1.8.Volgens de memorie van antwoord is het gehuurde na het bestreden vonnis, op 14 mei 2018, ontruimd.
2. Haag Wonen heeft bij inleidende dagvaarding gevorderd, kort samengevat, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad: 1) de ontbinding van de huurovereenkomst en 2) de veroordeling van [appellant] tot ontruiming en 3) de veroordeling van [appellant] tot betaling van € 453,91 voor elke maand dat [appellant] het gehuurde na 1 december 2017 nog in het bezit zal houden, met 4) veroordeling van [appellant] in de kosten van de procedure. Haag Wonen heeft hieraan ten grondslag gelegd dat [appellant] in strijd met de bedoeling en strekking van de huurovereenkomst handelt door de woning niet alleen voor zichzelf als woonruimte te gebruiken en door de woning geheel of gedeeltelijk, al dan niet tegen betaling, aan anderen in huur of gebruik af te staan. Volgens Haag Wonen heeft [appellant] zich niet als goed huurder gedragen en is ontbinding van de huurovereenkomst gerechtvaardigd. [appellant] heeft verweer gevoerd en geconcludeerd tot afwijzing van de vorderingen.
3. De kantonrechter heeft de vorderingen bij het bestreden vonnis toegewezen.
4. In appel vordert [appellant] vernietiging van het bestreden vonnis en alsnog afwijzing van het gevorderde, met veroordeling van Haag Wonen in de proceskosten. De grief van [appellant] houdt in dat de kantonrechter ten onrechte heeft geoordeeld dat [appellant] tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst door de woning in gebruik te geven aan derden. Haag Wonen heeft gemotiveerd verweer gevoerd en geconcludeerd tot bekrachtiging van het bestreden vonnis met veroordeling van [appellant] in de proceskosten.
5. De grief faalt. Haag Wonen heeft voldoende onderbouwd en [appellant] heeft onvoldoende (gemotiveerd) betwist dat [appellant] de woning aan (minstens één en mogelijk meer) derden in gebruik heeft gegeven. Zoals uit de feitenweergave blijkt heeft Haag Wonen rapportages in het geding gebracht van inspecteurs van de afdeling Haagse Pandbrigade, DSO, de Gemeente Den Haag en haar eigen medewerkers. Deze rapportages ondersteunen de stelling van Haag Wonen over het aan derden in gebruik geven. Zo heeft [appellant] volgens het verslag van juni 2016 zelf verklaard een kamer aan [betrokkene 1] te verhuren en hebben [betrokkene 2] en [betrokkene 1] volgens het verslag van september 2017 verklaard dat zij tegen betaling een kamer van [appellant] te huren in de woning. Niet in geschil is dat de huurovereenkomst dit verbood.
6. [appellant] voert aan dat de door Haag Wonen in het geding gebrachte verslagen en meldingen gedateerd zijn (dat wil zeggen: al van langer geleden) en dat geen (getekende) verklaringen zijn overgelegd van de personen die in het gehuurde zijn aangetroffen. Dit verweer overtuigt niet. Op zich is juist dat het oudste verslag in het dossier van september 2014 is, dus ruim drie jaar vóór de inleidende dagvaarding van november 2017, maar in het dossier bevinden zich ook meldingen en verslagen uit 2015, 2016 en 2017. Het meest recente verslag is van september 2017, dus van slechts twee maanden voor de inleidende dagvaarding. Het hof heeft daarnaast geen enkele aanleiding te twijfelen aan het waarheidsgehalte van de verslagen (waarvan één overigens op ambtseed is opgemaakt), temeer niet omdat [appellant] niet concreet aangeeft op welke punten de constateringen niet zouden kloppen. Van [appellant] mocht bijvoorbeeld op zijn minst worden verwacht dat hij zou reageren op de bevindingen ten aanzien van de heer [betrokkene 1]. Hij heeft dit echter nagelaten en ontkent ook niet dat hij tijdens de controle in 2016 zelf heeft verklaard dat hij een kamer aan deze [betrokkene 1] verhuurde (zie onder 1.4. en 1.7.).
7. [appellant] voert ook nog aan dat een klacht als bedoeld in artikel 6:89 BW ontbreekt, dat Haag Wonen de gestelde tekortkomingen kennelijk heeft gedoogd en dat [appellant] niet in de gelegenheid is gesteld zijn kant van het verhaal te doen. Ook deze verweren slagen niet. Een klacht ex artikel 6:89 BW was niet vereist, reeds niet omdat de verboden onderhuur niet meer ongedaan gemaakt kon worden voor het verleden. Van gedogen is geen sprake, laat staan dat Haag Wonen haar rechten zou hebben verwerkt, mocht [appellant] dat bedoelen. Het enkele feit dat Haag Wonen niet eerder bij [appellant] aan de bel heeft getrokken, is daarvoor onvoldoende. Haag Wonen heeft verklaard dat zij een dossier wilde opbouwen en dat stond haar vrij. [appellant] legt ook niet uit waarom hij door de gang van zaken in zijn belangen is geschaad. Hij heeft bovendien wel degelijk de kans gekregen zijn kant van het verhaal te doen, reeds tijdens de controle in 2016 en later nog eens op het kantoor van Haag Wonen in 2017, vlak voordat de dagvaarding werd uitgebracht.
8. De conclusie luidt dat het appel faalt en dat het bestreden vonnis zal worden bekrachtigd. Bij deze uitkomst past dat [appellant] in de kosten van Haag Wonen in appel zal worden veroordeeld. Deze proceskostenveroordeling zal uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard, zoals door Haag Wonen gevorderd.