Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
ONDERNEMINGSRAAD BEDRIJFSVOERING BELASTINGDIENST,
Gerechtshof Den Haag
In deze zaak heeft de ondernemingsraad van de Belastingdienst (hierna: de OR) hoger beroep ingesteld tegen een beschikking van de kantonrechter, waarin het verzoek van de OR om de nietigheid van het besluit tot instelling van één gezamenlijke ondernemingsraad (de ORKO) voor de ondersteunende stafdiensten werd afgewezen. De OR betoogt dat de nieuwe medezeggenschapsstructuur in strijd is met de Wet op de ondernemingsraden (WOR) en dat de medewerkers onvoldoende vertegenwoordigd zijn. De Staat der Nederlanden, vertegenwoordigd door het Ministerie van Financiën, heeft in incidenteel hoger beroep betoogd dat de OR niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn verzoek. Het hof heeft vastgesteld dat de OR ontvankelijk is in zijn verzoek, maar dat de grieven van de OR in principaal hoger beroep niet slagen. Het hof oordeelt dat de gekozen medezeggenschapsstructuur bevorderlijk is voor een goede toepassing van de WOR en dat de OR onvoldoende heeft onderbouwd dat de ORKO niet effectief kan optreden. De bestreden beschikking van de kantonrechter wordt bekrachtigd.