Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
arrest van 14 april 2020
Allianz Benelux N.V.,
Allianz Nederland Schadeverzekering N.V.,
Amlin Insurance SE,
Amlin Europe N.V.,
Gemeente Utrecht,
Het geding
Beoordeling van het hoger beroep
toepassen.
€ 338.230,--
Voor zover het IBU ten opzichte van Opdrachtgevers schadeplichtig is, geldt dat de rechtbank ten onrechte niet heeft onderkend dat (artikel 10.1, 10.2, 18.4 en 18.6 van) de Polisvoorwaarden aan dekking in de weg staan (grief II).
Tot slot stellen Verzekeraars zich op het standpunt dat de rechtbank de schade op onjuiste wijze heeft vastgesteld (grief III).
(mede-)opdrachtgever IBU aansprakelijk heeft gehouden.
Indien een verzekering tegen aansprakelijkheid bepaalde erkenningen door de verzekerde verbiedt, heeft overtreding van dat verbod geen gevolg voor zover de erkenning juist is.Dat IBU/de Gemeente jegens Opdrachtgevers aansprakelijk was, omdat IBU bij de uitvoering van de aan haar verstrekte opdracht(en) een fout heeft gemaakt, staat tussen partijen niet ter discussie. De erkenning van aansprakelijkheid kan IBU/de Gemeente dus ook daarom niet worden tegengeworpen.
niet is gestartop basis van een bestek waarvan de Aannemer de gebrekkigheid kende, maar voor welke gebrekkigheid hij niet had gewaarschuwd. Het niet waarschuwen door de Aannemer – zou al van een waarschuwingsplicht sprake zijn – heeft dus niet de gevolgen gehad die artikel 7:754 BW beoogt te voorkomen, namelijk dat werkzaamheden worden uitgevoerd op basis van een gebrekkig bestek en hierdoor schade ontstaat. De schade die in de onderhavige zaak centraal staat, is ontstaan door de fout van IBU en hiermee samenhangend de inadequate directievoering, waardoor het Project vertraging heeft opgelopen.
€ 738.800,--.
Voor het oordeel dat IBU/de Gemeente bij het treffen van de schikking met Opdrachtgevers als prudent verzekerde heeft gehandeld, is tot slot van belang dat de eigen deskundige van Verzekeraars de voor vergoeding in aanmerking komende schade heeft getaxeerd op in totaal € 3.096.877,--, derhalve een aanzienlijk hoger bedrag dan het bedrag dat IBU/de Gemeente op basis van de schikking met Opdrachtgevers aan hen heeft betaald. In een door IBU/de Gemeente en Opdrachtgevers ondertekend overzicht van april 2014 hebben partijen de vertragingsschade als gevolg van de tekortkoming van IBU vastgesteld op een totaalbedrag van € 3.373.744,-- exclusief btw (productie 33 van de Gemeente bij de antwoordakte na comparitie in eerste aanleg). Blijkens de verklaring van [naam 2] van 4 november 2015 hield de (mondelinge) schikking tussen partijen in dat van dit totale schadebedrag 50% wordt gedragen door Opdrachtgevers en 50% door IBU/de Gemeente (productie 34 van de Gemeente bij de antwoordakte na comparitie in eerste aanleg). IBU/de Gemeente heeft dus op grond van de schikking een bedrag van € 1.686.872,-- aan Opdrachtgevers betaald, zoals ook blijkt uit de overgelegde facturen met de eindafrekening van het Project die de Gemeente aan het Universitair Medisch Centrum, de Universiteit Utrecht en de Stichting Hogeschool Utrecht heeft gestuurd, waarin die schikking is verwerkt.
€ 7.712,-- (zijnde slechts 2 punten in tarief VIII). De gevorderde wettelijke rente over dit bedrag is toewijsbaar als hierna te melden.