ECLI:NL:GHDHA:2020:487

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
19 maart 2020
Publicatiedatum
19 maart 2020
Zaaknummer
2200505618
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voorhanden hebben van professioneel vuurwerk in hoger beroep

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 19 maart 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Rotterdam. De verdachte was eerder veroordeeld tot een geldboete van € 250,00, subsidiair 5 dagen hechtenis, voor het voorhanden hebben of tot ontbranding brengen van professioneel vuurwerk, specifiek een handfakkel, op 22 april 2018 te Rotterdam. De advocaat-generaal had gevorderd dat het vonnis zou worden vernietigd en dat de verdachte opnieuw zou worden veroordeeld.

Tijdens de zitting in hoger beroep heeft de verdachte ontkend een handfakkel of ander vuurwerk te hebben vastgehouden. Het hof heeft het procesdossier en de verklaringen van de verdachte en de advocaat-generaal in overweging genomen. Het hof concludeert dat er onvoldoende bewijs is dat de verdachte daadwerkelijk professioneel vuurwerk voorhanden heeft gehad of tot ontbranding heeft gebracht, zoals bedoeld in het Vuurwerkbesluit. De bewijsvoering, waaronder het proces-verbaal van bevindingen en onduidelijke foto’s, was niet voldoende om tot een veroordeling te komen.

Daarom heeft het hof het vonnis waarvan beroep vernietigd en de verdachte vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten. Het hof heeft geoordeeld dat niet wettig en overtuigend bewezen is dat de verdachte het hem ten laste gelegde heeft begaan, en heeft de zaak opnieuw beoordeeld. De uitspraak is gedaan door een collegiaal hof, waarbij mr. K.C.J. Vriend buiten staat was om het arrest te ondertekenen.

Uitspraak

Rolnummer: 22-005056-18
Parketnummer: 83-195229-18
Datum uitspraak: 19 maart 2020
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

economische kamer

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Rotterdam van 18 december 2018 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [plats] op [geboortedag] 1997,
[adres]
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof op 5 maart 2020.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het hem ten laste gelegde veroordeeld tot een geldboete ter hoogte van € 250,00, subsidiair 5 dagen hechtenis.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 22 april 2018 te Rotterdam, tezamen en in vereniging met een (of meer) ander(en), althans alleen, opzettelijk, als een ander dan een persoon met gespecialiseerde kennis, professioneel vuurwerk, te weten, een handfakkel, voorhanden heeft gehad en/of tot ontbranding heeft gebracht.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het hem ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een geldboete ter hoogte van € 250,00, subsidiair 5 dagen hechtenis.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Vrijspraak
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij op 22 april 2018 aanwezig was bij de bekerfinale in De Kuip in Rotterdam. Hij ontkent een handfakkel (of ander vuurwerk) te hebben vastgehouden. Uit het verhandelde ter terecht zitting en uit het procesdossier blijkt niet dat - al aangenomen dat het de verdachte was die vuurwerk voorhanden of tot ontbranding heeft gehad - het professioneel vuurwerk zoals bedoeld in het Vuurwerkbesluit betrof. Het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant] d.d. 18 oktober 2018 en de (onduidelijke) foto’s waarop vuurwerk te zien zou zijn, acht het hof daarvoor niet voldoende.
Naar het oordeel van het hof is dan ook niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte is ten laste gelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit arrest is gewezen door mr. J.M. Reinking,
mr. E.C. van Veen en mr. K.C.J. Vriend,
in bijzijn van de griffier mr. C.M. Jellema.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 19 maart 2020.
mr. K.C.J. Vriend is buiten staat dit arrest te ondertekenen.