Uitspraak
1.Het verloop van het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De feiten
4.De omvang van het geschil
5.De motivering van de beslissing
€ 342,-
€ 342,-
Gerechtshof Den Haag
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 25 maart 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over de wijziging van kinder- en partneralimentatie. De man, die in hoger beroep was gekomen, had bezwaar tegen de door de rechtbank Rotterdam vastgestelde ingangsdatum van de kinderalimentatie, welke was vastgesteld op 1 mei 2018. Hij stelde dat de ingangsdatum 4 december 2018 moest zijn, de datum waarop zijn verzoekschrift was ingediend. De vrouw had in incidenteel hoger beroep verzocht om een verhoging van de kinderalimentatie en om partneralimentatie vast te stellen. Het hof oordeelde dat de man onvoldoende draagkracht had om volledig in de kosten van de kinderen te voorzien, maar dat hij wel draagkracht overhield voor partneralimentatie. Het hof heeft de ingangsdatum van de kinderalimentatie vastgesteld op 4 december 2018 en de hoogte van de kinderalimentatie per kind bepaald op € 335,- per maand voor de periode van 4 december 2018 tot 1 december 2019, en € 452,- per maand per kind vanaf 1 december 2019. De partneralimentatie werd vastgesteld op € 443,- per maand, met ingang van 25 maart 2020. Het hof heeft de beschikking van de rechtbank gedeeltelijk vernietigd en de proceskosten in hoger beroep gecompenseerd.