I heeft betoogd, had [geïntimeerde] wel degelijk belang bij het aanvragen van de bouwstop. [geïntimeerde] heeft onbetwist gesteld dat het gehele dak, ook het gedeelte boven zijn garage, door Creatie I is verwijderd. Dit leidde tot ernstige wateroverlast, lekkages en schade aan de in de garage opgeslagen goederen. Door het slopen van een interne muur raakten goederen bovendien vervuild. Na diverse aanmaningen was de garage in november 2010 opnieuw waterdicht, maar volgens [geïntimeerde] nog steeds provisorisch afgedekt met een blauw zeil. Na onvruchtbaar gebleken overleg heeft [geïntimeerde] een kort geding aanhangig gemaakt. Uit de dagvaarding in kort geding blijkt dat [geïntimeerde] wenste te worden gevrijwaard van schade en wateroverlast, dat hij zijn garage wilde blijven gebruiken, dat hij wilde dat de werkzaamheden op een deugdelijke wijze zouden worden uitgevoerd vanwege zijn (mede) aansprakelijkheid als appartementseigenaar en dat hij niet wilde worden geconfronteerd met veel hogere onderhoudskosten zoals de plaatsing van een lift. [geïntimeerde] is door de kort geding rechter in het gelijk gesteld. In zijn vonnis heeft de rechter onder meer overwogen dat Creatie I in strijd met de artikelen 22 en 23 van het Reglement handelde door het gebouw zonder voorafgaande toestemming van de VvE van een extra bouwlaag te voorzien en constructieve wijzigingen door te voeren. De kort geding rechter heeft Creatie I verboden verdere werkzaamheden uit te voeren zonder rechtsgeldig besluit van de VvE en zonder rechtsgeldig opgemaakte akte tot wijziging van de vigerende splitsingsakte.
13.Aan Creatie I kan worden toegegeven dat bij een toewijzend vonnis sprake kan zijn van misbruik van recht door degene die de zaak aanhangig heeft gemaakt. Maar het is wel aan Creatie I om zodanige feiten en omstandigheden te stellen dat voldaan is aan het bepaalde in artikel 3:13 BW. In dit verband heeft Creatie I in haar tweede grief naar voren gebracht dat de rechtbank bij de beoordeling of [geïntimeerde] de bouwstop om oneigenlijke redenen had uitgelokt, ten onrechte [geïntimeerde] ’s opstelling na maart 2011 niet heeft betrokken. Latere gedragingen van [geïntimeerde] kunnen echter niet ten grondslag hebben gelegen aan [geïntimeerde] ’s eerdere – volgens Creatie I oneigenlijke – besluit om een bouwstop te vorderen. Voor zover Creatie I daarmee bedoelt dat uit latere gedragingen van [geïntimeerde] kan worden herleid dat ook de bouwstop destijds om oneigenlijke redenen is aangevraagd, volgt het hof het standpunt van Creatie I niet. Zoals hieronder zal blijken, heeft [geïntimeerde] zich ook gerechtvaardigd tegen de voorgestelde wijzigingen in de splitsingsakte verzet omdat hij als appartementseigenaar in zijn belangen werd geschaad. Niet valt in te zien waarom dit gerechtvaardigde verzet achteraf bezien de bouwstop als een misbruik van recht doet kwalificeren, ook niet als beide omstandigheden in onderlinge samenhang worden bekeken. [geïntimeerde] heeft er terecht op gewezen dat het feit dat hij wist van de plannen tot herontwikkeling door Creatie I geen “carte blanche” opleverde voor Creatie I. De tweede grief faalt derhalve. Voor zover Creatie I ter zitting een bewijsaanbod heeft gedaan om de Gemeente te horen over de bouwstop, wordt aan dit bewijsaanbod voorbij gegaan omdat er geen stellingen zijn die niet vaststaan en die, indien zij na bewijslevering zouden komen vast te staan, tot een ander oordeel dan hierboven weergegeven zouden kunnen leiden.
14.In aansluiting hierop dient ook de derde grief te falen. De wetenschap bij [geïntimeerde] over het aanbrengen van een extra bouwlaag – welke wetenschap [geïntimeerde] overigens gemotiveerd heeft betwist – staat aan [geïntimeerde] niet in de weg om op te komen voor zijn belangen.
Bovendien is een extra bouwlaag voor [geïntimeerde] van belang gelet op het feit dat hij gedeeltelijk meedraagt in de kosten van het onderhoud en herstel van de gemeenschappelijke delen. In dit verband merkt het hof op dat ook Creatie I onder randnummer 3.4.2 toegeeft dat een extra bouwlaag meer geveloppervlak met zich brengt en dat dit zal moeten worden onderhouden. Dat zijn kosten aan de gemeenschappelijke gedeelten en deze komen dus voor rekening van alle appartementseigenaren. Het bewijsaanbod van Creatie I dat [geïntimeerde] vooraf op de hoogte was van de extra bouwlaag zal als niet ter zake dienend terzijde worden gelegd, aangezien ook in het geval dat die wetenschap vast zou komen te staan, dit niet leidt tot een ander oordeel.
15.Volgens Creatie I ligt misbruik van recht eveneens besloten in [geïntimeerde] ’s weigering om mee te werken aan de door haar voorgestelde wijziging van de akte van splitsing. Volgens Creatie I betrof het geen wezenlijke toename van het bouwvolume, wist [geïntimeerde] van de plannen en betrof het slechts “tientjeswerk”. In dat licht bezien is het tegenhouden van de bouw onevenredig, aldus Creatie I. Anders dan Creatie I heeft gesteld, was er geen sprake van een algehele bouwstop totdat de splitsingsakte rechtsgeldig was gewijzigd. Uit het dictum van het vonnis van de kort geding rechter blijkt dat de bouwstop ziet op de aldaar omschreven werkzaamheden die in strijd waren met de splitsingsakte. Dat Creatie I alle werkzaamheden heeft gestaakt, kan niet aan [geïntimeerde] worden verweten. Uit de stukken blijkt dat [geïntimeerde] in april 2011 een eerste concept splitsingsakte heeft ontvangen. [geïntimeerde] heeft geweigerd om in te stemmen met de voorgestelde wijziging van de splitsingsakte en -tekening omdat deze niet aan de daaraan te stellen eisen voldeed. In de VvE is besloten om de akte conform het voorstel te wijzigen door een meerderheid van stemmen die in handen was van Creatie I, waarna [geïntimeerde] een procedure tot vernietiging aanhangig heeft gemaakt die heeft geleid tot een vernietiging van het genomen besluit. De kantonrechter heeft de vernietiging uitgesproken omdat het wijzigingsbesluit tot schade kan leiden voor [geïntimeerde] gelet op de uitbreiding van het oppervlakte en daarmee gepaard gaande verhoging van de kosten en mogelijke toekomstige schade. Tevens heeft de kantonrechter overwogen dat vernietiging niet nodig is als het mogelijke nadeel voor [geïntimeerde] in voldoende mate wordt weggenomen en heeft concreet uitgewerkt op welke onderdelen daarin tegemoet dient te worden gekomen. In dat kader overweegt het hof dat niet valt in te zien waarom [geïntimeerde] , mede gelet op zijn minderheidspositie, niet zou mogen opkomen voor zijn belangen en hij door dit wel te doen misbruik van recht zou maken. In artikel 5:108 BW is een verplichting neergelegd dat de splitsingsakte en de tekeningen met elkaar in overeenstemming behoren te zijn. Dat is in het belang van iedere appartementseigenaar, zowel van Creatie I als van [geïntimeerde] . Een eventueel meespelend subjectief belang aan de zijde van [geïntimeerde] maakt dat niet anders. De vierde grief faalt derhalve.
16.Creatie I heeft in haar vijfde grief aangevoerd dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat het ontvangen van een betaling niet het uitsluitende doel van [geïntimeerde] was. Het hof is echter van oordeel dat onvoldoende is aangetoond dat het [geïntimeerde] uitsluitend om geld te doen was. Creatie I heeft ter onderbouwing van zijn stellingen verwezen naar een gespreksverslag van 25 maart 2011. Uit de overgelegde stukken blijkt slechts dat [geïntimeerde] op diezelfde datum heeft gereageerd dat het verslag was geformuleerd als een eisenpakket aan zijn zijde en dat dit niet de strekking is geweest van het overleg. Ook uit de overige door Creatie I opgesomde (overigens door [geïntimeerde] betwiste) punten kan niet worden afgeleid dat het [geïntimeerde] uitsluitend ging om een vergoeding en dat hij om die reden zijn rechten als appartementseigenaar zou hebben misbruikt. Uit de stukken blijkt weliswaar dat partijen hebben gesproken over een vergoeding, maar ook dat dit een vergoeding betrof voor geleden schade of mogelijk nog te lijden schade. Zo heeft [geïntimeerde] gesteld dat hij ten gevolge van het handelen van Creatie I en de lekkages onder meer huurpenningen heeft gederfd en schoonmaak- en opslagkosten en advocaatkosten heeft moeten maken. Bovendien was er een risico dat [geïntimeerde] aansprakelijk zou zijn en schade zou lijden ten gevolge van de erfgrensoverschrijding tussen [perceel 4a] en [perceel 3] . Het door Creatie I geschetste beeld dat [geïntimeerde] betaling heeft geëist en dat het hem uitsluitend te doen was om een financiële vergoeding, wordt niet ondersteund door de stukken. Uit de stukken en de tussen partijen gevoerde procedures kan juist worden opgemaakt dat [geïntimeerde] meerdere gerechtvaardigde bezwaren had tegen de wijziging van de splitsingsakte en de werkzaamheden. Om tot een vergelijk te komen, ligt een alomvattende regeling waarin ook een compensatie voor geleden schade is verdisconteerd, voor de hand. Het hof kan onder die omstandigheden dan ook niet concluderen dat [geïntimeerde] misbruik heeft gemaakt van zijn positie. De vijfde grief faalt daarom.
17.Met de zesde grief komt Creatie I op tegen het oordeel van de rechtbank dat er geen sprake is van misbruik van recht aangezien de besluiten tot wijziging van de splitsingsakte zijn vernietigd. Creatie I heeft betoogd dat het enkele feit dat men een recht heeft om een beroep te doen op de vernietigbaarheid van besluiten niet betekent dat men het recht niet kan misbruiken.
Dit is juist en daarom heet het ook misbruik van bevoegdheid. De door Creatie I aangevoerde feiten en omstandigheden zijn echter onvoldoende om te oordelen dat voldaan is aan het bepaalde in artikel 3:13 BW.
18.Met betrekking tot de vraag of de conceptsplitsingsakte van 20 maart 2013 was aangepast in overeenstemming met de eisen van het rechtbankvonnis van 13 maart 2013 (grief 7) overweegt het hof als volgt. Niet alleen uit de beschikking van 13 maart 2013, maar ook uit een beschikking van 19 juni 2016 blijkt dat Creatie I onvoldoende rekening heeft gehouden met de door de kantonrechter gegrond geoordeelde bezwaren van [geïntimeerde] . De door de kantonrechter opgedragen wijzigingen zijn niet opgevolgd. Zo is in elk geval de vrijwaring niet verstrekt. Grief 7 faalt eveneens.
19.De achtste, negende en de tiende grief liggen in het verlengde van de vorige grieven. Deze grieven hebben geen zelfstandige betekenis en delen het lot van de overige grieven. De door Creatie I gelegde beslagen maken inbreuk op het recht van [geïntimeerde] en zijn, bij gebreke van een vordering dan ook onrechtmatig gelegd.
20.Voor zover Creatie I aan haar vorderingen als grondslag onrechtmatig handelen danwel strijd met de contractuele trouw heeft gelegd, overweegt het hof als volgt.
Bij het instellen van rechtsvorderingen ter bescherming van de eigen rechtspositie past een grote terughoudendheid bij het aannemen van zowel misbruik van (proces)recht als onrechtmatig handelen. Daarvan is pas sprake als het instellen van de vordering, gelet op de evidente ongegrondheid daarvan, in verband met de betrokken belangen van de wederpartij achterwege had behoren te blijven. Hiervan kan eerst sprake zijn als eiser zijn vordering baseert op feiten of omstandigheden waarvan hij de onjuistheid kende dan wel behoorde te kennen of op stellingen waarvan hij op voorhand moest begrijpen dat deze geen kans van slagen hadden. Van een dergelijke situatie is in het onderhavige geval geen sprake. [geïntimeerde] ondervond schade aan zijn garage, de bouwplannen van Creatie I waren strijdig met het reglement, de splitsingstekening was niet in overeenstemming met het bouwplan, de genomen besluiten in de VvE raakten [geïntimeerde] als appartementseigenaar en [geïntimeerde] mocht daarom ook opkomen voor zijn belangen. Deze belangen zijn in meerdere procedures in meerdere instanties vastgesteld hetgeen heeft geleid tot uitspraken ten gunste van [geïntimeerde] . Het standpunt van Creatie I dat [geïntimeerde] de bouw heeft verhinderd enkel vanwege financieel gewin kan daarom niet worden gevolgd. Onder die omstandigheden is er van onrechtmatig handelen of een schending van contractuele goede trouw die geldt tussen appartementseigenaren onderling, geen sprake.
21. Creatie I heeft geen belang (meer) bij zijn eerste grief, omdat het hof de feiten zelfstandig vaststelt, waarbij het hof bepaalt welke feiten het voor de beoordeling van het geschil van belang acht. Daarenboven overweegt het hof dat een aantal bezwaren, zoals onder ii, iv en ix, niet feiten betreffen maar stellingen die door [geïntimeerde] zijn betwist.
22. De conclusie luidt dat de grieven falen en dat het bestreden vonnis zal worden bekrachtigd. Bij deze uitkomst past dat Creatie I in de proceskosten, ook in dit hoger beroep, zal worden veroordeeld. Tevens zal worden bepaald dat Creatie I, zoals gevorderd, de nakosten dient te betalen en dat over de te vergoeden kosten bij niet (tijdige) betaling wettelijke rente verschuldigd zal zijn.