Uitspraak
Gerechtshof Den Haag
Arrest
[naam],
subsidiair, voor zover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
‘na de aanhouding van [verdachte 1], [verdachte 2] en [verdachte 3] in uw land i.v.m. het 100 kg heroïne, gaat het onderzoek bij ons verder. Tijdens dit onderzoek kwamen wij erachter (…):’
- [naam](destijds LO te Ankara) op 16 maart 2006, 6 juni 2006, 16 oktober 2007, 5 februari 2014, 24 februari 2014 en 9 juli 2014;
- [naam](destijds LO te Istanbul) op 16 januari 2008 en 13 november 2014;
- [naam](destijds coördinator van de CIE bij de nationale recherche) op 16 januari 2008;
- [naam](destijds specialist informatieverwerking bij de DIN) op 10 november 2014;
- [naam](destijds teamleider bij de DIN) op 1 november 2010 en 9 april 2014;
- [naam](destijds unithoofd van de DIN) op 30 mei 2007;
- [naam](inspecteur van politie) op 10 juli 2018;
- [naam](destijds chef bij het KLPD Randstad Noord) op 25 juni 2009;
- [naam](destijds teamleider politieonderzoek Benoit) op 9 april 2014;
- [naam](destijds officier van justitie bij het landelijk parket) op 26 maart 2007 en 5 februari 2014;
- [naam](destijds officier van justitie en teamleider bij het landelijk parket) op 9 juli 2007;
- [naam]op 21 december 2006 en 7 december 2009;
- [naam](destijds hoofd anti narcotica van de KOM in Ankara) op 16 januari 2008.
De verzoeken gedaan ter zitting van 15 januari 2020
1. het horen van [naam] als getuige.
2. het horen van de Nederlandse LO die het dossier van [naam] naar Nederland heeft opgestuurd.
3. de persoon die het dossier van [naam] eventueel heeft vernietigd en/of daartoe opdracht heeft gegeven.
4. een onverkorte kopie van de usb-stick met het zaaksdossier Benoit.
Het verzoek het papieren zaaksjournaal aan het dossier toe te voegen wordt afgewezen, aangezien dit journaal niet meer bestaat en dus onmogelijk is.
de persoon die het papieren zaaksjournaal heeft vernietigden de persoon die daartoe opdracht heeft gegeven te doen horen als getuigen
worden afgewezen, omdat de noodzaak daartoe niet is gebleken gelet op de onder f weergegeven bevindingen. Niet valt in te zien dat het horen van deze persoon van belang is voor enige in het kader van de artikelen 348 en 350 Wetboek van Strafvordering te beantwoorden vragen.