ECLI:NL:GHDHA:2020:2945

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
10 november 2020
Publicatiedatum
7 maart 2024
Zaaknummer
200.227.424/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid voor brandschade door ontplofte gascontainers aan boord van een containerschip

In deze zaak gaat het om de aansprakelijkheid voor brandschade die is ontstaan door ontplofte gascontainers aan boord van een containerschip. De appellante, Airgas USA LLC, heeft een vordering ingesteld tegen de geïntimeerde, Universal Africa Lines Ltd. De kwestie draait om de vraag of de verkeerde stuwage van de gascontainers heeft bijgedragen aan de brand. Het hof heeft eerder een tussenarrest gewezen waarin deskundigen zijn benoemd om onderzoek te doen naar de oorzaak van de schade. In het vervolg van de procedure hebben partijen aktes genomen, maar zijn zij er niet in geslaagd om overeenstemming te bereiken over de deskundigen en de vragen die aan hen voorgelegd moeten worden. Het hof heeft vervolgens de deskundigen C.M.M. van der Zande en L.P. Masson benoemd om onderzoek te verrichten naar de gestelde vragen. De deskundigen dienen hun bevindingen te rapporteren en daarbij de normen van hun beroepsgroep in acht te nemen. Het hof heeft ook bepaald dat partijen de helft van de kosten van het deskundigenonderzoek moeten betalen. De zaak is aangehouden voor verdere beslissingen na het deskundigenbericht.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht
Zaaknummer : 200.227.424/01
Zaaknummer rechtbank : C/10/434781/HA ZA 13-1039
arrest van 10 november 2020
inzake
Airgas USA LLC,
gevestigd te Radnor, Pennsylvania, Verenigde Staten van Amerika,
appellante,
hierna te noemen: Airgas,
advocaat: mr. M. Verhagen te Rotterdam,
tegen
Universal Africa Lines Ltd.,
gevestigd te Limassol, Cyprus,
geïntimeerde,
hierna te noemen: UAL,
advocaat: mr. M.M. van Leeuwen te Rotterdam.

1.Het verdere verloop van geding in hoger beroep

Het hof verwijst naar het tussenarrest van 26 november 2019. Ingevolge dit tussenarrest hebben partijen op de 10 maart en 12 mei 2020 gelijktijdig aktes genomen, waarna het hof arrest heeft bepaald.

2.De verdere beoordeling

2.1
Het hof heeft in het tussenarrest van 26 november 2019, in verband met het voornemen van het hof om deskundigenvoorlichting te gelasten, partijen (alsnog) in de gelegenheid gesteld om over de persoon van de te benoemen deskundige(n) en de te formuleren vragen in overleg te treden en vervolgens bij gelijktijdig te nemen akte zo mogelijk een eenstemmig voorstel te doen, dan wel hun eventuele bezwaren tegen een of meer van de voorgestelde deskundigen te motiveren.
2.2
Partijen hebben van de gelegenheid gebruik gemaakt en in twee rondes (gelijktijdig) aktes genomen. Partijen zijn er evenwel niet in geslaagd (geheel) overeenstemming te bereiken over het aantal en de persoon van de te benoemen deskundige(n) en de aan deze(n) te stellen vragen.
De aan de deskundige(n) voor te leggen vragen
2.3
Het hof heeft kennis genomen van de door partijen in hun aktes voorgestelde (deels onderling afwijkende) wijzigingen in en aanvullingen op de vraagstelling aan de deskundige(n). Het hof neemt de voorgestelde wijzigingen en aanvullingen gedeeltelijk over.
2.4
Aldus worden aan de deskundige(n) de volgende onderzoeksvragen voorgelegd.
1. Oorzaak afblazen
a. a) Was op 25 juni 2011 sprake van een regelmatige voorziene (‘gecontroleerde’) vorm van afblazen (‘venting’) of van een onregelmatige (ongebruikelijke) gebeurtenis? Is automatisch afblazen bij overdruk in een isocontainer met ethyleengas een evenement dat hoe dan ook tijdens het vervoer aan boord van een zeeschip moet worden voorkomen of een regulier dan wel niet ongebruikelijk en (daardoor) voorzienbaar verschijnsel bij vervoer van ethyleengas?
b. Is het – los van eventuele partij-afspraken hieromtrent – gebruikelijk om de druk van een isocontainer met ethyleengas te monitoren tijdens de reis?
c. Is waarschijnlijk dat het gas is vrijgekomen (afgeblazen) door een beschadiging van de container of het vacuümsysteem van de container door de stuwadoors tijdens ladingoperaties? Zou de behandeling gedurende lading of lossing tot een ‘reduced holding time’ kunnen hebben geleid?
Waarop is dit oordeel gebaseerd? Zijn er aanwijzingen in de stukken die wijzen op een beschadiging of juist op het onbeschadigd zijn van de isocontainer?
d. Kunt u bij de beantwoording van de voorgaande vragen ingaan op het gegeven dat de tiende (niet verscheepte) container ging afblazen voordat deze geladen werd?
2. Omvang van het afblazen
a. Kunt u een meer precieze inschatting maken van de duur van het afblazen vóór de initiële explosie, de hoeveelheid gas die zich op het moment van de ontbranding al had verspreid, uitgaande van tenminste vijf minuten uitstroom voorafgaande aan de brand, en van de (horizontale/verticale) afstand van die verspreiding van het uitgestroomde gas? Kunt u ook aangeven hoe precies deze inschatting is door middel van een foutenanalyse? In het geval dat dit niet mogelijk is, wat is dan op basis van het beschikbare bewijs (inclusief foto’s en diagrammen) aannemelijk?
b. Is het afblazen doorgegaan nadat het uitgestroomde gas was ontbrand? Zo ja, kan dat laatste louter een gevolg zijn geweest van de ontbranding en zou het afblazen, dat dus al ten minste vijf minuten aan de gang was – indien geen ontbranding had plaatsgevonden – vanzelf weer zijn gestopt?
c. kunt u bij het voorgaande ingaan op de rapporten van de partij-experts (Angolese Havenautoriteit, Cwaves, Bullen, Biesboer en Burgoynes).
3. De rol van de verkeerde plaatsing van de reefercontainers
a. Is het meest waarschijnlijk scenario dat een vonk in/uit (één van de) reefercontainers het afgeblazen gas heeft ontstoken?
b. Zou het afblazen van het gas niet tot de plaatsgevonden explosie(s) en brand hebben geleid, indien UAL bij de stuwage van de reefercontainers de desbetreffende voorschriften van de IMDG-code in acht zou hebben genomen en/of deze containers op de daarin genoemde minimale afstand waren geplaatst mede gelet op de configuratie van de ‘UAL Antwerp’?
c. Kunt u bij de beantwoording van de voorgaande vragen ingaan op de accumulatie van gas/luchtmengsel voorafgaand aan de ontbranding, de (mate van) uitzetting van het gas/luchtmengsel, de mogelijk afnemende brandbaarheid en explosiviteit daarvan bij verdere verspreiding en het relatieve gewicht van het gas ten opzichte van de lucht (bleef het gas laag rond de containers hangen of verspreidde dit zich ook naar/over de reefercontainers)? Is sprake geweest van een aanzwellende/explosieve gaswolk, die zich uitbreidde tot deze in aanraking kwam met een vonk (waarbij niet of minder van belang was op welke afstand die vonk zich voordeed op het schip), dan wel is sprake geweest van een plaatselijke ophoping van gas tussen de reefercontainers mede gelet op de configuratie van de ‘UAL Antwerp’? In het geval u van mening zou zijn dat het gas brandbaar zou zijn ook op enige (welke?) afstand van de reefercontainers, wat is dan de waarschijnlijkheid dat het gas tot ontbranding is gekomen door een vonk elders op het schip? In het geval een vonk elders op het schip het gas heeft doen ontbranden, zou dan de fysieke schade aan de containers en het schip op de plaats van ontsteking anders zijn geweest, zo ja, hoe zou deze schade dan zijn geweest?
d. Hoe verhoudt een eventueel aanzwellende gaswolk zich tot het schadebeeld van na de eerste explosie?
4. Overige aspecten
Zijn er naar uw deskundig oordeel andere aspecten die van belang zijn voor het aanwijzen van de oorzaak van de schade?
De te benoemen deskundigen
2.5
Partijen hebben geen overeenstemming bereikt over het aantal en de persoon van de te benoemen deskundigen. Het hof ziet geen aanleiding om, zoals door partijen nog is voorgesteld, hiervoor een comparitie te gelasten. Het hof zal vooralsnog volstaan met de benoeming van twee deskundigen. Overeenkomstig het door partijen gedane voorstel worden dat
C.M.M. van der Zande(I-Tek B.V.) en
L.P. Masson(Zetetech Forensic Investigators). Beiden hebben zich desgevraagd bereid verklaard om als deskundige op te treden en in alle opzichten vrij te staan ten opzichte van partijen. Daarmee mag ervan worden uitgegaan dat zij als hun bevindingen daartoe aanleiding geven ook in het nadeel van de partij die hen heeft voorgedragen zullen berichten. Mochten de deskundigen bij aanvang of gaande hun onderzoek tot de conclusie komen dat voor een juiste of eenduidige beantwoording van de vragen aanvullende expertise nodig is dan kan op dat moment alsnog worden overgegaan tot benoeming van een derde deskundige.
2.6
Zoals in het tussenarrest van 23 april 2019 is overwogen, dient iedere partij de helft van het – nader te bepalen – voorschot van de deskundigen te voldoen.
2.7
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

3.Beslissing

Het hof:
- benoemt tot deskundigen:
C.M.M. van der Zande
[adres 1]
L.P. Masson
[adres 2]
om – gezamenlijk – een onderzoek in te stellen naar en schriftelijk bericht uit te brengen over de onder 2.4 van dit tussenarrest genoemde vragen.
bepaalt dat de deskundigen bij het verrichten van hun werkzaamheden naast de normen van hun beroepsgroep tevens de leidraad deskundigen in civiele zaken in acht dienen te nemen (een exemplaar van de leidraad zal hun in het Nederlands en het Engels worden toegestuurd);
bepaalt dat de deskundigen hun werkzaamheden niet zullen behoeven aan te vangen voordat door iedere partij de helft van het – nog te bepalen – voorschot op de kosten van het deskundigenonderzoek zal zijn gestort. Hiertoe ontvangen zij een factuur van het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak (LDCR) met betaalinstructies;
bepaalt dat dit voorschot, waarover partijen zich nog mogen uitlaten, uiterlijk vier weken na factuurdatum moet zijn voldaan;
bepaalt dat de deskundigen niet met het onderzoek zullen starten voordat de griffier heeft laten weten dat het voorschot is betaald;
bepaalt dat Airgas een kopie van het procesdossier binnen twee weken na heden aan de deskundigen ter hand zal stellen;
beveelt partijen om aan de deskundigen alle door dezen gewenste inlichtingen te verstrekken;
bepaalt dat de deskundigen tijdens het onderzoek partijen in de gelegenheid zullen stellen opmerkingen te maken en verzoeken te doen en dat daarvan uit het schriftelijk bericht zal blijken;
wijst partijen erop dat indien zij schriftelijke opmerkingen aan de deskundigen doen toekomen, daarvan terstond een afschrift aan de wederpartij dient te worden verstrekt;
bepaalt dat de deskundigen een concept-deskundigenbericht aan partijen zullen toesturen en partijen in de gelegenheid zullen stellen op dat concept te reageren alvorens een definitief bericht uit te brengen. In het definitieve deskundigenbericht zullen de deskundigen de reacties van partijen op het concept bespreken;
verwijst de zaak naar de rol van 6 april 2020 voor deskundigenbericht. Indien de deskundige(n) hun schriftelijk bericht niet vóór die datum kunnen deponeren, dienen de deskundigen uiterlijk twee weken voor deze datum aan de, hierna te noemen, raadsheer-commissaris te verzoeken om een nadere datum voor het deponeren van het deskundigenbericht, via de griffie handel van dit hof (Postbus 20302, 2500 EH Den Haag, P2-267A);
bepaalt dat de deskundigen tegelijk met dit bericht een declaratie van loon en kosten ter
griffie zullen indienen onder vermelding van de namen van partijen en het zaaknummer;
nadat de deskundigen het schriftelijk bericht hebben gedeponeerd, zal de zaak naar de rol worden verwezen voor memorie na deskundigenbericht aan de zijde van Airgas;
bepaalt dat de griffier een afschrift van dit arrest aan de deskundigen zendt;
bepaalt dat de deskundigen zich - via een e-mailbericht aan: de senior secretaris
mevrouw A.R. Vonk (a.r.vonk@rechtspraak.nl), met cc naar de wederzijdse advocaten - met vragen en opmerkingen – met inbegrip van een verzoek om/voorstel voor het inschakelen van aanvullende expertise/een derde deskundige – kunnen wenden tot mr. B.J. Lenselink, die hierbij wordt benoemd tot raadsheer-commissaris;
draagt de griffier op een afschrift van dit arrest aan de deskundigen te verzenden;
houdt iedere verdere beslissing aan;
Dit arrest is gewezen door mrs. B.J. Lenselink, J.M. van der Klooster en F.G.M. Smeele, ondertekend door de rolraadsheer mr. F.R. Salomons en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 10 november 2020 in aanwezigheid van de griffier.