In deze zaak, die betrekking heeft op een effectenleaseovereenkomst tussen [appellant] en Dexia Nederland B.V., heeft het Gerechtshof Den Haag op 21 april 2020 een tussenarrest gewezen. De zaak is eerder behandeld in een tussenarrest op 3 september 2019, waarin Dexia werd toegelaten tot tegenbewijs tegen de stellingen van [appellant]. Het hof heeft vastgesteld dat [appellant] geadviseerd is door Spaar Select om een effectenleaseovereenkomst te sluiten en dat Dexia op de hoogte was van dit advies. Tijdens het getuigenverhoor op 19 december 2019 heeft [appellant] verklaard dat hij op advies van een medewerker van Spaar Select de overeenkomst is aangegaan, met de belofte dat hij zijn hypotheken zou kunnen aflossen en geld over zou houden.
Het hof heeft in zijn beoordeling geconcludeerd dat er sprake is geweest van een geïndividualiseerd advies, wat betekent dat Dexia niet kon volstaan met de stelling dat het enkel om de presentatie van een product ging. De getuigenverklaring van [appellant] werd als geloofwaardig beschouwd en het hof oordeelde dat Dexia niet in staat was het tegenbewijs te leveren dat het advies niet op de persoonlijke situatie van [appellant] was toegesneden. Het hof heeft vastgesteld dat Dexia niet heeft voldaan aan haar zorgplicht en dat er geen ruimte is voor eigen schuld bij de schadeberekening.
Uiteindelijk heeft het hof de vorderingen van Dexia afgewezen en Dexia veroordeeld in de proceskosten. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van financiële instellingen bij het geven van advies en de noodzaak om te voldoen aan de wettelijke vereisten voor het verstrekken van beleggingsadvies.