ECLI:NL:GHDHA:2020:873
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Aansprakelijkheid van vennoot voor belastingverplichtingen van de VOF
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 21 april 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over de aansprakelijkheid van een vennoot voor belastingverplichtingen van de vennootschap onder firma (VOF). De belanghebbende, die vennoot was van de VOF, werd door de Ontvanger aansprakelijk gesteld voor een naheffingsaanslag omzetbelasting van € 63.664, die betrekking had op het eerste kwartaal van 2016. De belanghebbende betwistte de aansprakelijkheid en stelde dat hij op het moment van de naheffingsaanslag geen vennoot meer was, omdat hij zich had uitgeschreven bij de Kamer van Koophandel. Het Hof oordeelde echter dat de belanghebbende hoofdelijk aansprakelijk was op grond van artikel 33 van de Invorderingswet 1990 (IW), omdat de naheffingsaanslag was opgelegd voor een periode waarin hij nog vennoot was en onbeperkt bevoegd was. Het Hof concludeerde dat de belanghebbende niet had aangetoond dat het niet aan hem te wijten was dat de belasting niet was voldaan, en dat hij zich na de naheffingsaanslag nog als vennoot had gedragen. De uitspraak van de Rechtbank werd bevestigd, en het hoger beroep van de belanghebbende werd ongegrond verklaard.