5.4Omdat [geïntimeerde] zich met zijn vorderingen beroept op de gevolgen van een huurovereenkomst voor de gehele woning, ligt het op zijn weg om het bestaan van een overeenkomst met dat exclusieve karakter voorshands aannemelijk te maken. Daartoe heeft hij het volgende aangevoerd:
- Volgens [geïntimeerde] wilde zijn vader definitief weg uit de woning omdat zij voor hem geassocieerd was met twee scheidingen en achterstallig onderhoud had, hij het niet kon vinden met de buren en hij dichter bij zijn werk in Rotterdam wilde wonen. Volgens [geïntimeerde] is zijn vader daarom in juni 2018 bij diens moeder ingetrokken, om vanuit daar naar een permanente woning elders te zoeken. [appellant] betwist dat. Hij wilde tijdelijk het huis uit omdat hij last had van de verbouwing en er spanningen waren ontstaan met zijn zoon. Hij vond het prima om elke dag met de metro naar Rotterdam te forenzen. Het was nooit zijn bedoeling om de woning definitief te verlaten en zich daar uit te schrijven, en het zou ook niet voor de hand hebben gelegen dat te doen zonder eerst een adequate vervangende woonruimte te hebben gevonden. Nu [geïntimeerde] zijn stellingen (tegenover de gemotiveerde betwisting van [appellant] ) niet nader heeft onderbouwd, gaat het hof daaraan voorbij.
- Daar komt bij dat volgens [geïntimeerde] de zolderverdieping, die zijn vader zegt op het oog te hebben gehad om daar na terugkeer te wonen, onbewoonbaar was. Hij heeft echter alleen gesteld dat de ruimte op die verdieping geen slaapkamer is, maar een opslagruimte vol met spullen, en dat de douche het niet deed. Daarmee heeft [geïntimeerde] echter naar het voorlopig oordeel van het hof nog niet aannemelijk gemaakt dat de zolderverdieping onbewoonbaar was.
- [geïntimeerde] heeft tegenover de betwisting door zijn vader ook niet voldoende aannemelijk gemaakt dat deze in juni 2018 al zijn meubilair uit de woning heeft verwijderd en dat de woning in de periode vanaf juni 2018 alleen of overwegend met de meubels van [geïntimeerde] was gemeubileerd. Hij heeft daartoe foto’s in het geding gebracht, maar heeft niet toegelicht welke meubels op die foto’s van hem zijn en welke van zijn vader.
- In eerste aanleg stelde [geïntimeerde] de retorische vraag waarom hij meer dan € 5.000,00 in de woning zou investeren als hij niet van plan zou zijn geweest om daar als enige en voor langere tijd te wonen, maar bij memorie van antwoord licht hij toe dat hij met zijn vader had afgesproken dat deze die investering in delen zou terugbetalen. Van een blijvende investering zijnerzijds is dus geen sprake.
- Ten slotte wijst [geïntimeerde] op het feit dat hij in de betrokken periode de nutslasten (gas, water, elektriciteit en internet) heeft betaald en dat de maandelijkse huur van € 600,00 hoger is dan de hypotheeklasten van zijn vader van € 558,33. Zijn vader wijst er echter op, dat hij naast de hypotheeklasten, ook de gemeentelijke belastingen en heffingen, de waterschapsbelasting, het abonnement bij de Energiewacht en de verzekering voor de woning betaalt en dat al deze kosten bij elkaar het bedrag van € 600,00 overstijgen. Nu [appellant] voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat het bedrag van € 600,00 niet kostendekkend was, kan het hof voorshands niet tot de conclusie komen dat het door [geïntimeerde] betaalde bedrag zag op de huur van de gehele woning.