Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
1.Het geding in beide zaken
2.Feiten, verzoek en oordeel kantonrechter in beide zaken
primairwegens verwijtbaar handelen of nalaten van [geïntimeerde] (artikel 7:669 lid 3 aanhef en sub e BW) en te bepalen dat ABN AMRO op grond van artikel 7:673 lid 7 sub c BW geen transitievergoeding aan [geïntimeerde] verschuldigd is, en
subsidiairwegens een verstoorde arbeidsverhouding (artikel 7:669 lid 3 aanhef en sub g BW). In beide gevallen met veroordeling van [geïntimeerde] in de kosten van de procedure.
toevoeging hof) heeft ontvangen en tot terugbetaling van loon dat hij in de periode van 24 mei 2019 tot aan de datum van het eindigen van zijn arbeidsovereenkomst van ABN AMRO heeft ontvangen, te vermeerderen met de wettelijke rente;
primairde arbeidsovereenkomst op de kortst mogelijke termijn te ontbinden wegens verwijtbaar handelen of nalaten van [geïntimeerde] (artikel 7:669 lid 3 aanhef en sub e BW) en te bepalen dat ABN AMRO op grond van artikel 7:673 lid 7 sub c BW geen transitievergoeding aan [geïntimeerde] verschuldigd is, en
subsidiairwegens een verstoorde arbeidsverhouding (artikel 7:669 lid 3 aanhef en sub g BW). In beide gevallen met veroordeling van [geïntimeerde] in de kosten van de beide instanties.
primairom ABN AMRO niet-ontvankelijk te verklaren in haar hoger beroep, althans de beroepsgronden af te wijzen met veroordeling van ABN AMRO in de proceskosten in hoger beroep, bij uitvoerbaar bij voorraad verklaarde uitspraak.
Subsidiairverzoekt [geïntimeerde] in beide zaken, indien het hof het verzoek van ABN AMRO om de arbeidsovereenkomst alsnog te beëindigen toewijst, de ontbinding uit te spreken met inachtneming van tenminste vier kalendermaanden, onder toekenning van de transitievergoeding en een, in goede justitie te bepalen, billijke vergoeding, met veroordeling van ABN AMRO in de proceskosten.
3.De beoordeling van het hoger beroep in beide zaken
- i) de aanvraag op 8 juni 2018 in het interne banksysteem van betaalpassen voor [geïntimeerde] zelf en zijn partner, het indienen van een klacht via het interne banksysteem Siebel over teveel betaalde kosten en het bewerkstelligen van betaling van een kleine klantvergoeding van € 7,50 aan zijn partner,
- ii) de registratie in Siebel (en het invoeren van een i-form) op 19 september 2018 met betrekking tot een klacht over de GoldCard ten behoeve van de partner van [geïntimeerde], en
- iii) het raadplegen van de eigen rekeningen, rekeningen van gezinsleden, zijn ouders en buren (zonder een zakelijke aanleiding) in de periode van 28 december 2016 tot 27 september 2018 respectievelijk op 11 november 2015 en op 1 december 2015.
zonderzakelijke aanleiding op 11 november 2015 en 1 december 2015. [geïntimeerde] heeft immers niet weersproken dat hij - toen er rondom het aanvragen van nieuwe betaalpassen door zijn echtgenote het een en ander mis ging – via het interne systeem van ABN AMRO twee betaalpassen voor zijn echtgenote heeft aangevraagd, dat hij ten behoeve van zijn echtgenote tot tweemaal toe klachten in het interne banksysteem Siebel heeft aangemaakt en dat hij in Siebel heeft ingevoerd dat een kleine klantvergoeding van € 7,50 aan zijn echtgenote diende te worden uitbetaald. Voorts heeft [geïntimeerde] niet weersproken dat hij zonder zakelijke reden rekeninggegevens van zijn echtgenote, kinderen en ouders in het interne systeem heeft geraadpleegd. Het hof zal hiervan dan ook uitgaan.
ernstigverwijtbaar gehandeld. Het hof weegt in dit geval mee dat [geïntimeerde] geen kwade bedoelingen heeft gehad of met het oogmerk van financieel gewin heeft gehandeld en (spiegelbeeldig) dat ABN AMRO niet financieel is benadeeld. Bovendien is sprake van een lang dienstverband van 27 jaar waarbij [geïntimeerde] – naar hij onweersproken heeft gesteld – altijd goed heeft gefunctioneerd en van eerdere schending(en) van interne gedragsregels niet is gebleken. Nu geen sprake is van ernstig verwijtbaar handelen, is ABN AMRO een transitievergoeding aan [geïntimeerde] verschuldigd. Grond 3 faalt. [geïntimeerde] heeft geen concreet bedrag aan transitievergoeding verzocht. Het hof zal dan ook bepalen dat ABN AMRO de wettelijke transitievergoeding verschuldigd is. De transitievergoeding dient te worden berekend over de periode vanaf de datum van indiensttreding tot de datum waarop de arbeidsovereenkomst eindigt, zijnde 1 april 2020.
ernstigverwijtbaar heeft gehandeld. Het hof zal het verzoek van [geïntimeerde] om toekenning van een billijke vergoeding dan ook afwijzen.
opnieuw rechtdoende: