In deze zaak heeft Mobelli Contract Seating B.V. op 30 december 2019 een schriftelijk verzoek tot wraking ingediend tegen mr. J.E.H.M. Pinckaers, rolraadsheer en raadsheer-commissaris, naar aanleiding van een comparitie die op 29 november 2019 heeft plaatsgevonden in een hoger beroep tussen Mobelli en Dura Vermeer Bouw Heyma B.V. Mobelli was van mening dat de uitlatingen van mr. Pinckaers tijdens de comparitie een voorzet gaven aan Dura Vermeer, wat de schijn van partijdigheid zou wekken. De wrakingskamer heeft de mondelinge behandeling van het verzoek vastgesteld op 15 januari 2020, waarbij zowel Mobelli als mr. Pinckaers en Dura Vermeer aanwezig waren.
Tijdens de zitting heeft mr. Mensink, de advocaat van Mobelli, het wrakingsverzoek toegelicht. De gronden van het verzoek omvatten onder andere de vermeende onterechte weigering van een akte door het hof, die Mobelli had ingediend, en de suggestie van mr. Pinckaers dat Mobelli niet had geleverd aan Dura Vermeer. De wrakingskamer heeft echter geoordeeld dat de aangevoerde gronden niet voldoende waren om te concluderen dat er sprake was van partijdigheid of vooringenomenheid van mr. Pinckaers. De kamer benadrukte dat rechterlijke beslissingen op zich geen grond voor wraking kunnen zijn en dat de motivering van de beslissingen van mr. Pinckaers niet de schijn van vooringenomenheid wekte.
Uiteindelijk heeft de wrakingskamer het verzoek tot wraking afgewezen, met de conclusie dat er geen objectieve aanwijzingen waren voor de vrees van Mobelli dat mr. Pinckaers partijdig zou zijn. De beslissing is genomen door de meervoudige kamer en is op 22 januari 2020 openbaar uitgesproken.