ECLI:NL:RBROT:2018:9089

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
7 november 2018
Publicatiedatum
7 november 2018
Zaaknummer
7174541 VV EXPL 18-395
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurovereenkomst en geschil tussen vader en zoon over huurgenot en ontruiming

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 7 november 2018 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [naam eiser 1] junior en [naam gedaagde 1] senior, waarbij de kern van het geschil draait om de vraag of er sprake is van een huurovereenkomst voor de gehele woning. De kantonrechter oordeelt dat er inderdaad een huurovereenkomst bestaat, waardoor de vader, [naam gedaagde 1] senior, zich moet onthouden van feitelijke inbreuken op het huurgenot van zijn zoon, [naam eiser 1] junior. De vader mag de woning niet betreden zonder toestemming van de zoon, met uitzondering van het nakomen van onderhoudsverplichtingen. Daarnaast is de vader veroordeeld om zich binnen drie maanden uit te schrijven van het adres en de zolder te ontruimen binnen veertien dagen na betekening van het vonnis. De vorderingen van de zoon tot schadevergoeding zijn afgewezen, omdat deze onvoldoende onderbouwd waren. De vader is veroordeeld in de proceskosten van de zoon. In reconventie heeft de vader vorderingen ingesteld tegen de zoon, maar deze zijn afgewezen, omdat niet is komen vast te staan dat er sprake is van een tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 7174541 VV EXPL 18-395
uitspraak: 7 november 2018
vonnis in kort geding ex artikel 254 lid 5 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
[naam eiser 1],
wonende te [woonplaats eiser 1] ,
eiser in conventie,
gedaagde in reconventie,
gemachtigde: mr. C.N. Vethanayagam te Rotterdam,
tegen
[naam gedaagde 1],
zonder bekende woon- of verblijfplaats,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
gemachtigde: mr. A.I.J. Roorda-Visser te Rotterdam.
Partijen worden hierna aangeduid als “ [naam eiser 1] junior” en “ [naam gedaagde 1] senior”.

1.Het verloop van de procedure

1.1
De kantonrechter heeft kennis genomen van de volgende processtukken:
  • de dagvaarding, met producties;
  • de conclusie van eis in reconventie tevens overlegging producties in conventie en reconventie;
  • de fax houdende producties van 16 oktober 2018 zijdens [naam eiser 1] junior;
  • de fax houdende producties van 17 oktober 2018 zijdens [naam eiser 1] junior.
1.2
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 17 oktober 2018. Daarbij is [naam eiser 1] junior in persoon verschenen, vergezeld van mevrouw [naam moeder junior] (moeder) en de heer [naam broer junior] (broer), bijgestaan door genoemde gemachtigde. [naam gedaagde 1] senior is eveneens in persoon verschenen, vergezeld van mevrouw [naam zus senior] (zus) en mevrouw [naam moeder senior] (moeder) en bijgestaan door genoemde gemachtigde.
1.3
Beide gemachtigden hebben de standpunten met betrekking tot de eis in conventie en reconventie mondeling (nader) toegelicht aan de hand van pleitaantekeningen respectievelijk pleitnotities, die zijn overgelegd en door de kantonrechter aan het procesdossier zijn toegevoegd. Ook hebben partijen zelf de gelegenheid gehad een mondelinge toelichting te geven. Van hetgeen ter zitting is verhandeld, heeft de griffier aantekeningen gemaakt.
1.4
De kantonrechter heeft de uitspraak van dit vonnis bepaald op heden.

2.De vaststaande feiten

In het kader van de onderhavige procedure kan van de volgende vaststaande feiten worden uitgegaan.
2.1
[naam eiser 1] junior is de zoon van [naam gedaagde 1] senior.
2.2
[naam gedaagde 1] senior is eigenaar van de woning aan de [adres] te Spijkenisse (hierna: de woning).
2.3
De ex-vriendin van [naam gedaagde 1] senior is in maart 2018 met de kinderen uit de woning vertrokken.
2.4
[naam eiser 1] junior woont vanaf mei 2018 in de woning.
2.5
Van 17 april 2018 tot 16 juli 2018 heeft [naam eiser 1] junior verbouwingswerkzaamheden uitgevoerd in de woning.
2.6
[naam gedaagde 1] senior is op 1 juni 2018 uit de woning vertrokken en is bij zijn moeder gaan wonen.
2.7
Op 26 juni 2018, 1 augustus 2018, 29 augustus 2018 en 1 oktober 2018 heeft [naam eiser 1] junior een bedrag van € 600,00 overgemaakt naar de bankrekening van [naam gedaagde 1] senior met de omschrijving: “Huur woning [adres] , Spijkenisse”. In dit bedrag is telkens begrepen de huur voor de CV-ketel in de woning van € 50,00 per maand.
2.8
[naam eiser 1] junior betaalt vanaf 1 juni 2018 het gas, de elektra en het internet voor de woning. Tevens betaalt [naam eiser 1] junior vanaf augustus 2018 het waterverbruik. [naam gedaagde 1] senior betaalt met betrekking tot de woning de hypotheeklasten, gemeentelijke belastingen en heffingen, het abonnement bij de Energiewacht en de woonverzekering bij Centraal beheer.
2.9
Op 15 juni 2018 vindt - voor zover van belang - de volgende communicatie via WhatsApp plaats tussen [naam eiser 1] junior en [naam gedaagde 1] senior:
[naam eiser 1] junior: “Dag pa, ik ben een begin aan het maken voor het huurcontract. Als u er volgende keer bent kunt u dan kijken of u het er mee eens bent?”
[naam gedaagde 1] senior: “Nee begin maar. Neem ook er in op dat je over 2 jaar het huis gaat voorzien van kunststof kozijnen ed….”

3.Het geschil

in conventie
3.1
[naam eiser 1] junior heeft bij dagvaarding gevorderd in conventie bij vonnis in kort geding, uitvoerbaar bij voorraad:
I. [naam gedaagde 1] senior te veroordelen zich te onthouden van elke feitelijke inbreuk op het rustig en vreedzaam huurgenot van [naam eiser 1] junior van de door hem gehuurde woning aan de [adres] te Spijkenisse en [naam gedaagde 1] senior te verbieden de woning te betreden zonder toestemming van [naam eiser 1] junior, anders dan het nakomen van zijn onderhoudsverplichtingen waarom [naam eiser 1] junior heeft gevraagd en het bestaande huurregime te respecteren op straffe van een door [naam gedaagde 1] senior aan [naam eiser 1] junior te verbeuren dwangsom van € 3.000,00 per dag en keer dat [naam gedaagde 1] senior na betekening van dit vonnis jegens [naam eiser 1] junior in gebreke blijft;
II. [naam gedaagde 1] senior te veroordelen om zich binnen acht dagen na betekening van dit vonnis uit te schrijven van het adres [adres] te Spijkenisse met bewijslevering van deze uitschrijving aan [naam eiser 1] junior, op straffe van een door [naam gedaagde 1] senior aan [naam eiser 1] junior te verbeuren dwangsom van € 750,00 per dag voor iedere dag dat [naam gedaagde 1] senior, na ommekomst van acht dagen na betekening van dit vonnis, jegens [naam gedaagde 1] junior hiermee in gebreke blijft;
III. [naam gedaagde 1] senior te veroordelen tot ontruiming van de zolder in de woning binnen acht dagen na betekening van dit vonnis, op straffe van een door [naam gedaagde 1] senior aan [naam eiser 1] junior te verbeuren dwangsom van € 100,00 per dag voor iedere dag dat hij, na ommekomst van acht dagen na betekening van dit vonnis, jegens [naam eiser 1] junior hiermee in gebreke blijft;
IV. [naam gedaagde 1] senior te veroordelen om binnen acht dagen na betekening van dit vonnis een schadevergoeding van € 1.574,95 als gevolg van de binnenkomst te vergoeden;
V. [naam gedaagde 1] senior te veroordelen om binnen veertig dagen na betekening van dit vonnis een schadevergoeding van € 4.500,00 als gevolg van het bederf van het woongenot te betalen;
VI. [naam gedaagde 1] senior te veroordelen in de proceskosten.
3.2
Aan de vordering in conventie heeft [naam eiser 1] junior, naast de vaststaande feiten onder 2.2 tot en met 2.9 – zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang – het volgende ten grondslag gelegd.
Tussen partijen bestaat sinds 1 juni 2018 een mondelinge huurovereenkomst voor de gehele woning voor een huurprijs van € 600,00 per maand, inclusief een bedrag van € 50,00 voor de huur van de CV-ketel. [naam gedaagde 1] senior dient als verhuurder het woongenot van [naam eiser 1] junior als huurder te respecteren en zich te onthouden van het feitelijk inbreuk maken hierop. [naam gedaagde 1] senior heeft dit nagelaten en heeft naast het woongenot ook de privacy van [naam eiser 1] junior geschonden. [naam gedaagde 1] senior dient daarom een schadevergoeding van
€ 4.500,00 te betalen. Ook dient [naam gedaagde 1] senior de schade ad € 1.574,95 te vergoeden die hij heeft veroorzaakt bij het binnentreden van de woning. Om ervoor te zorgen dat [naam gedaagde 1] senior niet meer langs hoeft te komen voor de post en zijn spullen, dient hij zich uit te schrijven van het adres en de zolder te ontruimen. [naam eiser 1] junior heeft een spoedeisend belang bij zijn vorderingen, omdat zijn huurgenot wordt verstoord en de bezoeken van [naam gedaagde 1] senior aan [naam eiser 1] junior keer op keer uit de hand lopen. Daarnaast heeft [naam eiser 1] junior een spoedeisend belang voor de gevorderde schadevergoeding aangezien hij onvoldoende financiële middelen heeft de toegebrachte schade met spoed zelf te laten herstellen.
3.3
[naam gedaagde 1] senior heeft de vordering in conventie betwist en heeft daartoe – zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang – het volgende aangevoerd.
Het spoedeisend belang ontbreekt. Daartoe is onvoldoende gesteld. Niet is gebleken dat het bezoek van [naam gedaagde 1] senior aan [naam eiser 1] junior steeds leidt tot schade, geweld en bedreigingen. Tevens voldoet de vordering tot schadevergoeding niet aan de hoge eisen die daaraan in kort geding worden gesteld. De vordering dient daarom te worden afgewezen.
Er is primair sprake van een gebruiksovereenkomst voor een deel van de woning. Subsidiair is er sprake van hospitaverhuur. Tussen partijen is geen sprake van een (mondelinge) huurovereenkomst. Deze is niet tot stand gekomen, omdat partijen verschilden van mening over de inhoud van deze huurovereenkomst. [naam gedaagde 1] senior ging bij zijn moeder logeren om uit te rusten en daarna weer terug te keren naar de woning. Het is nooit de intentie geweest van [naam gedaagde 1] senior de woning te verhuren. [naam eiser 1] junior en [naam gedaagde 1] senior zouden samen gebruik maken van de woning.
Aangezien er geen sprake is van een huurovereenkomst voor de gehele woning en [naam eiser 1] junior en [naam gedaagde 1] senior samen in de woning zouden gaan wonen, betekent dit dat de vorderingen die zien op het verbod de woning te betreden, de ontruiming van de zolder en de uitschrijving van het adres van de woning moeten worden afgewezen. Daarnaast verzoekt [naam gedaagde 1] senior, indien de vorderingen van [naam eiser 1] junior worden toegewezen, de gevorderde dwangsommen niet op te leggen, dan wel te matigen en te maximeren. Ook verzoekt [naam gedaagde 1] senior, indien de ontruimingstermijn van de zolder op drie maanden te stellen en de termijn voor uitschrijven op minimaal acht maanden te stellen, aangezien [naam gedaagde 1] senior niet bij zijn moeder kan blijven wonen en dus op zoek moet naar woonruimte.
De gevorderde schadevergoeding dient te worden afgewezen. De gevorderde materiële schadevergoeding is onvoldoende onderbouwd, er is geen nieuw voor oud correctie toegepast en ook ontbreekt het causaal verband tussen de vermeende gedraging van [naam gedaagde 1] senior en de schade. De immateriële schadevergoeding is eveneens onvoldoende onderbouwd.
3.4
Op de overige stellingen van partijen zal hierna – voor zover relevant – nader worden ingegaan.
in reconventie
3.5
[naam eiser 2] senior heeft in reconventie gevorderd bij vonnis in kort geding, uitvoerbaar bij voorraad:
I. primair [naam gedaagde 2] junior te veroordelen de woonruimte binnen 10 dagen na betekening van dit vonnis, met al de zijnen en al het zijne te ontruimen en ontruimd te houden en onder afgifte van de sleutels ter vrije beschikking van [naam eiser 2] senior te stellen, zulks met machtiging van [naam eiser 2] senior om, zo nodig dit vonnis met behulp van de sterke arm ten uitvoer te leggen, eveneens op straffe van een dwangsom van
€ 1.000,00 per dag of gedeelte (althans een in goede justitie te bepalen) daarvan dat [naam gedaagde 2] junior niet aan zijn verplichting voldoet;
II. subsidiair [naam gedaagde 2] junior te veroordelen om direct na betekening van dit vonnis onder overhandiging van de sleutels onbelemmerde toegang aan [naam eiser 2] senior te verlenen tot de woning, op straffe van een dwangsom van € 1.000,00 per dag of gedeelte daarvan dat [naam gedaagde 2] junior niet aan zijn verplichting voldoet;
III. primair en subsidiair [naam gedaagde 2] junior te veroordelen in de kosten van dit geding.
3.6
Aan de vordering in reconventie heeft [naam vader] senior – zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang – het volgende ten grondslag gelegd.
Er is sprake van een spoedeisend belang aangezien partijen gezien de bekoelde relatie niet in één woning kunnen blijven wonen. Een snelle oplossing is dan ook noodzakelijk.
Primair: ongeacht of er sprake is van een huur- of gebruiksovereenkomst, schiet [naam zoon] junior tekort in de nakoming van zijn verbintenis. Deze tekortkoming rechtvaardigt de ontbinding en dus de ontruiming van de in gebruik genomen/gehuurde woning. De tekortkomingen zijn het zonder toestemming van [naam vader] senior uitvoeren van diverse verbouwingswerkzaamheden en het ernstig bedreigen van [naam vader] senior door [naam zoon] junior.
Subsidiair: [naam vader] senior heeft de (toegang tot de )woning nodig, omdat hij niet bij zijn moeder kan blijven wonen en [naam zoon] junior slechts een gedeelte van de woning gebruikt. Ook mag [naam vader] senior de woning niet zonder toestemming van de bank verhuren.
3.7
[naam zoon] junior heeft de vordering in reconventie betwist en heeft daartoe – zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang – het volgende aangevoerd.
Niet valt in te zien waarom [naam vader] senior geen bodemprocedure kan instellen om ontbinding van de huurovereenkomst te krijgen. Er is geen spoedeisend belang en de vordering dient reeds daarom te worden afgewezen.
De gestelde tekortkomingen worden betwist. De verbouwingswerkzaamheden zijn met toestemming van [naam vader] senior uitgevoerd. [naam vader] senior heeft [naam zoon] junior ook vergoedingen betaald voor de verbouwingswerkzaamheden. Van bedreiging is evenmin sprake. Mocht er wel sprake zijn van een tekortkoming, dan rechtvaardigt deze niet de ontbinding van de huurovereenkomst en dus niet de ontruiming.
3.8
Op de overige stellingen van partijen zal hierna – voor zover relevant – nader worden ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie en in reconventie
spoedeisend belang
4.1
De aard van de vorderingen in conventie respectievelijk in reconventie brengen met zich dat partijen ieder een spoedeisend belang hebben bij hun respectievelijke gevorderde voorzieningen, zodat zij in zoverre ontvankelijk zijn in hun vordering. Daarbij is eveneens van belang dat de relatie tussen partijen in ernstige mate is bekoeld en er een snelle oplossing noodzakelijk is.
4.2
In dit kort geding dient, mede op basis van hetgeen partijen naar voren hebben gebracht, te worden beoordeeld of de in deze zaak aannemelijk te achten omstandigheden een ordemaatregel vereisen dan wel of de vorderingen van [naam zoon] junior respectievelijk [naam vader] senior in een bodemprocedure een zodanige kans van slagen hebben dat het gerechtvaardigd is op de toewijzing daarvan vooruit te lopen door het treffen van een voorziening zoals gevorderd. Het navolgende behelst dan ook niet meer dan een voorlopig oordeel over het geschil tussen partijen.
in conventie voorts
huurovereenkomst?
4.3
De kern van het geschil spitst zich toe op de vraag of er sprake is van een huurovereenkomst met betrekking tot de hele woning.
4.4
Artikel 7:201 BW bepaalt dat huur de overeenkomst is waarbij de ene partij, de verhuurder, zich verbindt aan de andere partij, de huurder, een zaak of een gedeelte daarvan in gebruik te verstrekken en de huurder zich verbindt tot het verrichten van een tegenprestatie.
4.5
De kantonrechter overweegt in dat kader het volgende. Onbetwist is dat [naam zoon] junior de woning op 1 juni 2018 volledig in gebruik heeft genomen en [naam vader] senior op die datum uit de woning is vertrokken. Door [naam zoon] junior is voorts onweersproken gesteld dat de woning is ingericht met al zijn spullen en dat [naam vader] senior bij zijn vertrek op 1 juni 2018 diens grote meubels en bed uit de woning heeft verhuisd en zijn overige spullen op de zolder van de woning heeft opgeslagen.
[naam zoon] junior betaalt voor het gebruik van de woning een vergoeding van € 600,00 per maand. [naam vader] senior heeft ter toelichting hierop aangevoerd dat [naam zoon] junior die vergoeding aan hem betaalt om zo te leren om met geld om te gaan. Dit is door [naam zoon] junior betwist. Daarnaast heeft [naam vader] senior geen verklaring gegeven voor de hoogte van die vergoeding voor het door hem gestelde gebruik door [naam zoon] junior van slechts een deel van de woning, terwijl hij, [naam vader] senior, zelf aan maandelijkse hypotheeklasten € 558,33 voor de gehele woning betaalt.
Vast staat verder dat [naam zoon] junior naast het bedrag van € 600,00 per maand de volledige kosten voor gas, water, elektriciteit en internet voor de woning betaalt, terwijl [naam vader] senior naast de hypothecaire lasten slechts de zogenaamde eigenaarslasten betaalt. Ook op dit punt had het op de weg van [naam vader] senior gelegen, gelet op zijn verweer dat partijen de woning samen bewonen en [naam zoon] junior slechts een gedeelte van de woning in gebruik zou hebben en niet de hele woning, om toe te lichten waarom alleen [naam zoon] junior genoemde kosten betaalt. [naam vader] senior heeft (subsidiair) nog aangevoerd dat sprake is van hospitahuur, maar heeft dat verder niet onderbouwd; ook overigens is dat niet aannemelijk geworden, nu vast staat dat [naam zoon] junior de woning vanaf 1 juni 2018 alleen in gebruik heeft.
4.6
Gelet op het voorgaande is het naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter voldoende aannemelijk dat tussen partijen sprake is van een (mondelinge) huurovereenkomst met betrekking tot de gehele woning. Op het bestaan van een huurovereenkomst wijst ook het gesprek tussen partijen via de WhatsApp van 15 juni 2018 (hiervoor onder 2.9), waaraan niet af doet dat tussen partijen (nog) discussie bestaat over het al dan niet en binnen welke periode voorzien van de woning van een of meer kunststofkozijn(en).
Huurgenot, uitschrijven, ontruiming zolder
4.7
Een huurovereenkomst houdt in dat de verhuurder een exclusief recht aan de huurder geeft om de woning te gebruiken. Dit betekent onder meer dat de verhuurder niet zonder voorafgaande toestemming van de huurder in de woning dient te komen. De vordering onder I. wordt dan ook toegewezen, met dien verstande dat de te verbeuren dwangsom zal worden gematigd tot een bedrag van € 500,00 per overtreding met een maximum van € 5.000,00. De kantonrechter passeert daarmee het verzoek van [naam vader] senior om de gevorderde dwangsom niet toe te wijzen. Bij gebreke van een toezegging van [naam vader] senior vrijwillig aan het te wijzen vonnis te voldoen en gelet op de slechte verstandhouding tussen partijen acht de kantonrechter een dwangsom aangewezen. Dit zelfde geldt voor hetgeen hierna wordt overwogen.
4.8
[naam vader] senior heeft niet dan wel onvoldoende weersproken dat hij zich dient uit te schrijven van het adres van de woning om hetgeen onder 4.7 is overwogen te bewerkstelligen, zodat zijn post van (overheids)instanties niet meer bij de woning wordt bezorgd. De vordering onder II. wordt dan ook toegewezen, met dien verstande dat de te verbeuren dwangsom zal worden gematigd tot een bedrag van € 100,00 per dag dat hij niet voldoet aan een daartoe strekkende veroordeling, met een maximum van € 2.000,00.
Als onweersproken staat vast dat [naam vader] senior zich niet kan inschrijven op het adres van zijn moeder en daarom een nieuwe woning dient te zoeken. Om [naam vader] senior daartoe in de gelegenheid te stellen, wordt de termijn voor uitschrijving door de kantonrechter vastgesteld op 3 maanden na betekening van dit vonnis.
4.9
De spullen van [naam vader] senior staan opgeslagen op de zolderverdieping van de woning. Om hetgeen onder 4.7 is overwogen te bewerkstelligen dient [naam vader] senior de zolderverdieping te ontruimen. De vordering onder III. wordt dan ook toegewezen, met dien verstande dat de te verbeuren dwangsom van € 100,00 per dag voor iedere dag dat [naam vader] senior niet voldoet aan een daartoe strekkende veroordeling zal worden gemaximeerd tot een bedrag van € 2.000,00. Teneinde [naam vader] senior de gelegenheid te geven een ruimte te zoeken om zijn spullen op te slaan, wordt de termijn voor de ontruiming van de zolderverdieping door de kantonrechter vastgesteld op 14 dagen na betekening van dit vonnis.
schadevergoeding
4.1
Bij de beoordeling van een vordering tot betaling van een geldsom in kort geding, zoals de onderhavige vordering tot schadevergoeding, is terughoudendheid op zijn plaats. De voorzieningenrechter zal daarbij niet alleen hebben te onderzoeken of het bestaan van een vordering van de eiser op de gedaagde voldoende aannemelijk is, maar ook of daarnaast sprake is van feiten en omstandigheden die meebrengen dat uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening is vereist, terwijl de voorzieningenrechter in de afweging van de belangen van partijen mede zal hebben te betrekken de vraag naar - kort gezegd - het risico van onmogelijkheid van terugbetaling, welke risico kan bijdragen tot weigering van de voorziening. Deze drie criteria zijn communicerende vaten. Dit houdt in dat hoe zekerder de vordering, hoe minder het restitutierisico meeweegt en hoe sneller een voldoende spoedeisend belang aanwezig geacht mag worden.
4.11
[naam vader] senior heeft de door [naam zoon] junior gestelde schade gemotiveerd betwist. Zonder nadere bewijslevering, waarvoor in een kort geding procedure, gelet op de aard daarvan, in beginsel geen plaats is, valt niet vast te stellen wie van partijen gelijk heeft.
Dit betekent dat de vorderingen van [naam zoon] junior tot vergoeding van gestelde schade als gevolg van binnenkomst door [naam vader] senior en ter zake van gesteld bederf van woongenot onvoldoende aannemelijk zijn om - bij wijze van voorschot - te kunnen worden toegewezen.
De vorderingen zullen dan ook worden afgewezen.
4.12
[naam vader] senior zal als de partij die voor het grootste deel in het ongelijk wordt gesteld, worden veroordeeld in de kosten van dit kort geding in conventie, welke kosten tot aan deze uitspraak worden begroot op € 91,00 aan explootkosten, € 226,00 aan griffierecht en
€ 400,00 aan salaris voor de gemachtigde.
in reconventie voorts
ontruiming
4.13
[naam vader] senior heeft zich primair op het standpunt gesteld dat er sprake is van een tekortkoming in de nakoming van de tussen partijen gesloten (gebruiks)overeenkomst met betrekking tot de woning, die ontbinding van die overeenkomst en thans, in kort geding daarop vooruitlopend, ontruiming van de woning rechtvaardigt. [naam zoon] junior heeft de gestelde tekortkoming, gelegen in het zonder toestemming uitvoeren van verbouwingswerkzaamheden in de woning gemotiveerd betwist. Ook overigens is niet aannemelijk geworden dat de verbouwingswerkzaamheden in de woning zonder toestemming van [naam vader] senior hebben plaats gevonden, in tegendeel: [naam vader] senior heeft zelf gesteld (punt 7 conclusie van eis in reconventie) een deel van de kosten van de verbouwingswerkzaamheden aan [naam zoon] junior te hebben vergoed. Verder is niet gesteld of gebleken dat [naam vader] senior tussentijds op enig moment tegen [naam zoon] junior heeft gezegd te stoppen met de verbouwingswerkzaamheden. Pas nu, in deze procedure neemt [naam vader] senior het standpunt in dat de verbouwingswerkzaamheden zonder zijn toestemming zijn uitgevoerd.
4.14
Een tekortkoming, gelegen in ernstige bedreigingen door [naam zoon] junior is evenmin komen vast te staan. Partijen maken elkaar over en weer dit verwijt en betwisten zelf de aanstichter te zijn geweest. Niet kan worden vastgesteld wie op dit punt het gelijk aan zijn kant heeft.
4.15
Gelet op het voorgaande staat op voorhand onvoldoende vast dat sprake is van een tekortkoming. Daarmee is de kans groot dat de kantonrechter in de bodemprocedure de ontbinding van de huurovereenkomst zal afwijzen. De kantonrechter wijst de vordering tot ontruiming van de woning dan ook af.
Toegang tot woning
4.16
De huurovereenkomst houdt in dat de verhuurder een exclusief recht aan de huurder geeft om de woning te gebruiken. Gelet op hetgeen is overwogen onder 4.5 en 4.6 is er sprake van een huurovereenkomst voor de gehele woning, zodat [naam zoon] junior dit exclusieve recht bezit ten aanzien van de gehele woning. Het tegelijk onbelemmerd toegang tot de woning verlenen aan [naam vader] senior als verhuurder staat hier haaks op. Derhalve wordt de vordering strekkende tot het verlenen van onbelemmerde toegang tot de woning afgewezen. De stelling van [naam vader] senior dat hij de woning niet zonder toestemming van de bank mag verhuren wordt gepasseerd, omdat dit argument geen rol speelt in de relatie tussen partijen, maar ziet op de relatie tussen [naam vader] senior en zijn hypotheekgever.
4.17
[naam vader] senior zal als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van dit kort geding in reconventie worden veroordeeld, tot aan deze uitspraak begroot op € 400,00 aan salaris voor de gemachtigde.

5.De beslissing

De kantonrechter,
rechtdoende in kort geding:
in conventie
veroordeelt [naam gedaagde 1] senior zich te onthouden van elke feitelijke inbreuk op het rustig en vreedzaam huurgenot van [naam eiser 1] junior in de door [naam eiser 1] junior gehuurde woning aan de [adres] te Spijkenisse en verbiedt [naam gedaagde 1] senior de woning te betreden zonder toestemming van [naam eiser 1] junior, anders dan het nakomen van zijn onderhoudsverplichtingen wanneer [naam eiser 1] junior daarom heeft gevraagd en het bestaande huurregime te respecteren op straffe van een door [naam gedaagde 1] senior aan [naam eiser 1] junior te verbeuren dwangsom van
€ 500,00 per overtreding met een maximum van € 5.000,00;
veroordeeld [naam gedaagde 1] senior om zich binnen 3 maanden na betekening van dit vonnis uit te schrijven van het adres [adres] te Spijkenisse met bewijslevering van deze uitschrijving aan [naam eiser 1] junior, op straffe van een door [naam gedaagde 1] senior aan [naam eiser 1] junior te verbeuren dwangsom van € 100,00 per dag dat [naam gedaagde 1] senior geen gevolg geeft aan deze veroordeling, met een maximum van € 2.000,00;
veroordeeld [naam gedaagde 1] senior tot ontruiming van de zolderverdieping in de woning binnen
14 dagen na betekening van dit vonnis, op straffe van een door [naam gedaagde 1] senior aan [naam eiser 1] junior te verbeuren dwangsom € 100,00 per dag voor iedere dag dat [naam gedaagde 1] senior geen gevolg geeft aan deze veroordeling, met een maximum van € 2.000,00;
wijst de vordering ter zake van schadevergoeding als gevolg van binnenkomst van [naam gedaagde 1] senior af;
wijst de vordering ter zake van schadevergoeding als gevolg van bederf van het woongenot af;
veroordeeld [naam gedaagde 1] senior in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [naam eiser 1] junior vastgesteld op € 317,00 aan verschotten en € 400,00 aan salaris voor de gemachtigde;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
in reconventie
wijst de vordering af;
veroordeeld [naam eiser 2] senior in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [naam gedaagde 2] junior vastgesteld op € 400,00 aan salaris voor de gemachtigde;
Dit vonnis is gewezen door mr. K.J. Bezuijen en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
35386