ECLI:NL:GHDHA:2020:2841

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
8 april 2020
Publicatiedatum
14 juni 2021
Zaaknummer
200.257.719/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herstel van partneralimentatie en kennelijke fout in draagkrachtberekening

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 8 april 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek tot herstel van de partneralimentatie. De man, vertegenwoordigd door advocaat mr. M.C. Carli-Lodder, verzocht om verbetering van een eerdere beschikking van 29 januari 2020, waarin een kennelijke fout was gemaakt in de draagkrachtberekening. De man stelde dat hij, na aftrek van de kinderalimentatie, slechts € 299,- beschikbaar had voor partneralimentatie, terwijl in de beschikking abusievelijk een bedrag van € 1.179,- was vermeld. De vrouw, vertegenwoordigd door advocaat mr. G.N. Sanders, verzette zich tegen het verzoek om herstel en stelde dat zij op andere gronden tot een hoger bedrag aan partneralimentatie kwam.

Het hof heeft vastgesteld dat de eerdere beschikking inderdaad een kennelijke fout bevatte en dat deze fout eenvoudig hersteld kon worden. De combinatie van raadsheren die de mondelinge behandeling had geleid, was niet meer compleet door het vertrek van een raadsheer vanwege de wettelijke leeftijdgrens. Het hof heeft daarom mr. P.B. Kamminga toegevoegd aan de combinatie. Na beoordeling van de argumenten van beide partijen heeft het hof besloten de draagkracht van de man te herzien naar € 619,- bruto per maand, en de partneralimentatie dienovereenkomstig te verlagen. Het hof heeft de verzoeken van partijen over andere punten afgewezen, omdat deze niet als kennelijke fouten konden worden aangemerkt.

De uitspraak is openbaar gedaan en de verbeterde beschikking zal worden vastgelegd in de minuut van de eerdere beschikking. De partijen zijn verplicht om de eerder verstrekte afschriften aan de griffier te retourneren. De beslissing is genomen door de rechters A. Zonneveld, P.B. Kamminga en M.Th. Linsen-Penning de Vries, met mr. M.M. Rasmijn als griffier.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht
Uitspraak : 8 april 2020
Zaaknummer : 200.257.719/01
Rekestnummer rechtbank : FA RK 18-3280
Zaaknummer rechtbank : C/09/552635
[appellant] ,
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de man,
advocaat mr. M.C. Carli-Lodder te 's-Gravenhage,
tegen
[geïntimeerde] ,
wonende te [woonplaats] ,
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat mr. G.N. Sanders te Utrecht.
beslissing op verzoek ex artikel 31 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv)
Het hof heeft in de zaak op 29 januari 2020 een beschikking gegeven.
Het hof heeft kennis genomen van een verzoek van mr. Carli-Lodder bij e-mailbericht van 5 februari 2020 namens de man tot verbetering van deze beschikking. De man voert aan dat uit de door het hof gemaakte draagkrachtberekening blijkt dat de man beschikbaar zou hebben voor kinder- en partner alimentatie een bedrag van € 1.179,-. Na aftrek van de kinderalimentatie van € 880,- zou de berekende ruimte voor partneralimentatie dan nog maar € 299,- zijn. Gebruteerd komt dit neer op € 619,- volgens de berekening en dus niet € 1.179,-.
De vrouw is in de gelegenheid gesteld op dit verzoek te reageren. Bij brief van 11 februari 2020 heeft mr. Sanders namens de vrouw verklaard dat zij zich verzet tegen het wijzen van een herstelbeschikking. Mr. Sanders heeft het hof bij dit bericht ook bericht dat zij op andere gronden op een ander, hoger, bedrag aan partneralimentatie uitkomt.
Mr. Carli-Lodder heeft bij e-mailbericht van 27 februari 2020 gereageerd op de brief van mr. Sanders. Bij dit e-mailbericht heeft zij het hof bericht dat zij, naar aanleiding van hetgeen mr. Sanders naar voren heeft gebracht, op andere gronden tot de conclusie komt dat de man geen draagkracht heeft voor het voldoen enig bedrag aan partneralimentatie. Zij verzoekt het hof een herstelbeschikking af te geven met inachtneming van hetgeen zij naar voren heeft gebracht. Voor zover het hof van oordeel is dat het herstellen van de draagkrachtberekening niet zou vallen onder een kennelijke fout zoals bedoeld in art. 31 Rv, verzoekt zij het hof om een herstelbeschikking af te geven waarbij de beschikking van 29 januari 2020 wordt gewijzigd met betrekking tot het daarin genoemde bedrag aan partneralimentatie van € 1.179,- bruto per maand, naar € 619,- bruto per maand, omdat het aantoonbaar een kennelijke verschrijving is omdat het bedrag dat is genoemd in de beschikking volgt uit post 140 terwijl het bedrag dat in de beschikking vermeld had moeten worden als zijnde alimentatie uit de berekening volgt bij post 144.
Het hof merkt op dat partijen beiden zijn geïnformeerd over het feit dat een van de raadsheren ten overstaan van wie de mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden, niet langer werkzaam is bij (de afdeling civiel recht van) het gerechtshof Den Haag vanwege het bereiken van de wettelijke leeftijdgrens. Dit heeft tot gevolg dat de beschikking inzake het verzoek ex artikel 31 Rv niet kan worden gewezen door de combinatie van raadsheren ten overstaan van wie de mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden en die de uitspraak heeft gewezen. Gezien het verzoek wat voorligt en dat geen ruimte laat voor/aanleiding geeft tot een nieuwe behandeling heeft het hof gekozen voor de volgende oplossing. De oudste raadsheer van de oorspronkelijke combinatie, mr. A. Zonneveld, is bij deze beslissing op het verzoek als voorzitter opgetreden en mr. P.B. Kamminga is aan de combinatie toegevoegd.
Het hof stelt het geheel overziende vast dat voor wat betreft de vaststelling van de door de man aan de vrouw te betalen partneralimentatie sprake is van een kennelijke fout die zich voor eenvoudig herstel leent, aangezien het hof in de beschikking abusievelijk het verkeerde bedrag uit de berekening heeft overgenomen in de (tekst van de) beschikking. Het hof is van oordeel dat hetgeen partijen voor het overige over en weer hebben aangevoerd niet is aan te merken als een kennelijke fout die zich voor eenvoudig herstel leent maar als een heropening van het gehele debat en zal de verzoeken van partijen over en weer dienaangaande dan ook afwijzen.
Het hof beslist als volgt:
het hof bepaalt dat waar:
“5.13 Gelet op het vooroververwogene becijfert het hof de draagkracht van de man op afgerond € 1.179,- bruto per maand. Daaruit volgt dat de man onvoldoende draagkracht heeft om de overeengekomen partneralimentatie, € 1.362,- per maand, te blijven voldoen. Het hof zal het verzoek van de man dan ook deels toewijzen.”
staat, dit wordt gewijzigd in:
“5.13 Gelet op het vooroververwogene becijfert het hof de draagkracht van de man op afgerond € 619,- bruto per maand. Daaruit volgt dat de man onvoldoende draagkracht heeft om de overeengekomen partneralimentatie, € 1.362,- per maand, te blijven voldoen. Het hof zal het verzoek van de man dan ook deels toewijzen.”
Het dictum komt dan in plaats van:
“bepaalt - met wijziging in zoverre van de beschikking van de rechtbank Den Haag van 28 oktober 2015 en het daaraan gehechte convenant en ouderschapsplan - de door de man aan de vrouw te betalen bijdrage in haar kosten van levensonderhoud op € 1.179,- per maand, vanaf heden telkens bij vooruitbetaling te voldoen;”
als volgt te luiden:
“bepaalt - met wijziging in zoverre van de beschikking van de rechtbank Den Haag van 28 oktober 2015 en het daaraan gehechte convenant en ouderschapsplan - de door de man aan de vrouw te betalen bijdrage in haar kosten van levensonderhoud op € 619,- per maand, vanaf heden telkens bij vooruitbetaling te voldoen;”
bepaalt dat deze verbetering met vermelding van de dag van deze uitspraak op de minuut van voornoemde beschikking wordt gesteld;
beveelt afgifte van de met inachtneming van deze beslissing verbeterde authentieke afschriften van de voornoemde beschikking;
bepaalt dat partijen de eerder verstrekte afschriften, opgemaakt in executoriale vorm, binnen twee weken na heden aan de griffier doen toekomen;
wijst af hetgeen partijen over en weer voor het overige hebben verzocht.
Deze beschikking is gegeven door mrs. A. Zonneveld, P.B. Kamminga en M.Th. Linsen-Penning de Vries, bijgestaan door mr. M.M. Rasmijn als griffier, en is op 8 april 2020 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.