Uitspraak
Gerechtshof Den Haag
Arrest
[verdachte],
BESLISSING
1.500,00 (één duizend vijfhonderd euro).
betaling aan de Staatter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel van een bedrag van
€ 1.500,00 (één duizend vijfhonderd euro).
Gerechtshof Den Haag
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 19 maart 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag. De betrokkene, geboren in 1991, was eerder veroordeeld voor opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet en had een taakstraf en gevangenisstraf opgelegd gekregen. In de ontnemingszaak was de betrokkene verplicht gesteld om een bedrag van € 3.500,00 te betalen aan de Staat ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. De politierechter had dit bedrag vastgesteld op basis van de vordering van het Openbaar Ministerie. De betrokkene ging in hoger beroep tegen dit vonnis.
Tijdens de zitting in hoger beroep op 5 maart 2020 heeft de betrokkene verklaard dat hij tussen de € 1.500,00 en € 2.500,00 winst had genoten uit zijn strafbare activiteiten. Het hof heeft deze verklaring in overweging genomen en besloten het wederrechtelijk verkregen voordeel vast te stellen op € 1.500,00. Het hof oordeelde dat het eerdere vonnis niet in stand kon blijven en heeft de betalingsverplichting van de betrokkene verlaagd naar dit bedrag. Het hof heeft daarbij artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht toegepast.
De beslissing van het hof houdt in dat de betrokkene nu verplicht is om € 1.500,00 aan de Staat te betalen. Het hof heeft ook de duur van de gijzeling bepaald die ten hoogste kan worden gevorderd op 30 dagen. Dit arrest is uitgesproken in aanwezigheid van de griffier en is ondertekend door de rechters, met uitzondering van mr. K.C.J. Vriend, die buiten staat was om te ondertekenen.