ECLI:NL:GHDHA:2020:2906

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
13 oktober 2020
Publicatiedatum
1 maart 2022
Zaaknummer
2200026519
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake hennepteelt, opzettelijk aanwezig hebben van hennep en diefstal van elektriciteit

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 13 oktober 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Den Haag van 11 juli 2018. De verdachte, geboren in 1978, werd beschuldigd van hennepteelt, opzettelijk aanwezig hebben van hennep en diefstal van elektriciteit. De tenlastelegging omvatte het telen van hennepplanten in de periode van 1 september 2016 tot en met 14 maart 2017, alsook het opzettelijk aanwezig hebben van een aanzienlijke hoeveelheid hennepplanten. De verdachte heeft tijdens de zitting in hoger beroep op 29 september 2020 een bekennende verklaring afgelegd, waarin hij erkende hennepplanten te hebben geteeld en elektriciteit te hebben laten aanleggen voor dit doel.

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd. Het hof heeft de zaak behandeld en is tot de conclusie gekomen dat de eerdere beslissing van de rechtbank niet diende te worden herzien. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank bevestigd, met een aanvulling van gronden. De verdachte werd eerder veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand, met een proeftijd van twee jaar, en een taakstraf van 150 uren, subsidiair 75 dagen hechtenis. De beslissing omtrent de vordering van de benadeelde partij is ook in het vonnis waarvan beroep opgenomen.

Het hof heeft in zijn uitspraak benadrukt dat de behandeling in hoger beroep niet heeft geleid tot andere beschouwingen dan die van de eerste rechter. De uitspraak is gepubliceerd naar aanleiding van het arrest van de Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2022:9), dat samenhang vertoont met deze zaak. Het arrest is uitgesproken in aanwezigheid van de griffier en is openbaar gemaakt.

Uitspraak

Rolnummer: 22-000265-19
Parketnummer: 09-209542-17
Datum uitspraak: 13 oktober 2020
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Den Haag van 11 juli 2018 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [plaats] op [datum] 1978,
adres: [adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof op
29 september 2020.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van één maand voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en tot een taakstraf voor de duur van 150 uren, subsidiair 75 dagen hechtenis. Voorts is een beslissing genomen omtrent de vordering van de benadeelde partij, zoals nader omschreven in het vonnis waarvan beroep.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 1 september 2016 tot en met 14 maart 2017 te 's-Gravenhage opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt (in een pand aan [adres]) een groot aantal, hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij op of omstreeks 15 maart 2017 te 's-Gravenhage opzettelijk aanwezig heeft gehad in een pand aan de [adres] een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 283 hennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3.
hij die in of omstreeks de periode van 1 september 2016 tot en met 15 maart 2017 te 's-Gravenhage, althans in het arrondissement Den Haag, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid elektriciteit, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Stedin Netbeheer B.V., in elk geval aan een ander dan anderen dan aan verdachte.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd.
Het vonnis waarvan beroep
De behandeling van de zaak in hoger beroep heeft het hof niet gebracht tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van de eerste rechter, met dien verstande dat het hof in het vonnis waarvan beroep de hierna te vermelden aanvulling aanbrengt.
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep d.d. 29 september 2020 een bekennende verklaring afgelegd, inhoudende: “Ik erken dat ik in de tenlastegelegde periode een aantal hennepplanten heb geteeld en aanwezig heb gehad en dat ik daar elektriciteit voor heb laten aanleggen”.
Het vonnis waarvan beroep dient derhalve onder aanvulling van gronden te worden bevestigd.

BESLISSING

Het hof:
Bevestigt het vonnis waarvan beroep met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door mr. W.J. van Boven,
mr. J.M. Reinking en mr. Th.P.L. Bot, in bijzijn van de griffier mr. L.A. Haas.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 13 oktober 2020.
mr. J.M. Reinking is buiten staat om dit arrest mede te ondertekenen.