Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
arrest van 12 mei 2020
Otolift Trapliften B.V.,
Smienk Trapliften B.V.,
Het geding
Beoordeling van het hoger beroep
(…) mensen wel eens huilend aan de lijn hebben, omdat ze een onveilig gevoel hebben, omdat ze de lift niet durven te gebruiken, omdat de blokjes niet goed zitten. Ze zegt dat jullie geen maatwerk regelen en dat je het pas maakt met blokjes en die kunnen dan los gaan, die helemaal niet passend zijn.”
"Bij het driejarig bestaan vorig
- voor recht verklaard dat Otolift onrechtmatig heeft gehandeld jegens Smienk door in telefoongesprekken met klanten afbrekende mededelingen te doen over Smienk;
- Otolift op straffe van een dwangsom bevolen op de homepage van haar website gedurende vier weken de volgende rectificatie te plaatsen:
Bij vonnis van 28 februari 2018 heeft de rechtbank Den Haag vastgesteld dat Otolift Trapliften B.V. onrechtmatig heeft gehandeld door in gesprekken met potentiële klanten afbrekende mededelingen te doen over Smienk Trapliften B.V.De rechtbank heeft ons bevolen deze mededeling op onze website openbaar te maken.
principaal appelheeft Otolift geconcludeerd, kort gezegd, tot vernietiging van het bestreden vonnis, tot afwijzing van de vorderingen van Smienk in conventie en toewijzing van de vorderingen van Otolift in reconventie, alsmede tot veroordeling van Smienk tot terugbetaling van € 9.225,37 met wettelijke rente en veroordeling van Smienk in de proceskosten met rente.
voorwaardelijk incidenteel appelheeft Smienk, voor het geval in het principaal appel enige grief doel treft aangaande de grondslag van de vorderingen, dan wel aangaande de toewijzing van enige vordering aan Smienk in eerste aanleg, geconcludeerd tot bevestiging van het bestreden vonnis, eventueel onder aanvulling van gronden, met veroordeling van Otolift in de proceskosten.
PbEGL 290). Nadien heeft codificatie plaatsgevonden in Richtlijn 2006/114/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 inzake misleidende reclame en vergelijkende reclame (
PbEUL 376) (hierna: de Richtlijn). Art. 6:194a BW dient te worden uitgelegd in het licht van de Richtlijn (‘richtlijnconform’). Art. 2 onder a van de Richtlijn omschrijft reclame als “iedere mededeling bij de uitoefening van een commerciële, industriële of ambachtelijke activiteit (…) ter bevordering van de afzet van goederen of
Kamerstukken II2000/01, 27619, 3, p. 12) zou kunnen worden afgeleid dat de regering van een ander standpunt is uitgegaan, moet daaraan in het licht van de ruime omschrijving in de Richtlijn worden voorbijgegaan. Overigens wordt ook in de memorie van toelichting direct voor de aangehaalde woorden gewezen op de omschrijving uit de Richtlijn en wordt op die plaats voorts opgemerkt dat wie zich in een brief richt tot een aantal mogelijke afnemers en daarin zijn bedrijf of product vergelijkt met dat van een ander, vergelijkende reclame bedrijft.