ECLI:NL:GHDHA:2020:974
Gerechtshof Den Haag
- Rekestprocedure
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening partneralimentatie in hoger beroep met betrekking tot dga en uitkeringstest
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 27 mei 2020 uitspraak gedaan in een hoger beroep betreffende een verzoek tot het treffen van voorlopige voorzieningen in het kader van partneralimentatie. De man, die als directeur-grootaandeelhouder (dga) van een vennootschap fungeert, heeft verzocht om wijziging van de partneralimentatie die hij aan de vrouw dient te betalen. De man heeft aangevoerd dat hij door de coronacrisis geen dividend meer kan uitkeren en zijn salaris heeft moeten verlagen naar het minimale gebruikelijke loon voor een dga. Het hof heeft vastgesteld dat de man onvoldoende bewijs heeft geleverd dat zijn vennootschap in financiële nood verkeert en dat hij niet in staat is om partneralimentatie te betalen. Het hof heeft de voorlopige bijdrage in de kosten van het levensonderhoud van de vrouw op nihil gesteld, aangezien de draagkracht van de man negatief is. De beslissing is genomen met inachtneming van de dwingendrechtelijke bepalingen van het Burgerlijk Wetboek, waaronder de uitkeringstest van artikel 2:216 lid 3 BW. De proceskosten zijn gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.